De mobiliteitstransitie van eigendom naar gebruik: trapt het consumentenrecht op de rem?

Het promotieonderzoek van Josje de Vogel richt zich op de mobiliteitstransitie van eigendom naar gebruik. Denk aan de deelfietsen en -scooters maar ook aan gebruik van een fiets of auto op abonnementsbasis. Het gebruik van mobiliteit wordt door beleidsmakers gezien als een kans om duurzaamheid te stimuleren. Naast die duurzaamheidsvoordelen roept gebruik van mobiliteit ook vragen op over de toepasbaarheid van het bestaande consumentenrechtelijk kader aangezien met dit nieuwe bedrijfsmodel geen rekening is gehouden bij het ontwerpen van de richtlijnen voor consumentenbescherming in het verleden. Deze ondudielijkheid zou de overgang naar mobiliteitsgebruik in Europa kunnen vertragen en voorkomen dat de voordelen ervan volledig worden gerealiseerd. Consumenten zouden terughoudend kunnen zijn om de beslissingen te nemen die nodig zijn voor deze overgang vanwege de onduidelijkheid over hun rechten en verplichtingen.

Deze studie onderzocht daarom of gelijkwaardige consumentenbescherming van toepassing is op de gebruiker van mobiliteit ten opzichte van de eigenaar van een voertuig. ­Grotendeels bestaat er ongelijke bescherming voor gebruikers van mobiliteit vanwege de reikwijdte van Europese wetgeving.  Enkele regels zijn daarentegen wel van toepassing, waardoor voor die gevallen wel gelijkwaardige bescherming bestaat. Naar mijn mening is ongelijkwaardige bescherming niet altijd problematisch. Voor een gelijkwaardige bescherming van consumenten moet namelijk rekening worden gehouden met de verschillen tussen eigendom en gebruik. Dat betekent dat rekening moet worden gehouden met het doel van de rechtsregel maar ook proportionaliteit en praktische uitvoerbaarheid van de regel voor gebruik. Toch bestaat er voor sommige regels ongelijkwaardige bescherming, terwijl dat niet gerechtvaardigd is op basis van bovengenoemde factoren. Een voorbeeld is de kredietwaardigheidscontrole die voortvloeit uit de kredietwaardigheidsrichtlijn. Hoewel die controle niet van toepassing is bij gebruik van mobiliteit, drukt de periodieke betalingsverplichting – voornamelijk bij langdurig mobiliteitsgebruik – onverminderd op de kredietwaardigheid van de consument en daarnaast zou toepassing van de controle proportioneel en praktisch mogelijk zijn. Toch geldt de verplichting van de kredietwaardigheidscontrole niet voor mobiliteitsgebruik. 

Verder onderzoek ik aan de hand van empirisch kwalitatief onderzoek of de sector in zekere mate (vrijwillig) consumentenbescherming biedt of zelfs gelijkwaardige bescherming biedt als bij eigendom. Hoewel sommige aanbieders meer bescherming bieden dan het wettelijk minimum, is naar mijn mening zelfregulering geen oplossing omdat zelfregulerende bescherming dynamisch is en het risico met zich meebrengt om te kunnen verdwijnen. Dit risico kan worden beperkt in een geval waarin de sector zich richt op niet-individuele zelfregulering, of nog meer in het geval van overheidsregulering, omdat dit bijdraagt aan de uniformiteit van de rechten. Terwijl het huidige consumentenrecht tot op zekere hoogte fungeert als voet op het rempedaal bij de mobiliteitstransitie van eigendom naar gebruik, kan een nieuwe consumentenrichtlijn mogelijk als gaspedaal fungeren. Juridische tussenkomst is noodzakelijk om meer (rechts)zekerheid te kunnen bieden aan gebruikers en aanbieders van mobiliteit. Dit zou niet alleen de soepele overgang van eigendom naar gebruik kunnen vergemakkelijken (en potentieel stimuleren), maar die tussenkomst kan ook rekening houden met de onderliggende grondgedachten van het consumentenrecht.

Promotoren: prof. mr. dr. Harriët Schelhaas en prof. dr. Wouter Verheyen.  

Josje de Vogel 
The Transition from Mobility Ownership to Mobility Usership: Is EU Consumer Law Pushing the Brakes? A Comparative Legal Study

Boom juridisch 2024, 510 p, € 85

ISBN 978 94 6212 954 2

 

Over de auteur(s)