Heimelijke sympathie voor de jihad

Het druilde een beetje toen mijn vriendin het trapje van haar Amsterdamse portiekwoning wilde beklimmen. In de beschutting zaten twee Marokkaantjes giechelend een wietje te rollen. Ze waren misschien 13, 14 jaar. Mijn vriendin vroeg of ze niet naar school moesten en of hun ouders wel wisten wat ze zaten te doen. De jongens keken haar met ongelovige ogen aan: ‘Bent u niet bang voor ons?’

Toen ze in de lach schoot en vroeg of zij niet bang waren voor een grote blonde vrouw, raakten ze aan de praat. Wat ze wilden worden? Daar hadden ze nooit over nagedacht, maar dat hoefde ook niet want ze zouden toch geen werk krijgen.

Ik moest aan die jongetjes denken toen ik afgelopen week hoorde van de antiradicaliseringsprogramma’s van minister Bussemaker (onderwijs).

Ik moest ook aan Achraf denken die op zijn zeventiende omkwam in Raqqa, het centrum van het zelfverklaarde kalifaat. Wat bezielt zo’n jongen? Er zijn inmiddels circa 20.000 foreign fighters uit ten minste 90 landen naar Syrië vertrokken, van wie zo’n 3400 Europeanen. Dat bleek bij een hearing in de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa van 16 maart j.l. De Nederlandse AIVD vergelijkt het plotselinge karakter, de snelheid en de schaal van het verschijnsel met een zwerm: de horizontale beïnvloeding van vrienden en verwanten zowel online als offline brengen een gemeenschappelijke cohesie en richting teweeg zonder dat evidente leiders aanwijsbaar zijn. Het beeld van een zwerm spreeuwen die, zo weten vogelaars, individueel opvallend verschillend zijn, sluit aan bij de moeilijkheid om een helder profiel van een typische foreign fighter te schetsen. Sommigen zijn heel jong – er is al een 13-jarige Franse jongen gesignaleerd. Anderen zijn bekeerde criminelen. Maar het is een misverstand te denken dat het louter emotioneel labiele types zijn die als kanonnenvlees zijn geronseld. Er zitten goed opgeleide mensen tussen, die een bewuste keuze hebben gemaakt en deze vaardig kunnen uitleggen.1 Hoe zou het ook anders kunnen? Sommige mensen zijn bereid een in hun eigen ogen betekenisloos leven van gemak en veiligheid in te ruilen voor iets wat ertoe doet. In dat abstracte perspectief is er een verwantschap met het idealisme van de mensen die in de jaren 1930 naar de Spaanse burgeroorlog afreisden, of in 1946-47 naar Israël gingen.

Het drama van de jonge Achraf wiens vader zich vergeefs heeft ingespannen om zijn zoon hier te houden of dat van de Tsjetsjeense moeder uit Maastricht die juist haar twee kinderen meenam, illustreren deze verschillen. Nu gaat het in Nederland nog niet om zo gek veel mensen: een recent hard cijfer heb ik niet kunnen vinden maar ik geloof niet dat het aantal van 200 is overschreden; van hen zijn er misschien 28 omgekomen.

Het aantal van Achraf en de zijnen is minder belangwekkend dan de inspiratie die van hen uitgaat op jongens in de portieken van de stad. Sinds Lord Byron en Che Guevara hebben strijders voor de goede zaak bewondering afgedwongen. Ze vechten voor een samenleving waar ze echt in geloven. Zoiets moet ook gelden voor de jongens die naar de Islamitische Staat afreizen, al kost het moeite dat te erkennen omdat die helden niet de onze zijn. Verder ondersteunen op het Internet circulerende beelden en rapportages over de slachtoffers van oorlogsgeweld de gedachte dat het om een rechtvaardige zaak gaat. En dan zijn er nog de kennelijk tot de verbeelding sprekende audioboodschappen van IS-leider Bagdadi en zijn zegsman Adnani die inmiddels verlangen dat ‘echte moslims’ een eed van trouw (bay’a) aan deze kalief afleggen.2

Misschien bezielt dit idealisme, dit rechtvaardigheidsgevoel en deze gezagsgetrouwheid de foreign fighters. Maar ik geloof niet dat diezelfde factoren kunnen verklaren dat hier te lande – als we de cijfermatig weinig betrouwbare, maar toch niet te negeren berichten mogen geloven – menig Turkse of Marokkaanse jongere begrip heeft voor de aanslagen die in Europa plaatsvonden. Die heimelijke sympathie heeft minder te maken met de aantrekkingskracht van IS dan met het vermogen van onze westerse wereld om nieuwe inwoners van zich te vervreemden. We zijn het rapport van het SCP uit 2014 al weer vergeten waaruit blijkt dat moslims en migranten in aanzienlijke mate negatieve bejegening in de openbare ruimte, het onderwijs en op de werkvloer ervaren en bovendien ongelijke behandeling door de politie. Recenter bleek dat 19,6% van onze Marokkanen werkloos is (tegen 5,7% van de autochtonen). Wie heeft uit het Armoedesignalement 2014 van het SCP/CBS opgepikt dat een derde (34%) van de kinderen in Nederland van Marokkaanse komaf in een gezin met een inkomen onder de armoedegrens leeft? Volgens het Nationaal kompas volksgezondheid hebben allochtonen een minder goede gezondheid dan autochtonen en lijden Turken en Marokkanen meer aan depressies. Volgens de Veiligheidsmonitor voelt 31,8% van de niet-westerse allochtonen zich wel eens of vaak onveilig (18,1% van de autochtonen); en ze zijn ook vaker slachtoffer van vermogensmisdrijven.

Hoe verleidelijk is het om rare gedachten te ontwikkelen over de zin van het leven, als je ondanks je opleiding geen baan krijgt, je in armoe leeft, ziet dat je vader in een depressie zit en je zus net is beroofd. Je zou dan, net als de jongens in dat portiek, haast vergeten dat je in dezelfde vredige gemeenschap woont als de blonde mevrouw. Terecht werd bij de hearing voor de Parlementaire Assemblee benadrukt dat bij de bestrijding van gewelddadig extremisme repressie alleen niet zal werken. Antiradicaliseringsprogramma’s strekken – om met militaire tactici te spreken – tot ‘winning the hearts and minds’ van voor extremisme ontvankelijke burgers. Maar inmiddels wordt beseft dat burgers die het slecht hebben, verhalen die ze niet vertrouwen, negeren. Pas als ze zien dat ze gelijkwaardig deel uitmaken van onze samenleving, zullen ze geloven wat die samenleving hun te zeggen heeft.


Dit Vooraf is ook gepubliceerd in NJB 2015/591, afl. 12, p. 739.


Bron afbeelding: **AB**



1. M. van San, De Nederlandse Syriëgangers; ‘Kanonnenvlees’ of ‘helden van de Lage Landen’?Forumverkenning maart 2014.
2. Cole Bunzel, From Paper State to Caliphate: The Ideology of the Islamic State, Brookings Institute, 2015.
Over de auteur(s)
Author picture
Ybo Buruma
Raadsheer in de Hoge Raad