De terugkeer van afgewezen asielzoekers is een weerbarstig proces, dat in grote mate afhankelijk is van de asielzoeker zelf en diens bereidheid om mee te werken. In dit proefschrift van Martijn Tubbergen wordt onderzocht hoe asielzoekers het asielproces beleven en in hoeverre dit invloed heeft op de mate waarin zij na een afwijzing bereid zijn om terug te keren naar het land van herkomst.
Wetten hebben legitimiteit nodig om effectief te zijn, en dat geldt ook voor migratiewetten (Leerkes et al., 2014). Er zijn aanwijzingen (o.a. Ryo, 2008; Tyler, 2006c; Beetham, 1991) dat die legitimiteit voor een belangrijk deel gebaseerd is op sociologische en psychologische normatieve aspecten, i.c. overtuigingen en attitudes. De gevoelde verplichting om de wet na te leven is een belangrijke determinant voor de intentie tot bepaald gedrag (o.a.Sheeran et al., 2003), en deze intentie is weer de belangrijkste voorspeller van gedrag (Ajzen, 2005). Dit leidt tot een conceptueel kader voor dit onderzoek waarin de ervaren procedurele legitimiteit leidt tot een gevoelde verplichting om een afgewezen asielverzoek na te leven, die op haar beurt leidt tot een intentie om terug te keren. Naast de ervaren procedurele legitimiteit speelt de bredere institutionele legitimiteit (de mate waarin een overheid gerechtvaardigd wordt geacht om migratie te reguleren) mogelijk een bijkomende rol in het terugkeergedrag van de afgewezen asielzoeker (Jackson et al., 2012). Uit het multimethodisch onderzoek is gebleken dat er een verband lijkt te zijn tussen de ervaren procedurele legitimiteit en terugkeerattitudes (dat wil zeggen de verplichting voelen om terug te keren naar het land van herkomst). Er is geen verband gevonden tussen de ervaren procedurele legitimiteit en intenties om terug te keren. Wel lijkt er een verband te zijn tussen terugkeerattitudes en terugkeerintenties. Bredere institutionele legitimiteit lijkt verband te houden met een verandering in terugkeerintenties na een afwijzing. Deze samenhang tussen ervaren legitimiteit en nalevingattitudes en -intenties geldt dus niet alleen voor burgers, maar ook voor asielzoekers. Een andere bijdrage van het onderzoek is het meetbaar maken van de ervaren procedurele legitimiteit van de asielprocedure. Daarbij valt wel op dat de onderliggende concepten kwaliteit van de besluitvorming en kwaliteit van de bejegening met elkaar overlappen in betekenis en interpretatie, en dat ze ook statistisch niet zelfstandig meetbaar zijn. Soms is er juist een spanning tussen deelaspecten van de kwaliteit van de besluitvorming, met name tussen tijdigheid en zorgvuldigheid.
Opvallend is verder de grote mate waarin asielzoekers institutionele legitimiteit onderschrijven. De verwachte relatie tussen institutionele legitimiteit en ervaren procedurele legitimiteit blijft uit, maar institutionele legitimiteit blijkt wel veel samenhang te vertonen met zowel de gevoelde verplichting tot naleving als de terugkeerintentie. Een ander opvallend resultaat van de studie is het gebleken belang van tijdigheid. Niet alleen de duur van de procedure maar ook het onwetend zijn hierover heeft grote impact.
In het Nederlands asielbeleid is slechts beperkte aandacht voor procedurele legitimiteit. In de uitvoering van het beleid is dit herkenbaar in de schriftelijke communicatie tussen overheid en asielzoeker.
Promotores: prof. dr. Paul Frissen en dr. Arjen Leerkes.
Martijn Tubbergen
Leuker kunnen we het niet maken, wel duidelijker
Maastricht University Print 2024
ISBN 978 9493 35 385 5
//cris.maastrichtuniversity.nl/ws/portalfiles/portal/203553500/c8321.pdf