Een muis en een olifant spraken over de vergoeding van advocaatkosten na een vrijspraak

Vergoeding van kosten van strafrechtadvocaten na een vrijspraak is met regelmaat in het nieuws. Bij een vrijspraak worden de daadwerkelijk gemaakte advocaatkosten in beginsel als schade vergoed. Daar kan van worden afgeweken als die kosten onredelijk hoog voorkomen. De uitspraken die het nieuws halen worden veelal als zodanig aangemerkt. Dat spreekt begrijpelijkerwijs tot de verbeelding. Over die uitspraken zelf wordt door anderen voldoende gezegd en geschreven. Ik wil het hebben over twee andere zaken, over de olifant(en) in plaats van de muis.

De kosten van de individuele uitspraken die het nieuws halen, zijn een klein deel van het totaal aan advocaatkosten dat de overheid moet betalen vanwege vervolgingen die niet hebben geleid tot een veroordeling. Het is zinvol om te kijken naar de achtergronden van die totale kosten.

Recente en specifieke cijfers zijn opmerkelijk genoeg niet publiekelijk beschikbaar. Uit een ouder overzicht van het CBS blijken algemene cijfers van schadevergoedingen aan ex-verdachten vanaf de jaren 90 tot aan 2016. Deze cijfers zijn uitgesplitst naar vergoeding wegens onterechte hechtenis en vergoeding van gemaakte kosten. Onder deze laatste categorie vallen vervolgens ook de kosten van een advocaat. Het aantal kostenvergoedingen was in 2016 ongeveer 9.700 en de omvang van de gemaakte kosten bedroeg € 15.300.000,-. Dit is dus inclusief de advocaatkosten. In ongeveer 6000 gevallen is schade vergoed in verband met onterechte hechtenis. Deze getallen zijn inmiddels vijf jaar oud en ik schat in dat de getallen bepaald niet lager zijn geworden. Het lijkt mij terecht om niet alleen kritisch te kijken naar de kosten van degene die minst genomen betrokken is geweest bij het bewerkstelligen van een vrijspraak, maar net zo kritisch te kijken naar het optreden van degene die de schade heeft veroorzaakt. Reflectie op het handelen van het OM is belangrijk, omdat het beperken van de schade – waaronder de advocaatkosten – een aanzienlijke besparing oplevert. Belangrijker nog is dat een kritische beschouwing eraan kan bijdragen dat het OM in strafzaken niet ten hele dwaalt, maar een onterecht strafrechtelijk onderzoek of een ingezette vervolging ten halve keert. Helaas valt hier dus maar weinig over te vinden.

Reflectie past ook bij de vergoeding van advocaatkosten. De praktijk leidt zowel bij betrokkenen als bij buitenstaanders – ook in situaties die de media niet halen – dikwijls tot onbegrip. Om de angel uit de discussies over de vergoeding van advocaatkosten te krijgen, pleit ik voor de introductie van veel duidelijkere criteria voor tarieven. Die criteria zouden mijns inziens kunnen worden gekoppeld aan ten eerste ervaring en specialisatie en ten tweede aan de complexiteit van de zaak. Een en ander graag zo eenvoudig mogelijk te organiseren. Ten aanzien van de ervaring kan bijvoorbeeld factor x worden toegekend bij ervaringsjaar 1 tot en met 3; factor y bij jaar 5 - 7 en factor z bij jaar 7 en volgend. Dit laatste mogelijk te koppelen aan een lidmaatschap NVSA of een andere erkenning van een specialisatie. Ook kunnen wegingsfactoren worden toegekend aan de complexiteit van een zaak. Een eenvoudige zaak (factor p) zou bijvoorbeeld een zaak kunnen zijn die bij een politierechter tot een einde komt, of zou moeten komen. Een zaak bij de meervoudige kamer is (factor q) en nagedacht kan worden over andere zeer complexe  zaken (mogelijk factor r). Ik merk voor deze laatste categorie alvast op, dat dit niet per se mega zaken hoeven zijn, of omgekeerd, mega zaken zijn niet per se zeer complex. Duidelijkheid zal er daarbij moeten zijn over eenvoudige onderwerpen als reistijd, wachttijd (want advocaten moeten veel wachten) maar ook (inhoudelijke) ondersteuning. Let wel, er zal daarbij – zoals dat nu in de praktijk ook wel gebeurt – gewerkt moeten worden met realistische bedragen en niet met de toevoegingsbedragen die voor het overgrote deel van de praktijk ontoereikend zullen zijn. Het gaat hier dus niet om een besparing, maar om een verbetering. Met een uitwerking van deze gedachte kan hopelijk een evenwicht worden gevonden tussen de verantwoordelijke overheid, de vrije advocaatkeuze en de autonomie van de advocatuur enerzijds en het enigszins beteugelen van discussies achteraf en het stellen van grenzen aan de marktwerking anderzijds. Vervolgens blijven over de daadwerkelijk gemaakte uren. De toets (of een bepaalde zaak een bepaald aantal uren rechtvaardigt) behoort met terughoudendheid plaats te vinden. De bijzondere aandacht die een cliënt vergt, het najagen van een onwelwillend of talmend OM, de grote inspanningen om een zaak buitengerechtelijk af te doen, de bestudering (en her bestudering) van het in delen komende dossier, al deze zaken laten zich maar moeilijk inschatten en lijken achteraf veel overzichtelijker dan wanneer je midden in de rommel zit.

Wat hier staat is allemaal geen hogere wiskunde. Het zijn wat eenvoudige gedachten over een kritische blik op de veroorzaker van de advocaatkosten en over het vereenvoudigen van de afhandeling van die advocaatkosten. Hierover kan nog veel meer worden gezegd en hopelijk gaat dat ook gebeuren.

 

Afbeelding: pixabay

Over de auteur(s)
Jan Leliveld
Advocaat bij Van Doorne in Amsterdam