Als we het over het recht op een eerlijk proces in strafzaken hebben, dan is de vertalings- en tolkenbijstand niet het eerste wat in ons opkomt. Toch is een van de meest elementaire voorwaarden voor een eerlijk proces dat alle deelnemers elkaar kunnen verstaan en begrijpen.
Dat geldt natuurlijk met name als er burgers bij betrokken zijn die de Nederlandse taal niet machtig zijn en dan denk ik niet alleen aan verdachten maar ook aan getuigen en slachtoffers. Het is daarnaast niet alleen een waarborg voor verdachten maar ook de politie, het OM en de rechter kunnen in die situaties niet zonder tolken en vertalers. Het is daarom heel goed dat de Nederlands-Vlaamse Vereniging van Strafrecht (NVVS) ervoor gekozen heeft in januari komend jaar – corona volente – het tolken en vertalen in de strafprocedure op de agenda te zetten. In het strafrecht speelt dat al vanaf het eerste verhoor van een verdachte door de politie. Verdachten hebben volgens art. 6 EVRM het recht in een taal die ze verstaan op de hoogte te worden gesteld van de beschuldiging en op kosteloze tolkenbijstand. In de Europese richtlijnen 2010/64/EU (vertolking en vertaling) en 2012/13/EU (recht op informatie) is geprobeerd deze rechten meer praktische handen en voeten te geven. Zo is daarin ook het recht op vertaling van essentiële processtukken geregeld en dat de verdachte via een zogenaamde Letter of Rights voor zijn eerste verhoor op de hoogte moet worden gesteld van zijn belangrijkste rechten zoals het zwijgrecht en het recht op bijstand van een advocaat. De richtlijnen zijn geïmplementeerd in ons Wetboek van Strafvordering en de Nederlandse Letter of Rights, ‘Mededeling van rechten aan de verdachte’ geheten, is in 28 vreemde talen beschikbaar, niet alleen in een brochure maar ook in gesproken vorm.1 Mooi geregeld zou je zeggen. Maar de praktijk is weerbarstiger. Niet alleen de kwaliteit van de vertaling maar ook de vraag wát (inclusief welke stukken) er moet worden vertaald, spelen daarbij een rol. Daar komt bij dat we vaak denken dat we er met een beetje Engels wel komen. Een officier van justitie die zich tijdens de voorgeleiding van een Engelse verdachte voorstelt als “I am the officer of justice” laat de verdachte wat in verwarring achter: was dat nu de rechter? We moeten dus steeds scherp in het oog blijven houden of het systeem ook werkt en kunnen niet achterover leunen als het formeel allemaal in orde lijkt.
Twee voorbeelden van waar het knelt. Het Nederlandse preadvies voor de NVVS 2022 is van de hand van André Klip.2 Tijdens de voorbereiding heeft hij een steekproef gedaan met behulp van buitenlandse studenten van de Universiteit Maastricht om een indruk te krijgen van de kwaliteit van de vertalingen van de Nederlandse Letter of Rights. Die hield niet echt over. Veel vertalingen leken afkomstig van Google Translate in plaats van een gekwalificeerde vertaler en bevatten vreemde woordvolgorden en soms onbegrijpelijke zinnen. In de Spaanse vertaling staat dat een advocaat in het politiebureau wordt ingelijfd, in plaats van dat de verdachte een advocaat krijgt toegewezen en wordt de zinsnede dat de verdachte de mogelijkheid heeft zich door een advocaat te laten bijstaan vertaald in: áls het mogelijk is, de verdachte zich door een advocaat kan laten bijstaan. Ook de vertaling van juridische termen blijkt een probleem. Zo heet de strafbeschikking in het Duits Strafbefehl in plaats van Strafbescheid. Kortom, er zou toch nog een keer goed naar die vertalingen moeten worden gekeken.
Dan het tweede voorbeeld, dat mijns inziens een gat in de waarborgfunctie laat zien. In een zaak waarin ik onlangs concludeerde,3 speelde het volgende. De verdachte werd vervolgd wegens het voorhanden hebben van materiaal voor een hennepkwekerij. Zijn verweer was dat dit bestemd was voor een legale hennepkwekerij in Kroatië waar hij mede-eigenaar van was. Hij overlegde documentatie over dit bedrijf, de vergunning die daarvoor was verleend, verslagen van controles door de Kroatische overheid en informatie over de Kroatische wetgeving waarin hennepteelt is gelegaliseerd. Het merendeel van deze stukken, met name die waaruit de vergunning zou moeten blijken, waren in het Kroatisch. Het hof had de verdachte om een Nederlandse vertaling gevraagd. De verdachte, zelf een Nederlander die het Kroatisch ook niet machtig was, had dat niet gedaan, waarop het hof uiteindelijk oordeelde dat hij zijn verweer niet aannemelijk had gemaakt. Ik heb mij in de conclusie gebogen over de vraag of het hof zonder vertaling van de Kroatische stukken het verweer als niet aannemelijk terzijde mocht stellen, maar laat die vraag nu daar. Waar het mij om gaat is dat richtlijn 2010/64/EU niet voorziet in vertaling van stukken die door de verdediging worden ingebracht, maar alleen voorschrijft dat stukken zoals de dagvaarding en de uitspraak en essentiële stukken uit het strafdossier die door het OM zijn toegevoegd voor de verdachte moeten worden vertaald.4 Dat is achteraf bezien een gemiste kans. Je zou toch zeggen dat het recht op verdediging met zich brengt dat ook ontlastende informatie waarop de verdachte zicht beroept moet worden vertaald en dat het niet voor het risico van de verdachte komt als hij in die vertaling niet zelf kan voorzien. Hier wreekt zich de stapsgewijze benadering van de EU in de “routekaart”5 ter versterking van de procedurele rechten van verdachten. De lacune in de vertaalbijstand is in de in 2016 tot stand gekomen richtlijn 2016/343/EU waarin onder andere het beginsel van equality of arms is verankerd niet gerepareerd. Maar er is nog een kans: het wetsvoorstel Modernisering strafvordering bevat in de huidige vorm ook geen voorziening voor vertaling van de door de verdediging ingebrachte stukken. Maar het is daarvoor nog niet te laat!
Dit Vooraf verschijnt in NJB 2021/3093, afl. 42.
Afbeelding: Pieter Brueghel de Oude, De toren van Babel, Public domain, via Wikimedia Commons
Noten:
- https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2014/10/20/mededelingen-van-rechten-aan-de-verdachte.
- Taal, tolken en vertalen in de strafprocedure, verschijnt bij Wolf Legal Publishers.
- ECLI:NL:PHR:2021:1098.
- Zie ook HvJ 15 oktober 2015, Zaak C‑216/14, par. 38.
- Resolutie van de Raad 30 november 2009 2009/C295/01.