In het proefschrift van Michael de Groot onderzoekt hij hoe de bevoegdheidsverdeling is tussen de overheid en woningcorporaties en hoe invulling wordt gegeven aan ‘het belang van de volkshuisvesting’, dat in de Woningwet een centraal begrip vormt. De Groot onderzoekt welk (impliciet) kader door de wetgever wordt gevormd om te bepalen of woningcorporaties aan de gestelde norm voldoen. Hiervoor gebruikt hij ‘de beleidsketen’ als concept. Die keten kent een aantal schakels, die van normstelling en beleid, schakelen naar de uitvoering en verantwoording, waarna toezicht en eventueel handhaving door de overheid volgen. Hierbij maakt hij onderscheid tussen ‘aansturing’ door de overheid aan het begin van de beleidsketen, ten behoeve van de uitvoering van wettelijke taken en beleidskeuzes van de overheid enerzijds. En ‘bijsturen’ aan het einde van de beleidsketen anderzijds. Het normatieve kader dat aan het begin van de beleidsketen worden gevormd met wet- en regelgeving en beleidskeuzes licht hij in het bijzonder uit. Deze eerste schakel van de beleidsketen is van groot belang voor de volgende schakels en de diverse actoren in de beleidsketen. Wordt in deze schakel een duidelijk normatief kader gevormd, dan is dat nuttig voor de rest van de beleidsketen. Ermee wordt tegemoet gekomen aan diverse beginselen, zoals die van effectiviteit, efficiëntie, rechtszekerheid en consistentie. De Groot concludeert echter dat het gevormde kader – het ‘volkshuisvestelijke kader’ – moeilijk bepaalbaar is. De deelschakels van de eerste schakel (die van de normstelling en beleid) liggen niet goed met elkaar in lijn.
De Groot bekijkt ‘het belang van de volkshuisvesting’ en de bijbehorende (deel)schakels van de beleidsketen vanuit diverse invalshoeken. Het proefschrift begint met een algemeen deel dat de basis legt voor het onderzoek en dat de centrale begrippen behandelt, alsmede de relevante ontwikkelingen in en rond de Woningwet. Tevens wordt een vergelijking gemaakt met het omgevingsrecht. In deel twee beschouwt De Groot de invloed van het recht van de Europese Unie op het volkshuisvestingsrecht, met vooral een focus op het staatssteunrecht en diensten van algemeen economisch belang. Het derde deel kent de invalshoek van de overheid die corporaties aan- en bijstuurt. De Groot constateert een aantal knelpunten en spanningsvelden. Het vierde deel heeft de invalshoek van woningcorporaties. Ook daarbij constateert hij knelpunten en spanningsvelden. Het laatste deel beschouwt de rol van de wetgever. De Groot past de onderzoeksresultaten toe op de wijze van wet- en regelgeving. Hij bekijkt of een effectiever en efficiënter stelsel denkbaar is. Vervolgens formuleert hij zestien aanbevelingen voor de wetgever. Het afsluitende deel beschrijft een pendule-effect in het volkshuisvestingsrecht door de laatste decennia heen aangaande diverse onderwerpen, zoals van rekkelijke naar strikte regelgeving en weer naar rekkelijk. Ook past hij de onderzoeksresultaten toe op een recent wetsvoorstel (de Wet versterking regie volkshuisvesting). Aangaande dat wetsvoorstel constateert hij dat het goede elementen kent, die aansluiten bij enkele van zijn eigen constateringen, maar ook dat met het wetsvoorstel het risico van nieuwe spanningsvelden en knelpunten ontstaat.
De Groot is op 29 november 2024 gepromoveerd aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de VU. Promotoren waren: prof. mr. Frank van Ommeren en prof. mr. Elies Steyger.
Michael de Groot
In het belang van de volkshuisvesting. De bevoegdheidsverdeling tussen overheid en woningcorporaties
Instituut voor Bouwrecht (IBR), 2024, Monografieën Bouwrecht, deel 45, 897 p., € 74,50
ISBN 978 94 6315 101 6