Het proefschrift van Sid Pepels werpt een uitgebreide blik op het Europese groepsinsolventierecht. Met de inwerkingtreding van de herziene Insolventieverordening introduceerde de Europese wetgever in 2017 namelijk voor het eerst een regeling van groepsinsolventierecht in het Europese grensoverschrijdende insolventieraamwerk. Deze regeling was een van de meest geanticipeerde vernieuwingen bij de herziening van de Insolventieverordening en past binnen een bredere internationale toegenomen aandacht voor (pre-)insolventieprocedures met betrekking tot groepen vennootschappen.
Het Europese groepsinsolventierecht is opgenomen in Hoofdstuk V van de herziene Insolventieverordening. De bepalingen van Hoofdstuk V zijn opgedeeld in twee afzonderlijke delen. De bepalingen uit Deel 1 (artt. 56-60 Insolventieverordening (herzien)) zien op ‘Samenwerking en communicatie’. Op basis van de artikelen uit dit eerste deel zijn insolventiefunctionarissen (zoals curatoren) en rechters uit lidstaten van de EU die zijn betrokken bij een grensoverschrijdende groepsinsolventie verplicht om samen te werken met elkaar. Zij moeten communiceren met elkaar en hun handelen in de betreffende insolventieprocedures op elkaar afstemmen, voor zover die samenwerking (i) geschikt is om de doeltreffende uitvoering van deze procedures te vergemakkelijken, (ii) niet onverenigbaar is met de op die procedures toepasselijke regels en (iii) geen belangenconflict veroorzaakt. De bepalingen van Hoofdstuk V bieden verschillende instrumenten voor een dergelijke verderstrekkende samenwerking. Zo wordt aan insolventiefunctionarissen van groepsvennootschappen het recht toegekend om gehoord te worden in elkaars insolventieprocedures en kunnen zij verzoeken om een Europeesrechtelijke afkoelingsperiode van liquidatiemaatregelen in een insolventieprocedure van een andere groepsvennootschap als dat nodig is om een groepsherstructurering mogelijk te maken. In de bepalingen uit ‘Deel 2 – Coördinatie’ is de zogenoemde groepscoördinatieprocedure vastgelegd (art. 61-77 Insolventieverordening (herzien)). Deze nieuwe ‘supra-procedurele insolventieprocedure’ behelst de benoeming van een aanvullende insolventiefunctionaris (een ‘coördinator’) die een gecoördineerde aanpak van de financiële problemen binnen de groep moet formuleren.
De bepalingen van Hoofdstuk V zijn ingegeven door de wens van de Europese wetgever om enerzijds een efficiënte behandeling van groepsinsolventies mogelijk te maken, terwijl anderzijds de rechtspersoonlijkheid van individuele groepsvennootschappen ook gerespecteerd moet worden. Gelet op het belang van multinationale groepen voor de Europese economie, is het van evident belang dat het Europees groepsinsolventierecht haar doelen verwezenlijkt. In zijn proefschrift heeft Pepels onderzocht of, en zo ja in hoeverre die doelstellingen worden behaald. Hij vergelijkt de Europese bepalingen inzake groepsinsolventierecht daartoe met het Duitse Konzerninsolvenzrecht en de UNCITRAL Model Law on Enterprise Group Insolvency uit 2019. Aan de hand van praktijkvoorbeelden concludeert Pepels onder meer dat, hoewel de introductie van een Europees groepsinsolventierecht in 2017 een grote stap voorwaarts is geweest, de bepalingen van Hoofdstuk V vooralsnog in veel gevallen tot sub-efficiënte uitkomsten zullen leiden. Hij doet verscheidene aanbevelingen tot aanpassing van Hoofdstuk V, daarbij mede inspiratie ontlenend aan het Duitse recht en de UNCITRAL-modelwetgeving.
Pepels verdedigde zijn proefschrift op 11 december 2024 aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Radboud Universiteit. Promotores: prof. mr. Michael Veder en prof. mr. Jako van Hees.
Sid Pepels
Restructuring groups of companies under the European Insolvency Regulation (recast)
Wolters Kluwer 2024, 392 p., € 90, Onderzoekcentrum Onderneming & Recht
ISBN: 978 90 1318 029 9