Een stap naar digitalisering – in de verkeerde richting?

HR 21 juni 2022, NJ 2022, 2421 behelst een interessant arrest van de Hoge Raad over de digitalisering van het strafprocesrecht. Een veroordeelde wilde in cassatie gaan tegen het vonnis waarbij hij was veroordeeld. Hij koos daarvoor de gangbare, getrapte weg. Hij machtigde zijn advocaat (artikel 450, eerste lid, onder a, Sv), die op zijn beurt een griffiemedewerker machtigde (artikel 450, eerste lid, onder b, en derde lid, Sv). Tot zover niets aan de hand.

De ‘bijzondere volmacht’ van artikel 450, eerste lid, onder b, moet schriftelijk zijn verstrekt. Uit mijn tijd bij het Wetenschappelijk Bureau van de Hoge Raad, eind jaren ’80, herinner ik mij dat toen de vraag actueel was of in plaats van allerlei brieven ook faxberichten mogelijk waren. Stapje voor stapje heeft de Hoge Raad dat geaccepteerd. Dat vonden we toen heel spannend.

Maar de faxen zijn inmiddels afgeschaft. We communiceren nu via onze computers – en dus per e-mail (ik laat social media hier buiten beschouwing). Daarmee kwam de vraag aan de orde of de ‘bijzondere schriftelijke volmacht’ als bedoeld in artikel 450, eerste lid, onder b, Sv, ook per e-mail kon worden bezorgd bij de griffie. In 2016 beantwoordde de Hoge Raad die vraag bevestigend.2

L’ histoire se répète. Dezelfde vragen doen zich voor als 35 jaar geleden. Wederom wordt er tegen de grens geduwd. In de casus van NJ 2022, 242, stelde de advocaat het rechts­middel van cassatie namelijk in via een e-mail waarin de ‘bijzondere schriftelijke volmacht’ integraal was opgenomen. Dus niet als aparte bijlage bij de e-mail, maar in de e-mail zelf, compleet met de ‘in het e-mailbericht opgenomen afbeelding van een handtekening’ van de advocaat. Het mailbericht voldeed aan alle eisen die de Hoge Raad stelt aan de ‘bijzondere schriftelijke volmacht’ - behalve aan de eis dat die volmacht als afzonderlijke bijlage bij het mailbericht zou moeten zijn opgenomen, zoals de Hoge Raad sinds 2016 eist(e). Kan dit door de beugel? Was dit cassatieberoep ontvankelijk? ‘Nee’, zei de A-G Paridaens. ‘Ja’, zei de Hoge Raad.

Ogenschijnlijk zet de Raad hiermee weer een stapje in de richting van digitalisering van het strafproces­recht. En van deformalisering daarvan. Want is de opstelling van de A-G niet onnodig formeel, om niet te zeggen: formalistisch? Maar schijn bedriegt.

Digitalisering kent twee smaken: digitization en digitalization. Het eerste is niet méér dan het omzetten van papieren documenten naar een digitale verschijningsvorm, bijvoorbeeld pdf, zonder iets te veranderen aan de werkprocessen. Het tweede daarentegen impliceert een digitale transformatie, d.w.z. het ondersteunen en uitvoeren van werkprocessen (verwerkingen van informatie) met digitale technologieën (computers).3 Echt anders gaan werken dus.

Toegepast op onze casus: de manier waarop de advocaat het cassatieberoep instelde, was een staaltje van digitization: papier vervangen door pdf. De A-G merkte echter op dat we inmiddels ook al een andere vorm kennen om rechtsmiddelen in te stellen, die veel meer in de richting gaat van digitalization. Ik citeer uit haar conclusie: ‘in art. 450, vierde lid, Sv is voorzien in de mogelijkheid om de volmacht, bedoeld in art. 450, derde lid, Sv, over te dragen met behulp van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen elektronische voorziening. Op grond van art. 2, eerste lid, Besluit digitale stukken Strafvordering wijst de minister een elektronische voorziening aan voor onder meer de indiening van een volmacht als bedoeld in artikel 450, derde lid, Sv. De minister heeft “het Advocatenportaal: mijn strafdossier van de Raad voor de rechtspraak” aangewezen als een dergelijke elektronische voorziening.’

Het door de A-G genoemde Besluit stelt eisen aan de authenticatie en de elektronische hand­tekening, die dienen ter waarborging van de betrouwbaarheid van de communicatie. En: het opnemen van een afbeelding van een handtekening in een e-mailbericht (valt) geenszins te vergelijken (met) de authenticatie die is vereist voor de indiening van een volmacht ex art. 450, derde lid, Sv met behulp van een elektronische voorziening dan wel met het plaatsen van een elektronische handtekening, aldus de AG. Anders gezegd: digitization van de handtekening maakt het proces misschien ietsje efficiënter, gemakkelijker; maar niet per se betrouwbaarder. De digitalization van de handtekening overeenkomstig het door de A-G geciteerde Besluit daarentegen pretendeert niet enkel de efficiency te verhogen, maar ook de klassieke functies die aan de handtekening worden toegekend op een hoger kwaliteitsniveau, met name: betrouwbaarder, te borgen.

Zo bezien is de beslissing van de Hoge Raad wel een stap naar verdere digitalisering, maar in de verkeerde richting. De A-G had de juiste richting gewezen.

 

Voetnoten

1 ECLI:NL:HR:2022:909

2 HR 22 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2654; NJ 2017/119,
m.nt. B.F. Keulen.

3 Cf. het visiedocument Naar een digitale strafrechtspleging (bijlage bij brief van de Minister van Veiligheid en Justitie van 17 februari 2016 aan de Tweede Kamer, Kamerstukken II 2015/16, 29279, nr. 298), p. 27; met verwijzing naar Scott Brennen and Daniel Kreiss, Digitalization and Digitization, 8 september 2014 (bron: http://culturedigitally.org/2014/09/digitalization-and-digitization/).

 

Afbeelding: Pixabay

Over de auteur(s)