Het vertrouwensbeginsel ‘nieuwe’ stijl

Lees hier de scriptie Het vertrouwensbeginsel ‘nieuwe’ stijl van Nathalie Niederer (masterscriptie Staats- en bestuursrecht, Maastricht University, begeleider: Ellen Hardy, beoordeling: 8.5).

Sinds de Amsterdamse dakopbouw-uitspraak van 29 mei 2019 hanteert de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een soepeler jurisprudentielijn wanneer een rechtzoekende een beroep doet op het vertrouwensbeginsel. Deze versoepeling is ingegeven vanuit het streven naar een burgervriendelijk en responsief bestuursrecht.

De beoordeling van het vertrouwensbeginsel geschiedt aan de hand van een driestappenplan. Het onderzoek is met name gericht op de tweede stap: de vraag of en wanneer een onbevoegde toezegging aan het bevoegde orgaan kan worden toegerekend. Bij deze stap overweegt de Afdeling dat minder nadruk moet worden gelegd op de precieze bevoegdheidsverdeling in het bestuursrecht.

Uit Afdelingsjurisprudentie ná de Amsterdamse dakopbouw-uitspraak blijkt echter dat deze versoepeling is beperkt tot onbevoegde toezeggingen binnen de uitvoerende macht; bij een bevoegdheidsgebrek over de grenzen van machtenscheiding (een zogenoemd trias-overschrijdend bevoegdheidsgebrek) overweegt de Afdeling dat grote terughoudendheid moet worden betracht bij het toerekenen van een toezegging door bijvoorbeeld B&W aan het bevoegde orgaan, zoals de gemeenteraad. De Afdeling lijkt deze overweging te hebben gebaseerd op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad over onbevoegde toezeggingen in het civiele recht.

Volgens de auteur zijn bij deze inspiratie uit het civiele recht kanttekeningen te plaatsen. Zij doet daarom twee aanbevelingen om het bestuursrecht in de situatie van een trias-overschrijdend bevoegdheidsgebrek daadwerkelijk burgervriendelijker te maken: de bestuursrechter zou de maatstaf van ‘grote terughoudendheid’ kunnen loslaten en daarnaast zou de toegang tot de bestuursrechtelijke schadevergoedingsprocedure kunnen worden verruimd.

Afbeelding: pixabay.com

Over de auteur(s)