Enige hoofdlijntjes

Er komt een constitutioneel hof en het toetsingsverbod wordt afgeschaft. Maar als het toetsingsverbod wordt afgeschaft, wat voegt een constitutioneel hof dan nog toe, behalve complicaties en vertraging? Of wordt het toetsingsverbod alleen afgeschaft voor dat constitutionele hof? Ook dan is de vraag wat dat hof toevoegt aan de bestaande toetsing, door alle rechterlijke instanties (gespreide toetsing), aan het EVRM, het IVBPR, het EU-grondrechtenhandvest en andere rechtstreeks werkende bepalingen van internationaal en Europees recht.

Misschien ietsje, maar niet veel (wat staat er in de Grondwet dat niet ook al ergens in een rechtstreeks werkende verdragtekst staat?), zeker niet na de wetswijziging die gespreide toetsing mogelijk maakt van de gevolgen van formele wetgeving aan het evenredigheidsbeginsel.

Elk aanbod schept zijn eigen vraag. Een constitutioneel hof, eenmaal ingesteld, zal zichzelf niet overbodig achten en zal zijn best doen om zijn belang en competentie te bewijzen en te vergroten. Het is twijfelachtig of dat bijdraagt aan de rechtsstaat, met name als politici vinden, zoals zij tegenwoordig bijna overal ter wereld in toenemende mate vinden, dat de derde staatsmacht moet afblijven van hun al dan niet feitenvrije beleid; reden om benoemingen in constitutionele hoven te politiseren. Instelling van een constitutioneel hof zou zelfs een excuus kunnen worden om de gespreide toetsing aan grondrechten op basis van artikel 93 en 94 Grondwet af te schaffen en bij uitsluiting op te dragen aan dat constitutionele hof. Dat zou de politieke invloed op de rechtspraak enorm vergroten en toetsing aan grondrechten veel stroperiger, beperkter en trager maken en de rechtsstaat juist verzwakken. Elke rechter zou elke zaak waarin aan een grondrecht getoetst moet worden, moeten verwijzen naar dat aparte en gepolitiseerde hof en de partijen moeten laten wachten op een antwoord. Gelukkig is afschaffing van gespreide toetsing niet mogelijk bij toetsing aan het EU-Handvest en ander EU-recht, althans niet zonder Nexit.

Van onmogelijkheden gesproken: het raakt weinig kant of wal om dingen af te spreken die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid afstuiten op het geldende internationale recht waarop een Nederlandse regering eenzijdig geen invloed heeft, of op terechte bezwaren van de andere EU-lidstaten en de Commissie. Nederland heeft al te lang misbruik gemaakt van ‘derogaties’, bedoeld als tijdelijk, door zijn al decennia voortdurende niet-naleving van EU-milieuwetgeving niet geleidelijk te beëindigen. Hoe de coalitiepartijen onhaalbare nieuwe of verdere veronachtzaming van het EU-milieurecht (en het vreemdelingenrecht) willen bereiken en tegelijk onhaalbare EU-contributiekortingen willen bedingen, is geen hoofdlijn in hun akkoord. Gezien Nederlands slechte staat van dienst vallen eerder derogatiebeëindigingen en infractieprocedures en dwangsommen te verwachten. Veel lidstaten zijn niet vergeten hoe Nederland op naleving van de (financiële) EU-regels hamerde toen met name de zuidelijke lidstaten crisis-derogaties wilden.

Mogelijk zitten er bewuste politieke strategieën achter: twee van de coalitiepartijen vertellen misschien bewust sprookjes voor hun achterban en gaan verwijtend naar de EU en de rechter wijzen die door hen gedwongen worden om hen te wijzen op hun juridisch grensoverschrijdende gedrag. (Ook) de andere twee coalitiepartijen weten dat – bijvoorbeeld – het uitroepen van een – door de Nederlandse politiek gefabriceerde – asielcrisis en het bedingen van onverdiende EU-begunstiging onzin is, maar denken: laat ze maar vastlopen op het recht, de werkelijkheid en de EU; ondertussen halen wij in ruil voor het instemmen met hun onrealistische wensen onze eigen wensen binnen (130 km per uur! Tarief box 2 twee punten lager! Lekker belangrijk!). Op basis van een dergelijk scenario vreest Tamar de Waal (‘Cynisch’; De Groene Amsterdammer 2024/21, 22 mei 2024) dat de wetgevende en de rechtsprekende macht doelbewust tegenover elkaar worden gezet, terwijl een democratische rechtsstaat alleen bestaanbaar is als (juist) politici zich er onvoorwaardelijk voor inzetten. Verdere verharding van politieke en staatkundige omgangsvormen ligt op de loer en daarmee – gegeven hun door veel politici ernstig onderschatte voorbeeldfunctie – meer wantrouwen en verdere verharding van de maatschappij. Dat een parlementsvoorzitter, wiens partij zich altijd op de vrijheid van meningsuiting heeft beroepen bij haar radicale en zelfs strafbaar gebleken uitingen, het gebruik van de term ‘rechts-radicaal’ in het parlement probeert te verbieden maar geen enkel bezwaar maakt tegen ‘links-radicaal’, is een veeg teken van conflictzoekend meten met twee maten door een rolmodel dat juist een toonbeeld zou moeten zijn van de-escalerend, onkreukbaar en evenwichtig boven de partijen staan.

Op veel tegenstrijdigheden in het hoofdlijnenakkoord is al door anderen gewezen. Hier nog een paar fiscale: oneigenlijke belastingontwijking moet volgens het akkoord worden bestreden, maar de coalitie gaat € 800 miljoen aan de VVD-achterban weggeven door ongedaanmaking van de afschaffing van de fiscale faciliteit voor inkoop van eigen aandelen. Belasting op dividenduitkeringen kan daardoor eenvoudig ontweken worden. Verder moet niet-effectieve fiscale wetgeving afgeschaft worden, maar de BBB heeft kennelijk niet door dat zich onder de terecht negatief geëvalueerde ineffectieve fiscale wetgeving – die dus afgeschaft moet worden – ook hét oneigenlijke belastingprivilege voor haar achterban bevindt: de landbouwvrijstelling. En herinvoering van het fiscale privilege (lagere accijns) voor rode diesel voor agrarische grootindustriëlen is een subsidie voor fossiele vervuiling en leidt tot afbakeningsproblemen en daarmee tot fraude en misbruik. Mede daarom werd rode diesel juist afgeschaft in 2013. Herinvoering leidt ofwel tot verdere overvraging van de handhavingscapaciteit, ofwel tot meer in plaats van minder kosten voor het (douane)ambtenarenapparaat. De coalitie lijkt dol op het creëren van fiscale afbakeningsproblemen: is een glamping ‘logies’ (hoge btw) of een ‘kampeerterrein’ (lage btw)? Is een eendaags openlucht klassieke-muziekfestival ‘cultuurgoed of -dienst’ (hoge btw) of ‘dagrecreatie’ (lage btw)? Vragen die misschien voorgelegd moeten worden aan het constitutionele hof als de niet-geprivilegieerde belastingplichtigen zich gaan beroepen op het gelijkheidsbeginsel.

 

Dit Vooraf is gepubliceerd in NJB 2024/1172, afl. 19

 

Afbeelding: Pixabay

Over de auteur(s)
Peter Wattel
A-G bij de Hoge Raad