De strafrechtelijke relevantie van duurzaamheidsrapportages

Sinds 13 januari jl. ligt de implementatiewet voor de Europese Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) bij de Tweede Kamer. Na de inwerkingtreding daarvan zijn (beursgenoteerde) bedrijven in Nederland verplicht verslag te doen van, en inzicht te geven in hun duurzaamheidsstrategie en -beleid op het gebied van milieu, arbeidsomstandigheden en mensenrechten (ESG).1  

Denk aan de salarisverschillen tussen mannen en vrouwen in de onderneming, maar ook de CO2-uitstoot van het bedrijf en de mensenrechtenimpact van de toeleveringsketen van het bedrijf. Dat verslag dient (een apart) onderdeel te zijn bij het bestuursverslag, dat vervolgens door een externe accountant moet worden beoordeeld en voorts publiek beschikbaar moet worden gesteld. De bedoeling van de verplichting is om systeemrisico’s van (onder meer) klimaatveranderingen te verminderen, ervoor zorg te dragen dat meer geïnvesteerd wordt in duurzame activiteiten en het door ondernemingen verantwoorden van hun impact op mens en milieu. Over de potentiële, niet-strafrechtelijke impact van dergelijke rapportages schreef Buruma al in zijn Vooraf van 16 mei 2023.2

Wat de strafrechtelijke gevolgen betreft: het niet voldoen aan de ter zake geldende regels geldt (vanaf implementatie) als economisch delict (art. 1 onder 4 WED). Dat is niet bijzonder spannend, in die zin dat het niet voldoen aan de verslagleggingsplicht feitelijk een zuiver ‘administratieve’ omissie is. Interessanter is de vraag naar de bredere strafrechtelijke betekenis van de verslagleggingsverplichting: zet die verplichting ook anderszins op ESG-gebied zoden aan de dijk?

Op een relatief basaal niveau laat die strafrechtelijke betekenis zich wel indenken. Zo is bepaald niet ondenkbaar dat een (bewust) onjuiste verslaglegging van duurzaamheidsaspecten – zoals greenwashing – aanleiding geeft tot strafrechtelijke aansprakelijkheid van bedrijven wegens valsheid in geschrift (art. 225 Sr). Daar waar de CSRD en de daarop gebaseerde implementatiewet bedrijven verplicht om over het afgelopen boekjaar verslag te doen van hetgeen zij op ESG-gebied hebben gedaan – en dat verslag dus dient ten bewijze daarvan – zullen bewuste onjuistheden daarin al snel binnen het bereik van art. 225 Sr (kunnen) komen. Bij bewust onjuiste verslaglegging is ook een strafrechtelijke vervolging wegens oplichting (art. 326 Sr) denkbaar, al geldt dat daarvoor noodzakelijk is dat met het vermelden van onjuistheden werd beoogd om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. Op het moment evenwel dat de verstrekte (onjuiste) informatie voor kopers van producten van het bedrijf (of aandelen in het bedrijf) van belang is om daartoe over te gaan, komt oplichting binnen handbereik. In het kielzog daarvan zouden ook de witwasdelicten in het vizier kunnen komen. Als het verstrekken van bewust onjuiste informatie in het duurzaamheidsverslag van de onderneming kwalificeert als oplichting immers, zal de opbrengst daarvan in beginsel (kunnen) kwalificeren als het verwerven of voorhanden hebben van gelden die afkomstig zijn uit misdrijf.

Omdat de duurzaamheidsrapportage onderdeel vormt van het bestuursverslag van de onderneming, liggen ook strafrechtelijke risico’s voor de bestuurders van de onderneming in het verschiet, indien en voor zover de bestuurder wetenschap had van de onjuistheden vermeld in het duurzaamheidsverslag, althans bewust de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard.

Die strafrechtelijke risico’s laten ook de externe accountant potentieel niet onberoerd. Die loopt immers de kans het verwijt te worden gemaakt de door de onderneming gepleegde strafbare feiten te hebben medegepleegd, althans te hebben gefaciliteerd. Dat is niet zonder betekenis, ook niet omdat ‘ESG’ een (zeer) ruim gebied bestrijkt.

Lastiger wordt het als het gaat om de vraag wat de verslagleggingsverplichting zou kunnen betekenen voor de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van bedrijven voor allerhande misstanden op ESG-gebied die zich via die verslaglegging openbaren aan het grotere publiek. Een onderneming die constateert dat de Pfas-emissies van het bedrijf aanzienlijk zijn, of dat bij haar toeleveranciers in een ander land sprake is van schending van mensenrechten, zal daarover moeten rapporteren. De plicht tot duurzaamheidsverslaglegging maakt het onder de groene zoden stoppen van dergelijke misstanden onmogelijk. Feit is daarmee dat die verslaglegging juridisch gezien een belangrijke rol kan spelen bij de vaststelling van aansprakelijkheid van de onderneming (en haar bestuurders). Maar dat is strafrechtelijk gezien pas relevant (en interessant), indien de onderneming ook betrokkenheid bij een strafbaar feit kan worden verweten. Het schenden van mensenrechten door een onderneming is als zodanig geen strafbaar feit. Dat geldt ook voor het willens en wetens uitstoten van grote hoeveelheden CO2. Shell mag dan op grond van de recente uitspraak van het Haagse Hof mensenrechtelijk gezien de verplichting hebben om haar CO2-uitstoot te beperken, maar het nalaten daarvan (en de rapportageverplichting op grond van de CSRD) maakt niet (zonder meer) dat de onderneming zich daarmee schuldig maakt aan een strafbaar feit. In die zin verandert er strafrechtelijk gezien niets na implementatie van de CSRD. Pas als de (Europese) strafwetgeving ter zake ‘up to date’ (of liever: (klimaat-)toekomstbestendig) is gemaakt, liggen daar kansen. Dat geldt meer in het bijzonder ook, omdat de verplichting van bedrijven om zelf eventuele misstanden in hun keten te rapporteren, op grond van de jurisprudentie van het EHRM en de HR niet noodzakelijk in strijd komt met het verbod van zelf-incriminatie.

Dat alles is op dit moment evenwel nog zuiver koffiedik kijken. De kans bestaat bovendien dat de rapportageverplichting – en de verplichtingen opgenomen in de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD; ook wel de ‘Antiwegkijkwet’ genoemd) – als gevolg van de huidige geopolitieke ontwikkelingen in de tussentijd als sneeuw voor de zon zal verdwijnen. Waar geen wil is, is geen weg, behalve die naar een klimaathel. De inwoners van Los Angeles weten er inmiddels alles van.

 

Dit Vooraf wordt gepubliceerd in NJB 2025/141, afl. 3

 

Afbeelding: istock

 

Voetnoten

1 In opvolgende jaren zal die verplichting worden uitgerold naar andere bedrijven en organisaties. Zie voor de tijdlijn o.a. https://www.ser.nl/nl/thema/duurzaamheid/eu-duurzaamheidsrapportage.

2 https://www.njb.nl/blogs/de-prijs-van-duurzaamheidsrapportages/ 

Over de auteur(s)
Petra van Kampen
Petra van Kampen is hoogleraar strafrechtspraktijk aan de Universiteit Utrecht en redacteur van het Nederlands Juristenblad