Goed nieuws of slecht nieuws?

Goed nieuws toch:
‘Zelfrijdende auto dwingt verzekeraars tot nieuw verdienmodel. Met de komst van de zelfrijdende auto zullen verzekeraars op zoek moeten gaan naar een nieuw verdienmodel. (…) Dat concludeert Aon in zijn onderzoeksrapport ‘Aansprakelijkheidsrisico’s en verzekerbaarheid zelfrijdende auto’s’. (…)

De verwachting is dat het aantal verkeersongevallen op termijn drastisch daalt doordat voertuigsoftware steeds meer rijfuncties van bestuurders overneemt. Als gevolg hiervan daalt naar verwachting ook het aantal schades met 90% en daarmee de premie-inkomsten voor verzekeraars’.

Medio april verscheen dit (pers)bericht. Ik bleef hangen bij de voorspelling dat het aantal verkeersongevallen drastisch zal dalen. De verkeersveiligheid is de afgelopen decennia al sterk verbeterd. Dat kan op het conto van diverse ontwikkelingen worden geschreven: weginrichting (rotondes bijvoorbeeld), strengere regels (bijvoorbeeld met betrekking tot rijvaardigheid), handhaving, veiliger auto’s. Of ook de druk van het aansprakelijkheidsrecht een bijdrage heeft geleverd, is de vraag. ‘Motoring should pay its way’ werd wel naar voren geschoven als rechtvaardiging van een strenger regime van verkeersaansprakelijkheid. (Te) simpel weergegeven is de gedachte dat deze kostenallocatie ook positieve effecten aan het front van preventie zou hebben: (angst voor) aansprakelijkheid zou bestuurders tot zorgvuldiger gedrag aanleiding geven. Of het iets met ons op art. 185 Wegenverkeerswet en 6:162 BW gebaseerde verkeersaansprakelijkheidsrecht te maken heeft, blijft de vraag, maar feit is dat de veiligheid is verbeterd, dat het aantal ongevallen sterk is gedaald en in de toekomst wellicht onder invloed van technische ontwikkeling (robotisering) nog (veel verder) zal dalen. Het verbaast dan ook niet dat het aantal aansprakelijkheidsclaims is gedaald. Deze trend – verhoging van de veiligheid onder meer blijkend uit een daling van het aantal ongevallen en daarmee ook een daling van het aantal claims – is niet tot het verkeer en de verkeersongevallen beperkt.

Tegelijkertijd echter, en dat lijkt slecht nieuws, is de omvang van de wel ingediende claims in dezelfde periode juist sterk gegroeid. Dat geldt onder meer de post buitengerechtelijke kosten, die aansprakelijkheidsverzekeraars een doorn in het oog is. De aansprakelijke persoon is ex art. 6:96 lid 2 BW verplicht deze door het slachtoffer gemaakte kosten voor zijn rekening te nemen, maar de in dat kader geldende dubbele redelijkheidstoets dwingt kennelijk onvoldoende tot kostenbeheersing. Verder is een niet onbelangrijke tendens dat, ongetwijfeld mede doordat de letselschade-branche zowel aan ‘halende’ als ‘betalende’ kant professioneler is geworden, steeds beter in beeld komt wat slachtoffers missen en nodig hebben. En we zien dat terug in het schadevergoedingsrecht. Vergelijk maar eens een vonnis uit 2015 waarin de (omvang van) de vergoeding van een letselschadeslachtoffer centraal staat met een uit 1985. Een wereld van verschil. Maar dit verklaart nog niet alles. Vergeten is de uitbreiding van het regres naar volksverzekeringen als AWBZ en Algemene Nabestaandenwet: deze kenden aanvankelijk geen regresrecht zodat ‘daders’ van deze voorzieningen profiteerden; de uitkeringen komen namelijk wel in mindering op de door hen aan de slachtoffers te betalen schadevergoeding (voordeelstoerekening). Om een idee te geven: introductie van regres in de volksverzekeringen onder de noemer ‘de vervuiler betaalt’ (zuivere kostenallocatie) leidde halverwege de jaren ’90 tot een verhoging van de WAM-premies met ca. 10%! Deze trend heeft zich voortgezet met een regresrecht voor de werkgever ter zake van reïntegratiekosten (art. 6:107a lid 3 BW) en met een regresrecht voor gemeenten in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015.

