De positie van de werker bij platformwerk

In zijn proefschrift onderzoekt Jorn Kloostra platformwerk vanuit zowel het perspectief van het arbeidsrecht als het mededingingsrecht. Traditioneel gezien hanteren beide rechtsgebieden een binair kader. Deze alles-of-niets benadering sluit niet goed aan op de complexe aard van arbeidsverhoudingen die zich voor (kunnen) doen bij platformwerk. Platformwerkers vertonen trekken van werknemers en van zelfstandigen en zij begeven zich in het grijze gebied tussen het arbeidsrecht en het mededingingsrecht. Beide rechtsgebieden zijn bovendien nauw met elkaar verbonden.

Het streven van de politiek is om de ontwikkeling van platformwerk te stimuleren, met als doel het een duurzame positie op de arbeidsmarkt te geven. Tegelijkertijd brengt platformwerk juridische uitdagingen met zich mee, zoals ook duidelijk blijkt uit nationale en internationale rechtspraak en beleidsontwikkelingen. In het licht van het genoemde spanningsveld komt de vraag op hoe ontwikkelingen in jurisprudentie en wetgeving met betrekking tot platformwerk kunnen worden begrepen in het licht van de zwart-wit benadering van het arbeidsrecht en het mededingingsrecht. Deze vraag staat centraal in het onderzoek van Kloostra. Door juridische complicaties rondom platformwerk in kaart te brengen analyseert hij het thema vanuit het perspectief van het nationale en Europese recht. Op basis van het onderzoek concludeert Kloostra dat, hoewel de dichotome benadering in beide rechtsgebieden nog steeds dominant is met betrekking tot platformwerk, er een voorzichtige verschuiving lijkt plaats te vinden op wetgevend gebied. Beleidsmakers lijken in sommige gevallen minder strak vast te houden aan strikte categoriseringen en veeleer na te gaan wie wettelijke bescherming verdient en bij welke partij bepaalde verantwoordelijkheden berusten. Dit is onder meer terug te zien in het Europese richtlijnvoorstel platformwerk alsmede in de richtsnoeren van de Europese Commissie voor toepassing van het EU-mededingingsrecht op collectieve afspraken tussen zzp’ers. De wetgever streeft ernaar om voor wat betreft de betrokken economische en sociale belangen een balans te vinden waarin concurrentie wordt erkend, maar waarin rechtvaardigheid wordt gewaarborgd en kwetsbare partijen wettelijke bescherming ontvangen. De bestaande verschillen in uitkomsten die thans nog het gevolg zijn van de zwart-wit beoordelingen in het arbeidsrecht en het mededingingsrecht zullen daarmee kunnen – en moeten – afnemen.

Kloostra signaleert voorts dat (voorgestelde) oplossingen voor knelpunten rondom platformwerk aldus gebaseerd (moeten) zijn op zowel arbeidsrecht als mededingingsrecht. Hoewel er in dit verband begrijpelijkerwijs thans nog veel aandacht wordt besteed aan de arbeidsstatus van platformwerkers, onderstreept het onderzoek eveneens dat de kwestie daarmee niet afgedaan is. Ook nadat de juridische status van platformwerkers bepaald is, doen zich verschillende problemen voor, zowel met betrekking tot het arbeidsrecht als tot het mededingingsrecht. Momenteel is hier echter nog niet veel aandacht voor bij Europese of nationale wetgevers. In zijn proefschrift identificeert Kloostra verschillende belemmeringen en stelt hij mogelijke oplossingen voor, waarmee hij tracht bij te dragen aan het voortdurende wetenschappelijke en maatschappelijke debat over platformwerk. Kloostra verdedigt zijn proefschrift op 26 juni 2024 om 12.30 uur aan de Radboud Universiteit.

Promotoren: prof. mr. Leonard Verburg en prof. mr. Femke Laagland.


Jorn Kloostra
De positie van de werker bij platformwerk

Kluwer 2024, Serie Onderneming en Recht, 288 p., € 81,50
ISBN 978 90 1317 697 1

Over de auteur(s)