Op 10 februari 2023 deed de Hoge Raad een uitspraak in een zaak waarin ouders van hun in een zorginstelling omgekomen zoon inzage vroegen in het op dat overlijden betrekking hebbende onderzoek.1 Deze uitspraak heeft in de (rechts)praktijk tot verwarring en onduidelijkheid geleid. De uitspraak roept namelijk de vraag op of het aan patiënten en hun naasten verstrekken van calamiteitenrapportages, in veel zorginstellingen een al lang bestaande praktijk, kan worden gecontinueerd.
In deze zaak draait het om enkele bepalingen uit de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). In deze wet is een regeling opgenomen met betrekking tot incidenten in de gezondheidszorg. Zorgaanbieders die onder de Wkkgz vallen behoren gemelde incidenten intern te analyseren, met het oog op noodzakelijke aanpassingen van het kwaliteitsbeleid. Om te bevorderen dat zorgverleners binnen hun instelling incidenten daadwerkelijk melden, bepaalt artikel 9 lid 6 Wkkgz dat een dergelijke melding in beginsel niet mag worden gebruikt als bewijs in een juridische procedure tegen de melder. Er is dus sprake van ‘veilig melden’. Als het gaat om ernstige incidenten, die in de wet calamiteiten worden genoemd, gelden aanvullende regels. Artikel 11 Wkggz bepaalt dat een zorgaanbieder calamiteiten dient te melden bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). De zorgaanbieder onderzoekt vervolgens de calamiteit zelf. Dat leidt tot een zogenaamde calamiteitenrapportage, die door de zorgaanbieder naar de IGJ wordt gestuurd. Om ernstige incidenten en calamiteiten te onderzoeken bestaan verschillende methoden, waarvan PRISMA en SIRE de bekendste zijn. Een calamiteitenrapportage bestaat in overwegende mate uit de uitkomsten van zo’n PRISMA- of SIRE-onderzoek.
Verzoek om PRISMA-onderzoek
In de zaak waarop de uitspraak van de Hoge Raad betrekking heeft verzochten de ouders om het PRISMA-onderzoek naar aanleiding van het overlijden in de zorginstelling van hun zoon. Dit verzoek werd in drie instanties afgewezen. In navolging van rechtbank en hof oordeelt ook de Hoge Raad dat een PRISMA-onderzoek onder de ‘veilig melden’-regeling van artikel 9 lid 6 Wkkgz valt, ook als het gaat om een incident dat tevens een bij de IGJ te melden calamiteit is. Die onderzoeken, zo redeneert de Hoge Raad, vinden plaats in het kader van het kwaliteitsbeleid van de zorgaanbieder en behoeven vanwege artikel 9 lid 6 niet te worden verstrekt aan de patiënt of diens naasten. Hun recht op informatie is te vinden in artikel 10 lid 3 Wkkgz, waarin bepaald wordt dat de patiënt en diens naasten recht hebben op informatie over de aard en toedracht van incidenten met merkbare gevolgen. Tot analyserapporten naar aanleiding van een (ernstig) incident strekt het in artikel 10 lid 3 genoemde recht zich naar de mening van de Hoge Raad niet uit (overweging 3.5.2). Ter onderbouwing verwijst de Hoge Raad naar een algemene passage uit de Kamerstukken betreffende artikel 10 lid 3 Wkkgz.2
Vallen calamiteiten onder de ‘veilig melden’-regeling?
Concludeert de Hoge Raad terecht dat de ‘veilig melden’-regeling van artikel 9 lid 6 Wkkgz ook betrekking heeft op incidenten die tevens een calamiteit zijn en dat derhalve analyserapporten ter zake niet voor de patiënt en diens naasten ter inzage zijn? Om met het laatste te beginnen: artikel 9 lid 6 Wkkgz heeft blijkens de parlementaire geschiedenis betrekking op de interne incidentenregisters van zorgaanbieders. De Hoge Raad schaart daar ook analyserapporten onder, zoals een PRISMA-onderzoek. Het is maar de vraag of de wetgever dat zo bedoeld heeft. Daarnaast is het zo dat artikel 9 lid 6 Wkkgz de toepasselijkheid van de ‘veilig melden’-regeling op calamiteiten lijkt uit te sluiten, door te bepalen dat gegevens betreffende intern gemelde incidenten door artikel 9 lid 6 beschermd worden, ‘behoudens die met betrekking tot een calamiteit’. Over die zinsnede merkt de Hoge Raad op dat deze alleen betrekking heeft op situaties waarin de werkgever of de IGJ naar aanleiding van een opzettelijke fout of grove nalatigheid maatregelen wil treffen. De Hoge Raad ziet in de parlementaire geschiedenis van de Wkggz aanknopingspunten voor een dergelijke clauselering van het in artikel 9 lid 6 genoemde ‘behoudens’.3 Naar mijn mening is dat niet juist. De parlementaire stukken bevatten ook passages waarin het ‘behoudens’ van artikel 9 lid 6 veel breder wordt uitgelegd:
‘(…) gegevens uit de registers [mogen] niet worden gebruikt voor het nemen van maatregelen tegen betrokkenen (…), behalve wanneer het een calamiteit betreft.’4
Zonder beperking tot opzettelijke fouten of grove nalatigheid.