En er komt nog meer bij. Zo zal het inmiddels aan de RvS voorgelegde wetsvoorstel affectieschade, dat voorziet in smartengeld voor naasten en nabestaanden, aanleiding geven tot een verhoging van ca. 2% van onze WAM-premies. Verder is in de lagere rechtspraak sprake van een behoorlijke verhoging van het smartengeldniveau. Diverse rechters nemen een verhoging van 10% aan, andere laten op een andere manier uitkomen dat de tot voor kort toegekende bedragen niet beantwoorden aan actuele maatschappelijke opvattingen.1  

De jongste ontwikkeling betreft de rekenrente. Dit voor velen onbekende en voor anderen weinig opwindende thema is voor ons als premiebetalers wel degelijk van belang. Indien een letselschadeslachtoffer aanspraak maakt op een langer lopende schade bijvoorbeeld ter zake van inkomstenderving (verlies verdienvermogen), wordt het schadebedrag gekapitaliseerd en krijgt het slachtoffer een ‘som ineens’ waarmee ook zijn in de toekomst te lijden schade geacht wordt te zijn vergoed. Bij kapitalisatie wordt berekend wat nu weggezet moet worden om, rekening houdend met opbrengst, inflatie en sterftekans de benadeelde ieder jaar weer te compenseren. Daarbij hebben we heel lang een rendement van 6% en een inflatie van 3% aangehouden. De rekenrente is dan 3%. Omdat beide getallen inmiddels al enige tijd niet meer met onze werkelijkheid stroken, werd door slachtoffers steeds vaker gesteld dat de rekenrente omlaag moest. Het gevolg is dat het apart te zetten bedrag groeit en de aansprakelijkheidslast navenant toeneemt. Het heeft even geduurd, maar diverse rechters gaan nu overstag. Zij komen tot rekenrentes van 2 en zelfs 1.2 Dat is geen klein bier: zeker bij schades met een lange looptijd (en we worden steeds ouder, blijven langer werken en ook anderszins langer actief) scheelt dat een slok op een borrel.

Ik veroordeel deze ontwikkelingen niet, integendeel. Met de actuele oorzaken van de groeiende omvang van de claims kan ik goed leven. Maar het is goed dat wij ons realiseren wat er gebeurt. Onze investeringen in veiligheid werpen hun vruchten af, het aantal ongevallen daalt en zal wellicht nog veel verder dalen. Tegelijkertijd groeit de omvang van de resterende claims. Niet vanuit een diepere gedachte zoals bijvoorbeeld dat een hogere schadevergoeding mogelijke ‘daders’ aanzet tot zorgvuldiger gedrag, maar door een combinatie van eigenlijk nogal autonome ontwikkelingen in maatschappij, wetgeving en rechtspraak. Is dat goed nieuws of slecht nieuws?

 

Dit Vooraf is verschenen in NJB 2015/858, afl. 18.

 

1. Hof Arnhem-Leeuwarden NJF 2014, 115, Rb. Oost-Brabant ECLI:NL:RBOBR:2014:4093, Rb. Noord-Holland ECLI:NL:RBNHO:2014:9243, Rb. Overijssel ECLI:NL:RBOVE:2014:7070 en
ECLI:NL:RBOVE:2015:944.
2. Zie Rb. Midden-Nederland ECLI:NL:RBMNE:2014:4511, Rb. Noord-Holland ECLI:NL:RBNHO:2014:9243 en  Hof Arnhem-Leeuwarden ECLI:NL:GHARL:2015:2350

Over de auteur(s)
Author picture
Ton Hartlief
A-G bij de Hoge Raad en hoogleraar privaatrecht