Goederen die in de Europese Unie (EU) worden ingevoerd, zijn onderworpen aan invoerrechten, welke een bron van inkomsten zijn voor de EU, maar ook kunnen ook worden gebruikt als protectionistische maatregel. Om het bedrag aan invoerrechten vast te stellen dat moet worden betaald, moet de classificatiecode, de GN code van een product worden bepaald via tariefindeling. Aangezien invoerrechten in feite kosten zijn voor bedrijven, moeten met oog op de rechtszekerheid de regels voor de belastingbetalers duidelijk en nauwkeurig zijn, zodat deze ondubbelzinnig weten wat hun rechten en plichten zijn en dienovereenkomstig stappen kunnen ondernemen. Het gemeenschappelijk douanetarief van de EU omvat onder andere de Gecombineerde Nomenclatuur (GN), een lange lijst met omschrijvingen van goederen en codes (GN-codes). De GN-codes gaan vergezeld van het conventionele of normale autonome invoerrecht dat van toepassing is. De GN is gebaseerd op het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, beter bekend als het ‘geharmoniseerde systeem’, dat wordt beheerd door de Werelddouaneorganisatie.
Het gemeenschappelijk douanetarief van de Europese douane-unie dient uniform te worden toegepast. De gelaagde aard van de tariefindelingsregels en de grote verscheidenheid aan indelingscodes (meer dan 10.000 GN-codes) vormen een uitdaging om uniformiteit in de hele EU te bereiken. De uniformiteit staat ook onder druk omdat de betrokken belanghebbenden, de EU, de Lidstaten en de handelaars uiteenlopende belangen en standpunten kunnen hebben met betrekking tot de juiste GN-code. Tegelijkertijd zijn zij verplicht de GN op dezelfde manier te interpreteren en toe te passen, wat leidt tot maatregelen op EU-niveau om de uniformiteit te bevorderen. Samen kunnen deze factoren de overvloed aan wet- en regelgeving verklaren over alle lagen van de tariefindeling die in de EU worden gebruikt en kan daarom als complex worden beschouwd. Het is niet ongebruikelijk dat er onzekerheid bestaat over wat de juiste GN-code van een product is, hetgeen in strijd kan zijn met het beginsel van rechtszekerheid. Het onderzoek van Emma van Doornik is gebaseerd op de hypothese dat er verschillende situaties zijn bij de toepassing van de tariefindelingsregels in de EU, waarin ten onrechte meer belang wordt gehecht aan uniformiteit dan aan rechtszekerheid.
Het onderzoek bevestigd deze hypothese gedeeltelijk en sommige inbreuken van de rechtszekerheid kunnen naar Van Doorniks mening als onevenredig worden beschouwd. Een voorbeeld is de mogelijk verlengde termijn voor de navordering van invoerrechten die door de Lidstaten kan worden gebruikt in geval van een wijziging in de interpretatie van de GN, welke interpretatie in bepaalde gevallen met terugwerkende kracht wordt toegepast. Daarnaast toont dit onderzoek vooral de complexiteit van tariefindeling van goederen in de GN door de overvloed aan bronnen voor tariefindeling, de soms verwarrende toepassing van deze bronnen en een gebrek aan toegankelijkheid van deze bronnen. Bovendien is er door deze onzekerheid een gebrek aan uniformiteit, omdat de regels die moeten worden gevolgd onduidelijk, onbetrouwbaar en ondoorzichtig zijn, wat kan leiden tot verschillende interpretaties van dezelfde regels door verschillende belanghebbenden. In plaats van alleen te kijken naar het vergroten van de uniformiteit, kan volgens Van Doornik beter worden gekeken naar het vergroten van de rechtszekerheid. Naarmate de rechtszekerheid toeneemt, zal ook de uniformiteit toenemen. In die zin zijn uniformiteit en rechtszekerheid twee kanten van dezelfde medaille.
Echter, ook al zouden de diverse aanbevelingen worden geïmplementeerd en de rechtszekerheid en uniformiteit vergroot, dan nog kan een discussie over de juistheid van een tariefindeling ontstaan. Dan is het van belang dat een belanghebbende toegang heeft tot de rechter en een uitspraak van de rechter effectief is, hetgeen niet altijd het geval is doordat de procedures erg lang kunnen duren en de uitspraak van een rechter niet zeer effectief is. Daarom wordt het proefschrift afgesloten met twee meer specifieke aanbevelingen ter vergroting van de zogenaamde ‘taxpayers’ rights’.
Promotores: prof. dr. Hans van den Hurk en prof. dr. Ad van Doesum.
Emma Martina van Doornik
Are uniformity and legal certainty in EU tariff classification really two sides of the same coin?