In december 1993 was ik in gezelschap van een aantal advocaten uit verschillende Europese landen in Diyarbakir, de belangrijkste Koerdische stad in Oost-Turkije. Doel van de reis was trachten door onze aanwezigheid enige invloed uit te oefenen op de manier waarop de Turkse staat zou omspringen met zestien advocaten die daar waren opgepakt en vervolgd zouden worden voor schimmige delicten en fictieve feiten, in feite neerkomend op steun aan de PKK.
De ware reden van hun arrestaties was gelegen in het feit dat zij als advocaten mensen van de PKK verdedigden. De jaren negentig staan in Turkije bekend als de periode waarin de onderdrukking van de Koerden op zijn hevigst was. In het zuidoosten woedde de facto een burgeroorlog. De noodtoestand was van kracht met alle juridische implicaties van dien in een land waar ook in vredesomstandigheden burgerrechten maar zeer matig beschermd werden.
Een van de maatregelen die stelselmatig werden genomen in die periode was het in brand steken van Koerdische dorpen, die terecht of ten onrechte gezien werden als broeinesten van de PKK. Zo werden de dorpelingen gedwongen naar de grote steden te verhuizen, waar zij niets te zoeken hadden maar verspreid en verdeeld zouden raken en politiek uitgerangeerd. En bovenal was het de tijd van de politieke moorden door ‘onbekende daders’.
In die periode was er voor de Turkse Koerden één officiële instelling waar zij vertrouwen in hadden: de (toen nog) Europese Commissie voor de Rechten van de Mens. In Straatsburg werd men overspoeld met klachten uit Turkije, vooral van Koerden en heel veel daarvan werden gegrond verklaard. Omdat naar klachten over mensenrechtenschendingen in Turkije nauwelijks of niet onderzoek werd gedaan , zag de ECRM zich regelmatig genoodzaakt een fact finding missie te sturen als antwoord op het verweer van de staat dat de nationale rechtsmiddelen niet waren uitgeput. De delegaties die die onderzoeken uitvoerden brachten de ECRM dicht bij de mensen en waren ongekend populair.
Van de advocaten die in de winter van 1993 vast waren genomen werd een aantal ondervraagd over klachten die zij bij de Straatsburgse instanties hadden ingediend namens Koerden wegens onrecht hen aangedaan door de staat voor het feit dat zij Koerd waren en dat wilden weten.
Een van de prominente jonge advocaten die vooral om die reden was vastgenomen (en gemarteld) was Tahir Elçi. Procesdossiers van lopende zaken bij de ECRM en het EHRM waren op zijn kantoor in beslag genomen, onder meer een dossier van ontruimde dorpsbewoners. De advocaten die toen zo schandalig behandeld werden vanwege de manier waarop zij hun praktijk uitoefenden hebben na hun vrijlating ook voor zichzelf een klacht bij de Europese Commissie ingediend, die heeft geleid tot een veroordeling van Turkije1 wegens schending van artikel 3 EVRM (marteling, waarnaar bovendien geen onderzoek werd gedaan), artikel 5 EVRM (onwettige detentie) en artikel 8 EVRM (onwettige inbeslagneming).
Nadat Erdogan in 2003 met zijn Islamitische AK-partij aan de macht was gekomen verbeterde de situatie van de Koerden aanvankelijk: er werd onderhandeld met PKK-leider Öcalan in de gevangenis en er was een wapenstilstand in het zuidoosten. En er zou op de politiebureaus niet meer gemarteld worden, al wordt dat ook ontkend. Laten we het erop houden dat er minder gemarteld wordt. Overigens moet die verbetering niet overdreven worden, er wordt bijvoorbeeld sinds jaar en dag nog steeds een groot aantal Koerdische advocaten vervolgd vanwege hun beroepsuitoefening. Als gevolg van de huidige problemen in het Midden-Oosten is echter ook het staakt-het-vuren voorbij en is het in het zuidoosten weer feitelijk oorlog.
Onder andere advocaten doen wanhopige pogingen om de mensen op te roepen de conflicten vreedzaam uit te vechten. Zo riep de deken van de orde van advocaten van Diyarbakir op zaterdag 28 november 2015 tijdens een persconferentie op straat op om in ieder geval bij de confrontaties enig respect op te brengen voor de monumenten in de stad. Het was Tahir Elçi 22 jaar later, nog steeds mensenrechtenadvocaat voor de Koerden. Hij werd tijdens zijn oproep door het hoofd geschoten. Onduidelijk door wie maar er waren wel agenten in burger met getrokken pistolen in de buurt.
Bij zijn begrafenis waren tienduizenden aanwezig (NRC Handelsblad 30 november 2015) en op veel plaatsen in Turkije is het onrustig geworden naar aanleiding van het nieuws van de moord. Het is de vraag of de dader ooit gevonden wordt, dat lukt nooit zo goed in Turkije.
Intussen deed de EU op de dag van de moord allerlei toezeggingen aan Turkije in ruil voor een andere benadering van de vluchtelingenstroom uit Syrië. Heropening van de toetredingsonderhandelingen tot de EU is de toezegging waarmee Erdogan nu goede sier maakt in eigen land.
1. EHRM 13 november 2003, appl. Nr. 23145/93 and 25091/94 (Elçi and others vs. Turkey).
Afbeelding: Cihan