Het opzetbegrip en de juridische taalgemeenschap

Lees hier de scriptie De betekenis van het opzetbegrip voor de juridische taalgemeenschap. Een studie naar de betekenis van normatief en psychisch opzet in het licht van Wittgensteins taalfilosofie van Roderik Otten (Masterscriptie Strafrecht, Open Universiteit, beoordeling: 9, begeleider: prof. dr. mr. Joep Simmelink)

Sinds jaar en dag is er binnen de rechtsgeleerdheid een discours gaande over de betekenis van opzet in het strafrecht. De strijdvraag gaat over of opzet normatief of psychisch is. Normatief betekent dat de betekenis van de gedraging afhangt van de intentionaliteit die met de gedraging, binnen een sociaal-ethisch referentiekader, wordt uitgedrukt. Psychisch opzet betekent dat de dader ook subjectief het strafbaar gevolg heeft gewild. Het probleem van psychisch opzet is dat het niet direct waarneembaar is. Het interne moeten we daarom afleiden uit het externe. Maar wat kan er precies uit het externe afgeleid worden, hoe bepalen we dat? De normativisten stellen dat we nooit met zekerheid het interne kunnen vaststellen, derhalve is opzet vooral een sociaal fenomeen. De subjectivisten stellen dat we prima, met voldoende zekerheid, in staat zijn de taal van gedrag te begrijpen en daarom het interne wel uit het externe kunnen afleiden. Aan de hand van Wittgensteins taalfilosofie heeft Roderik Otten deze zekerheidskwestie onderzocht en is tot de volgende conclusie gekomen: de betekenisverlening aan opzet is normatief, maar de betekenis van opzet is psychisch.

 

Aan de hand van Wittgensteins taalfilosofie heeft Roderik Otten de zekerheidskwestie over opzet in het strafrecht onderzocht

 

Afbeelding: Pixabay

Over de auteur(s)