Het Maastrichtse model van transnationale betrekkingen

Een kwart eeuw na de inwerkingtreding ervan begint de diepere betekenis van het Verdrag van Maastricht langzaam duidelijk te worden. Het verdrag werd door de ondertekenaars gezien als een instrument om de interne markt af te ronden en een Economische en Monetaire Unie tot stand te brengen. Een decennium later werd de invoering van het burgerschap van de Unie als de belangrijkste vernieuwing beschouwd en nu treedt aan het licht dat het verdrag de basis voor een nieuw stelsel van internationale betrekkingen legt.

Tot voor kort werd ervan uitgegaan dat betrekkingen tussen staten beheerst worden door het stelsel van de Verenigde Naties. Dat stelsel heeft een lange traditie, die terug gaat naar het einde van de Middeleeuwen en het begin van de moderne tijd. De kenmerken van dit zogenoemde Westfaalse systeem van internationale betrekkingen zijn dat staten soeverein zijn, geen hoger gezag hoeven te erkennen en geen inmenging in hun interne aangelegenheden hoeven te dulden. In dit systeem werd oorlog naar het bekende woord van Von Clausewitz gezien als de ‘voortzetting van diplomatie met andere middelen’.

Een consequentie van dit Westfaalse denken voor het na de Tweede Wereldoorlog op gang gekomen proces van Europese integratie was dat de oorspronkelijke Gemeenschappen en de latere Unie zich ofwel zouden moeten ontwikkelen tot een federale Europese staat of de vorm van een Europa van de Vaderlanden zou moeten aannemen. Staat of statenbond; andere mogelijkheden waren niet voorhanden.

De constructie van de EG/EU heeft van meet af aan haaks op het Westfaalse stelsel gestaan. De deelnemende staten besloten de uitoefening van soevereiniteit te delen, eerst om het uitbreken van nieuwe oorlogen te voorkomen en vervolgens om gezamenlijke doelstellingen te realiseren. Zij omschreven zichzelf in de Verklaring over Europese identiteit van 1973 als een ‘organisatie van democratische staten’.

De bekroning van de interne markt met een gemeenschappelijke munt bracht een tweede afwijking van het Westfaalse stelsel met zich mee. Het statelijk denken leidde in financiële kringen tot de overtuiging dat elke (nationale) munt gesteund moest worden door een (nationale) staat. De euro werd binnen dit denkraam als een munt zonder staat gezien. Tijdens de financiële crisis van 2007 tot 2014 droeg deze visie bij aan de twijfel over het voortbestaan van de euro als single currency. Pas toen de lidstaten van de EMU en de EU-instellingen duidelijk maakten dat zij zich als de gezamenlijke soeverein achter de euro opstelden, keerde de rust op de markten terug.

De belangrijkste afwijking van het Westfaalse stelsel lag echter niet in de creatie van een enkelvoudige munt, maar in de invoering van het burgerschap van de Unie. Hoewel het door de regeringsleiders was bedoeld om de rechtspositie van onderdanen van de ene lidstaat op het grondgebied van een andere lidstaat te versterken, kreeg het in korte tijd een veel bredere dimensie. Het Handvest van de Grondrechten van de EU dat in 2000 werd geproclameerd, bevatte naast een catalogus van burgerlijke vrijheden ook een aantal politieke burgerrechten. Het uitgangspunt van de preambule van het Handvest, dat de EU gebaseerd is op de beginselen van democratie en rechtsstaat, werd in het Verdrag van Lissabon van 2007 overgenomen en uitgewerkt. De EU afficheerde zich niet langer als een organisatie van democratische staten, maar streeft ernaar zelf ook als een constitutionele democratie te functioneren.

Afbeelding

De presentatie van het Maastrichtse Model vond plaats tijdens de 25e verjaardag van de inwerkingtreding van het eerste VEU in het Gouvernementsgebouw van de provincie Limburg (zie foto). De in dit model vervatte afwijkingen van het VN-stelsel zijn zo fundamenteel dat de conclusie gerechtvaardigd is dat EU dat stelsel vijfentwintig jaar na de sluiting van het Verdrag van Maastricht is ontgroeid. De Europese Unie heeft in een kwart eeuw een eigen en onderscheiden bestuursmodel ontwikkeld dat aangeduid kan worden als het Maastrichtse Model van Transnationale Betrekkingen. Deze verschillen die in het onderstaande schema zijn gevisualiseerd, komen het scherpst tot uitdrukking in uiteenlopende visies op de handhaving van de beginselen van democratie en rechtsstaat in de afzonderlijke lidstaten. De lidstaten die zich in het kader van de Rule of Law Framework moeten verantwoorden, beroepen zich op het door de VN gesanctioneerde beginsel van niet-inmenging, terwijl de instellingen van de EU en andere lidstaten juist aanvoeren dat de betrokken staten zich ertoe verbonden hebben de in artikel 2 VEU omschreven kernwaarden van de EU te respecteren. Westfalen of Maastricht? Het belang van het eigen en onderscheiden bestuursmodel van de EU zal in de nabije toekomst alleen maar toenemen.      

 Afbeelding

 

Jaap Hoeksma is auteur van The Theory of Democratic Integration (Oisterwijk 2018)  en bedenker van het bordspel Eurocratie (www.eu-president.com).

Over de auteur(s)
Author picture
Jaap Hoeksma
Staatsrechtsfilosoof en auteur van De Democratisering van de Europese Unie (Boom)