Lees hier de masterscriptie De zaak E.S. v. Austria van Daniel Groos (Masterscriptie Encyclopedie en filosofie van het recht, Universiteit Leiden, begeleiders: prof. dr. P.B. Cliteur en prof. dr. A. Ellian, beoordeling: 9)
In de zaak E.S. v. Austria, een recente uitspraak van het EHRM, lijkt een versluierde versie van het verbod op godslastering haar intrede te maken. Een Oostenrijkse vrouw werd in eigen land veroordeeld wegens het ‘minachten van een religieuze doctrine’. Haar misdaad? Benoemen dat de profeet Mohammed vanwege zijn huwelijk met de 9-jarige Aisha als een pedofiel aangeduid kan worden. Het EHRM besloot deze veroordeling in stand te houden.
De zaak E.S. werpt allerlei wezenlijke vragen op. Wat betekent de vrijheid van expressie voor ons? Durven wij het publieke debat in zijn meest robuuste vorm aan, of willen we dit het liefst van bovenaf controleren opdat het niet ontspoort? Mag er iets van onze vrijheid opgegeven worden wanneer dit ons (schijnbaar) meer veiligheid biedt? Durven wij de vrijheden van de democratie überhaupt aan, of is dit iets dat we vooral in formele, abstracte zin verdedigen maar op het moment dat het precair wordt liever uit de weg gaan?
Al deze kwesties komen in deze scriptie van Daniel Groos aan bod in de zoektocht naar het antwoord op de hoofdvraag: wat is de verklaring voor deze hoogst opmerkelijke uitspraak?
De conclusie van deze rechtsfilosofische scriptie is dat de uitkomst van de zaak E.S. drie verschillende oorzaken kent: 1) het ethisch consequentialisme vormt voor het EHRM de fundering van de vrijheid van expressie, 2), de neiging van het EHRM om religiekritiek aan te duiden als haatspraak en 3) het behoud van de vrede wordt door het EHRM in rangorde boven de vrijheid van expressie geplaatst.
Afbeelding: Pixabay