Economische integratie

Economische integratie van Staten voorkomt oorlog, zo was lang de overtuiging van velen, ook van mij. Vredebevorderende integratie is een van de twee basisideeën1 van de EU: integreer van de twee notoire belligerenten (Frankrijk en Duitsland) om te beginnen de industrieën waarmee oorlog wordt gevoerd (energie en staal: de EGKS) om wederzijds economisch en handelsbelang te creëren, waardoor ze parallelle belangen krijgen en handel in plaats van oorlog met elkaar drijven.

Dat leidt op den duur vanzelf ook tot politieke en maatschappelijke integratie. De kans dat zij elkaar en daarmee zichzelf willen beschadigen, neemt drastisch af, ook omdat ze elkaar door die integratie veel beter begrijpen. We zijn inmiddels zó geslaagd in economische integratie dat op basis van Europese aanbestedingsregels de Duitse politie in Franse auto’s rijdt en de Franse politie in Duitse. De EU is zelfs, versneld onder invloed van de Russische agressie-oorlog tegen Oekraïne, een politieke en defensie-unie aan het worden.

Ook buiten de EU leek de economische globalisering en wederzijdse economische verafhankelijking van natiestaten met militaire macht de kansen op militaire conflicten tussen die economische machten aanzienlijk te beperken. Zoals tijdens de koude oorlog de mutually assured destruction (MAD) geacht werd de vrede te bewaken, zo werd na the end of history de economische globalisering en wederzijdse economische afhankelijkheid ­verondersteld vrede te garanderen, hoezeer ook ideologische en politieke verschillen herleefden. Ook de huidige militaire agressor in Oost-Europa leek aan het begin van the end of history graag mee te willen doen aan de economische en (al dan niet Staats-)kapitalistische wereldgemeenschap.

Maar die wereldwijde wederzijdse economische afhankelijkheid blijkt ook voor heel andere doeleinden dan handel en economische groei gebruikt te kunnen worden, zoals politieke sabotage en economische en hybride oorlogvoering. Ook ruim voordat Rusland de Europese afhankelijkheid van Russisch gas begon te gebruiken als oorlogswapen (wat was de EU, met name Duitsland, naïef), was al duidelijk dat zelfs binnen de EU de wederzijdse integratie ook gebruikt kon worden voor politieke chantage. De Britten hadden nog het fatsoen om zich door hun zelfgekozen liegende politici de EU uit te laten rommelen en daarmee vooral zichzelf in de voet te schieten (zoals steeds duidelijker blijkt), maar doortrapter en schadelijker voor de EU lijken de ‘illiberale’, rechtsstaatafbrekende en naar nepotisme en corruptie riekende regimes die juist binnen de EU blijven als paard van Troje, om met cynisch gebruik van de unanimiteits- en gekwalificeerde-meerderheidsbesluitvorming te profiteren van subsidies en cohesiefonds zonder aan de bijbehorende democratische en rechtsstaatvoorwaarden te voldoen. En de gevaren van monetaire integratie bleken wel heel kras toen tijdens de kredietcrisis de Griekse economie, die maar 2% van de EU-economie uitmaakte, de monetaire unie bijna met zich mee sleurde de afgrond in.

De voorzienigheid heeft niet goed geregeld dat het juist de foute regimes zijn die op de gas- en oliebellen zitten (en op de rare earths) die democratische rechtsstaten nodig hebben om economisch te blijven draaien zolang de energietransitie niet is voltooid. Tijdens de coronacrisis en de vastgelopen dwarsligger in het Suezkanaal was al gebleken dat de wereldwijde handelsintegratie en onderlinge afstemming en daarmee afhankelijkheid van supply chains grote risico’s met zich meebrengt. Het is niet ondenkbaar dat het Kremlin daardoor bevestigd is in zijn idee dat de tijd rijp was voor economische sabotage en energie-chantage van de EU om die ervan te weerhouden krachtig te reageren op zijn poging tot usurpatie van Oekraïne. Sinds die eerdere crisissen is China ook harder de Taiwanese trom gaan roeren. Wat China vooral lijkt te weerhouden van een blokkade of invasie van Taiwan is zijn eigen afhankelijkheid van de Taiwanese chipsproductie, die meer dan de helft van de wereldwijde productie van halfgeleiders voor haar rekening neemt en die ook voor China zelf binnen twee weken stilligt bij een blokkade of inval omdat de Taiwanese productie afhankelijk is van westerse technologie en kennis, waaronder Nederlandse: chipsmachinefabrikant ASML. Nederland is in die zin een peace keeper. Degenen die dat bedrijf leiden, moeten bijna even geverseerd zijn in geopolitiek als in nanotechnologie, zeker na de recente Amerikaanse handelsbeperkingen jegens China, die Beijing weer een excuus kunnen geven om Taiwan toch in te nemen. Als Beijing niet ontmoedigd wordt door het deplorabele en voor de usurpator vernederende verloop van de Russische poging tot bezetting van Oekraïne, ligt ook voor de rest van de wereld de chipsaanvoer binnen twee weken stil. Ook de aanslag op Nord Stream laat zien hoe economische integratie kan verkeren in uitgelezen mogelijkheden tot al dan niet hybride oorlogvoering. Het doorknippen van één internetkabel op de zeebodem kan een heel land lamleggen als Elon Musk niet snel genoeg de satellietschotels voor zijn starlink-internetsatellieten ter plaatse kan, wil of mag brengen.

De vraag rijst of dit alles toont dat economische integratie toch niet zo’n goed idee was, maar dat is misschien een verkeerde vraag. Die integratie is denkelijk onvermijdelijk door specialisatie, digitalisering en internet. Het probleem is en zal wel altijd blijven: de goede of kwade wil van politieke machthebbers en de robuustheid of het operette-karakter van de politieke instituties die hen moeten controleren. Wie vrede wil, zal zich moeten blijven voorbereiden op oorlogen, digitaal, economisch, hybride, monetair of militair. Dat wordt wel steeds lastiger, want wie zat er achter – bijvoorbeeld – de cyberaanval op de cruciale Colonial Pipeline in 2021, de verontrustende SolarWinds hack in Amerikaanse overheidssystemen in 2020 en de sabotage van Nord Stream?

Afbeelding: flickr

Dit Vooraf verschijnt in NJB 2022/2237, afl. 32

Voetnoot

1 Het tweede idee was minder politiek en visionair, maar nogal prozaïsch: een vrijhandelszone, met name een douane-unie.

Over de auteur(s)
Peter Wattel
A-G bij de Hoge Raad