Ontwikkelingen in de praktijk
In de praktijk zijn de Wkkgz-bepalingen de afgelopen jaren zo uitgelegd dat calamiteiten en de daarop betrekking hebbende rapportages niet onder de ‘veilig melden’-regeling van artikel 9 lid 6 Wkkgz vallen. Deze interpretatie sloot aan bij een praktijk waarin zorgaanbieders er steeds vaker toe overgingen de aan de IGJ te zenden calamiteitenrapportage ook te verstrekken aan de patiënt of diens naasten. In het ziekenhuis waarin ik zelf als jurist werkzaam ben, het AUMC, is dit al meer dan tien jaar vast beleid. In het kader van het OPEN-project, een samenwerkingsverband van ziekenhuizen en onderzoekers, werd in 2019 een kennisdocument opgesteld over het delen van calamiteitenrapportages met patiënten en hun naasten.5 Het gaat om een ontwikkeling die logisch voortvloeit uit de toenemende roep om openheid over incidenten en fouten in de gezondheidszorg en die recent ook is vastgelegd in de nieuwe versie van de Gedragscode openheid medische incidenten; betere afwikkeling medische aansprakelijkheid (GOMA 2022). Aanbeveling 11 van deze breed gedragen en frequent door tuchtcolleges als toetsingskader gehanteerde gedragscode luidt:
‘De zorgaanbieder biedt de patiënt aan het calamiteitenrapport betreffende een op de patiënt betrekking hebbende calamiteit samen te bespreken; de patiënt ontvangt desgewenst een schriftelijke samenvatting van het rapport.’
Er is overigens nog een ander argument voor een dergelijke norm, namelijk dat de voorwaarden die de IGJ aan een PRISMA- of SIRE-onderzoek stelt inhouden dat de patiënt of diens naasten bij het onderzoek worden betrokken en in dat kader worden gehoord. Ook om die reden is maar moeilijk te verdedigen dat de patiënt of diens naasten de uiteindelijke onderzoeksrapportage, al dan niet samengevat, niet zouden mogen inzien.
Heeft de Hoge Raad in de uitspraak van 10 februari 2023 de bepalingen van Wkkgz juist toegepast, door te oordelen dat ook op calamiteiten betrekking hebbende onderzoeksrapportages voor de patiënt of diens naasten niet ter inzage zijn en dat hun informatierechten zich beperken tot hetgeen is geregeld in artikel 10 lid 3 Wkkgz? Met advocaat-generaal Wesseling-Van Gent, die concludeerde tot vernietiging van het arrest van het hof in deze zaak, meen ik van niet. Als geconcludeerd zou kunnen worden dat de passages in de parlementaire stukken ambigue zijn en wel enige steun geven aan de door de Hoge Raad gekozen benadering, komt de volgende vraag op: is het maatschappelijk aanvaardbaar dat een betrokkene (patiënt of naasten) niet wordt geïnformeerd over het onderzoek naar een op hem of haar betrekking hebbende ernstige gebeurtenis? Een calamiteit wordt in artikel 1 lid 1 Wkkgz immers gedefinieerd als:
‘een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de zorg en die tot de dood van een cliënt of een ernstig schadelijk gevolg voor een cliënt heeft geleid’.
Het is niet meer van deze tijd om te redeneren dat een analyserapport betreffende een dergelijke gebeurtenis uitsluitend en alleen wordt gemaakt ten behoeve van het interne kwaliteitsbeleid van een zorgaanbieder. Het gaat ook om een rapport waarmee verantwoording moet worden afgelegd aan het slachtoffer van een calamiteit of aan diens nabestaanden, dit in aanvulling op het algemene informatierecht over incidenten als geregeld in artikel 10 lid 3 Wkkgz.
Conclusie
De PRISMA-uitspraak van de Hoge Raad sluit niet aan bij recente rechtsontwikkelingen. Deze uitspraak zou zorgaanbieders ertoe kunnen brengen een einde te maken aan de al lange tijd bestaande, en steeds omvangrijker wordende praktijk om de patiënt of diens naasten inzage te geven in een op een PRISMA- of SIRE-onderzoek gebaseerde calamiteitenrapportage of een samenvatting daarvan. Dat zou een ferme stap terug betekenen in het bereiken van openheid over medische incidenten en fouten. Het is veel beter om de lijn te blijven volgen van het OPEN-kennisdocument uit 2019 en aanbeveling 11 van de GOMA 2022.
Afbeelding: Pixabay
Voetnoten
1 HR 10 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:202.
2 Kamerstukken I 2013/14, 32402, I, p. 32-33.
3 De Hoge Raad verwijst naar Kamerstukken II 2009/10, 32402, nr. 3, p. 46.
4 Kamerstukken II 2009/10, 32402, nr. 3, p. 110.
5 openindezorg.nl/wp-content/uploads/2019/05/Kennisdocument-calamiteiten-delen-dd-mei-2019.pdf.