Gestolen wetenschap

Vind je dat nou leuk, dat overschrijven van al die boeken? Een vraag van mijn zoontje van zeven in de deuropening van mijn studeerkamer, bezaaid met stapels boeken, waar tussenin ik dag in dag uit zat te schrijven aan mijn proefschrift. Een scherpe observatie en een vraag die me altijd is bijgebleven.

In het promotiereglement van mijn universiteit staat sinds kort een bepaling dat de promotor zorgt voor een plagiaattoets op het manuscript van de promovendus, voordat het proefschrift wordt voorgelegd aan de beoordelingscommissie. Sinds 1 januari 2014 is er een pilot gestart waarin steekproefsgewijs manuscripten worden onderworpen aan een technisch-digitale plagiaattoets, zoals dat al langer met afstudeerscripties gebeurt vanwege het gemak waarmee studenten copy-pasten. Een van mijn promovendi kreeg onlangs een uitnodiging zijn goedgekeurde manuscript aan die plagiaattoets te onderwerpen en naar een mailadres te sturen dat begint met de enigszins onheilspellende naam “phd-plagiarism-ub”. We waren niet echt ongerust, maar wel benieuwd. Binnen een week kreeg ik het rapport van de technische ‘originaliteits’-check met een scorelijst in welke mate zinsdelen en zinnen overeen komen met reeds bestaande teksten. Aan de hand van het rapport moet de promotor controleren of er onregelmatigheden in het proefschrift zitten die geduid kunnen worden als plagiaat. Mocht dat het geval zijn dan worden de bevindingen voorgelegd aan de Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de Universiteit. Het rapport bevatte een ellenlange lijst van overeenkomsten die voornamelijk bleken te bestaan uit titels van regelingen in de voetnoten, die nu eenmaal veelvuldig in een juridisch proefschrift voorkomen. Omdat er al een ‘hit’ is bij zinsdelen die uit meer dan acht woorden bestaan, kon de lengte van de lijst gemakkelijk worden verklaard. Heeft zo’n exercitie nu zin? Volgens mij pas als in de lijst langere lappen tekst voorkomen die vrijwel identiek blijken te zijn aan andere publicaties. Maar gaat het bij plagiaat niet om meer, dan het overnemen van teksten zonder bronvermelding?

Daar blijken volgens Kees Schuyt, die onlangs afscheid nam als voorzitter van het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI), geen eenduidige criteria voor te bestaan. Bij het LOWI kunnen belanghebbenden klagen over de afhandeling van integriteitsklachten door de aangesloten universiteiten en instellingen. Het LOWI kan ook de onderliggende zaak opnieuw onderzoeken en advies uitbrengen aan de instellingen die vervolgens beslissen over de uiteindelijk te nemen maatregelen tegen de onderzoeker. Getoetst wordt aan de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening van 2004, herzien in 2012, die uitgangspunten bevat over wat wordt verstaan onder goede wetenschapsbeoefening. Zoals dat met de meeste gedragscodes het geval is, bevat deze algemene beginselen (zorgvuldigheid, betrouwbaarheid, onafhankelijkheid etc.) en nadere uitwerkingen over onder andere plagiaat, fabricatie en falsificatie van onderzoeksgegevens, onduidelijke co-auteurschappen. Schuyt heeft zijn ervaringen als voorzitter van de LOWI gedurende ruim acht jaren samengebracht in een prachtboek Tussen fout en fraude dat op 1 december 2014 is verschenen.1 Het probleem is volgens Schuyt dat de op zichzelf belangrijke uitgangspunten in de gedragscode niet nader zijn geconcretiseerd en daarom tot grote onzekerheid leiden. Over de omvang van wetenschapsfraude is eigenlijk nauwelijks iets bekend, mede omdat er geen goede definitie van is. Internationaal is men het erover eens dat Fabrication, Falsification en Plagiarism (FFP) niet mag, maar het onderscheid tussen wat gewoon slecht onderzoek is en bewust gemanipuleer met resultaten, oftewel tussen kwaliteit en integriteit, is niet helder. Schuyt betwijfelt of de veelgenoemde oorzaak van wetenschapsfraude, de prestatie- en publicatiedwang, wel echt de verklaring is voor de toename van het aantal fraudegevallen de afgelopen tijd. Volgens hem is er niet zoveel verschil met andere fraudes zoals in de banken-sector en zouden de oorzaken gezocht kunnen worden in een combinatie van misplaatste ambitie, te geringe supervisie, gebrekkige controle binnen het systeem en het negeren van vroege signalen. Peer review, hét instrument van kwaliteitsbewaking, is niet zaligmakend. Daardoor wordt kwaliteit beoordeeld, maar niet per se de integriteit van de onderzoeker. Gestolen wetenschappelijke resultaten kunnen uitstekend zijn van kwaliteit. Schuyt bepleit dan ook een preciezer geformuleerde gedragscode, waarin niet alleen wordt omschreven hoe het moet, maar ook wordt gedefinieerd wat niet mag: “Plagiaat is niet zo iets als pornografie, waarvan een rechter die erover moest oordelen volgens de overlevering zei: ‘ik weet wat het is, als ik het zie’”.2 Het gaat niet alleen om het letterlijk overnemen van tekst van een ander zonder bronvermelding maar ook om de toelaatbaarheid van meer geraffineerde vormen daarvan zoals het parafraserende plagiaat of ideeënplagiaat, ghostwriting, co-auteurschap zonder werkelijke bijdrage om de prestige van een stuk te vergroten (gift-authorship). Valt het momenteel hippe ‘zelfplagiaat’, het publiceren van oud eigen werk als ware het nieuw, er ook onder? Verder moet er volgens Schuyt ook een behoorlijk opgetuigde tuchtrechtelijke procedure komen met strakke procedureregels en rechten voor de ‘aangeklaagde’, wiens reputatie op het spel staat, zich te verdedigen. Kortom een volwassen tuchtrecht. Het pleidooi van Schuyt hiervoor is overtuigend, alleen al vanwege het feit dat tuchtrechtspraak tot verheldering kan leiden van wat onder wetenschapsfraude valt en aan welke normen wetenschappers zich in dat verband moeten houden. De aanpak van wetenschapsfraude verdient in ieder geval een fundamentele nadere discussie.

Ik heb me afgevraagd of dit stuk niet ook een vorm van plagiaat is, maar voel me ook weer gerustgesteld door de relativerende opmerkingen die Schuyt hierover maakt. Hoeveel van onze ideeën zijn origineel? De meeste van onze bijdragen steunen op het werk van vele voorgangers. Een aanrader voor onder de kerstboom, dit boek, voor iedere wetenschapper.

 

Dit Vooraf is ook gepubliceerd in NJB 2014/2206, afl. 43, p. 3047.

 

  1. Kees Schuyt, Tussen fout en fraude. Integriteit en oneerlijk gedrag in het wetenschappelijk onderzoek, Leiden University Press 2014
  2. Schuyt, a.w. p. 104.
Over de auteur(s)
Author picture
Taru Spronken
A-G bij de Hoge Raad