Het humane gezicht van de rechtspraak

Afgelopen week was het de Week van de Rechtspraak. Gerechten openden hun deuren voor het publiek, er werden gastlessen op scholen gegeven en via podcasts1 en Facebook-livesessies werden rechters ‘de toga van het lijf gevraagd’ over hun werk, maar ook hun salaris, of ze wel eens moesten huilen, of medelijden hadden met een verdachte, kortom over wat voor mens ze zijn.

Uit de enthousiaste reacties van het publiek valt af te leiden dat de Week van de Rechtspraak in een behoefte voorziet, want tijdens rechtszaken is het voor de rechter veel lastiger zijn menselijke gezicht te tonen. Vanwege de vereiste onpartijdigheid is het dan vaak balanceren op een dun koord. Een rechter verwoordde het naar aanleiding van het MH-17 proces waarin de rechters drie weken lang naar de schrijnende verhalen van slachtoffers hadden geluisterd zo: ‘Je moet empathie tonen aan een slachtoffer of nabestaande, maar dat niet doen op een manier waardoor een verdachte zich afvraagt of er straks nog wel naar hem geluisterd wordt.’2

Rechters die op de zitting emoties tonen begeven zich al snel op een glibberig pad. Vooral humoristisch bedoelde opmerkingen worden niet altijd geapprecieerd, zoals een rechter merkte die tijdens een lange comparitie van partijen over een boedelscheiding, aangekomen bij de verdeling van het tuingereedschap, naar aanleiding van de opmerking van de man dat hij toch bijzonder gehecht was aan de schop, het niet kon laten zich te laten ontvallen: ‘Een schop kun je krijgen’. Het kwam hem op een wraking te staan.3 Hetzelfde gebeurde met de voorzitter in de Klimop-zaak die op de zitting een strofe van het gedicht ‘Jantje zag eens pruimen hangen’ citeerde.4 Op veel bijval kon daarentegen de kinderrechter rekenen die in een handgeschreven persoonlijke brief aan een minderjarig meisje uitlegt waarom de rechtbank beslist heeft dat ook haar vader het ouderlijk gezag krijgt, ook al wilde het meisje dat zelf niet.5 Maar dat is dan ook gebeurd nadat de rechter had beslist.

Op 31 augustus 2021 deed het EHRM een opmerkelijke uitspraak in een even zo opmerkelijke zaak van Karrar tegen België,6 waarin het ook gaat over rechterlijke compassie. Karrar was tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld wegens de moord op zijn twee kinderen. De zaak kwam in eerste instantie voor bij het Luikse Hof van Assisen. Nadat de veroordeling onherroepelijk was geworden, hoorde Karrar van de moeder van de kinderen dat de voorzitter van het hof haar een week voorafgaande aan de behandeling van de zaak had bezocht, zijn medeleven had betoond en veel sterkte had gewenst tijdens het proces waaraan zij als benadeelde partij deelnam. Karrar verzocht om heropening van zijn zaak bij het Hof van Cassatie, maar kreeg daar nul op zijn rekest omdat de voorzitter op grond van de Belgische strafvordering de bevoegdheid heeft de plaats van het delict te bezoeken. Dat de voorzitter zich niet had laten vergezellen door een griffier bij deze ‘déscente’ was weliswaar voor kritiek vatbaar, maar er waren geen aanwijzingen dat hij de waarheidsvinding onrechtmatig had beïnvloed. Karrar diende een klacht in wegens schending van de rechterlijke onpartijdigheid en vond het EHRM aan zijn zijde. De Belgische regering stelde zich op het standpunt dat het tonen van compassie met het leed van de moeder niet betekende dat de rechter in kwestie niet onpartijdig zou zijn. Na de uiteenzetting van zijn uitgangspunten dat voor de beoordeling van de rechterlijke onpartijdigheid zowel een subjectieve als een objectieve test geldt en dat deze soms in elkaar kunnen overlopen, overweegt het EHRM het volgende. Het uiten van compassie door een rechter ten opzichte van een slachtoffer kan gerechtvaardigd zijn in het licht van ‘l’expression d’une justice à visage humain’. Daaruit kan op zichzelf geen subjectieve rechterlijke partijdigheid worden afgeleid. Maar gelet op de omstandigheden in deze zaak, namelijk dat het bezoek was afgelegd op initiatief van de voorzitter zelf, hij alleen was gegaan en van dit bezoek geen mededeling was gedaan aan de verdachte, had hij het risico genomen dat door zijn handelen zijn onpartijdigheid uit objectief oogpunt zou worden geschaad. Ook al wordt bij het Hof van Assisen de schuld door een jury vastgesteld, de voorzitter heeft bij het proces een invloedrijke en leidende rol. Het Hof neemt dan ook een schending aan van art. 6 lid 1 EVRM.

Daarmee doet deze zaak denken aan het Spaghetti-arrest uit 1996, ook een zaak die in België speelde, waarbij de onderzoeksrechter in de zaak Dutroux door het Hof van Cassatie van de zaak werd gehaald omdat hij had meegegeten op een diner waar ook de slachtoffers aanwezig waren.7 Deze beslissing leidde tot veel onbegrip en wantrouwen bij het publiek, dat aan de kant van de onderzoeksrechter stond, en de cassatierechters ‘wereldvreemd’ noemde. Deze beslissing vormde mede de aanleiding tot de Witte Mars die zes dagen later door 300.000 mensen als protest tegen het falen van justitie werd gelopen.

Ik denk niet dat een Nederlandse rechter het in zijn hoofd zal halen hangende de behandeling van een zaak buiten de zitting om contact te zoeken met slachtoffers om hen zijn medeleven te betuigen. Wat dat betreft verschilt de Belgische cultuur te veel van de Nederlandse.

De uitspraak van het EHRM in de zaak Karrar maakt wel duidelijk, dat het uiten van compassie legitiem is en bijdraagt aan het humane gezicht van de rechtspraak. Rechters hoeven dan ook niet te krampachtig te zijn om op de zitting empathie te tonen. Zolang dat maar met respect in de richting van alle partijen gebeurt, kan dat geen schijn van vooringenomenheid wekken.

 

Dit Vooraf verschijnt in NJB 2021/2474, afl. 33. 

 

Afbeelding: pixabay

 

Noten:

  1. Achter de Toga, te beluisteren via www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Paginas/rechtspraakpodcasts.aspx
  2. Trouw, 24 september 2021
  3. ECLI:NL:RBMAA:2012:BX3771
  4. ECLI:NL:RBHAA:2011:BQ0083
  5. Mr-online 21 september 2021; ECLI:NL:RBOVE:2021:2755; brief staat in de beschikking
  6. EHRM 31 augustus 2021, nr. 61344/16
  7. Cass. 14 oktober 1996, AR P.96.1267.F
Over de auteur(s)
Author picture
Taru Spronken
A-G bij de Hoge Raad