Schadevergoeding is voor slachtoffers van misdrijven van groot belang. Het draagt bij aan het gevoel van erkenning en biedt een zekere genoegdoening. Eén speerpunt van het slachtofferbeleid van Staatssecretaris Teeven is daarom het schadeverhaal voor slachtoffers te vereenvoudigen. Uitgangspunt hierbij is dat de dader betaalt (Recht doen aan slachtoffers (Visiedocument), bijlage bij: Kamerstukken II 2012/13, 33552, nr. 2).
Daarnaast heeft de overheid ook een verantwoordelijkheid voor de gevallen waarbij de schade niet wordt vergoed (Europees Verdrag inzake de schadeloosstelling van slachtoffers van geweldmisdrijven, Straatsburg, 24 november 1983, Trb. 1984/2). Hieraan wordt onder meer invulling gegeven door de Wet schadefonds geweldsmisdrijven. Deze regelt dat een slachtoffer van een ernstig geweldsmisdrijf aanspraak kan maken op een uitkering van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De Wet schadefonds geweldsmisdrijven bevat echter een bepaling die er in de praktijk toe leidt dat de dader juist niet betaalt. Dat zit als volgt.
De uitkering van het Schadefonds is een tegemoetkoming in de door het slachtoffer opgelopen schade en heeft een aanvullend karakter. Dit betekent dat het fonds rekening houdt met vergoeding die het slachtoffer langs andere weg krijgt of kan krijgen. Het Schadefonds stelt echter niet als voorwaarde dat eerst de dader is aangesproken. Het slachtoffer kan goede redenen hebben om dit niet te doen. Maar ook als het slachtoffer wél zijn schade probeert te verhalen op de dader, kan het Schadefonds toch al een uitkering doen. Dit kan indien het Schadefonds van oordeel is dat het afwachten van deze procedure onredelijk lang zou duren (art. 6 lid 2 Wsg). Gelet op de duur van zowel strafrechtelijke als civiele procedures is dit vaak het geval.
Voornoemde werkwijze van het Schadefonds is voor slachtoffers natuurlijk zeer gunstig. Het biedt slachtoffers van geweldsmisdrijven aldus de mogelijkheid op tamelijk korte termijn na het voorval al een tegemoetkoming in hun schade te krijgen. Het fonds neemt bij toekenning van een uitkering daarom wel een clausule in de beschikking op dat het slachtoffer het Schadefonds op de hoogte dient te stellen als hij alsnog vergoedingen ontvangt van bijvoorbeeld een verzekering of van de dader. Het Schadefonds kan deze vergoeding dan alsnog in mindering op het bedrag van de uitkering brengen.
Wordt een verdachte vervolgd dan voegen veel slachtoffers zich in het strafproces als benadeelde partij. Het is een relatief eenvoudige procedure waar zonder kosten gebruik van kan worden gemaakt. Ook slachtoffers die al een uitkering van het Schadefonds Geweldsmisdrijven hebben ontvangen, voegen zich toch vaak als benadeelde partij. Hierbij speelt mee dat de schade meestal niet volledig door de uitkering is vergoed, maar ook dat veel slachtoffers het liefst willen dat de dader de schade zelf vergoedt. Als een dader door de strafrechter is veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan een slachtoffer legt deze over het algemeen voor de toegekende schadevergoeding de schadevergoedingsmaatregel op. Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) gaat de toegekende schadevergoeding voor het slachtoffer incasseren. Het CJIB meldt periodiek aan het Schadefonds welke schadevergoedingen het in verband met geweldmisdrijven incasseert. Als een schadevergoeding en uitkering van het Schadefonds betrekking hebben op dezelfde schade van een slachtoffer, dan meldt het fonds dit bij het CJIB. Het CJIB maakt het overlappende deel van de te incasseren schadevergoeding vervolgens over aan het Schadefonds in plaats van aan het slachtoffer, omdat het slachtoffer voor de betreffende schade al een uitkering van het Schadefonds heeft ontvangen. Het slachtoffer ontvangt van deze verrekening een mededeling van het Schadefonds.
Prima, zou je denken: de dader betaalt alsnog. De praktijk is echter anders. In de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (art. 6 lid 4) is namelijk bepaald dat de Staat voor het bedrag dat het fonds aan het slachtoffer heeft uitgekeerd in de rechten die deze ter zake van de door hem geleden schade tegenover derden heeft (subrogatie). Dit is voor sommige rechters aanleiding om een eventuele uitkering van het Schadefonds in mindering te brengen op de vordering van het slachtoffer op de verdachte. Hierbij is de redenering: door de subrogatie verliest het slachtoffer zelf zijn vorderingsrecht. Een recent voorbeeld hiervan is te vinden in het vonnis Rb. Amsterdam 19 september 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:6120, waarbij de rechtbank overwoog: ‘Uit de door de advocaat van de benadeelde partij overgelegde stukken blijkt dat de uitvaartkosten en de kosten voor het graf en de grafsteen zijn vergoed door het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Niet kan derhalve worden gezegd dat deze kosten in juridische zin schade opleveren die geleden is door de benadeelde partij. De vordering tot schadevergoeding is voor de genoemde bedragen door subrogatie overgegaan op het Slachtofferfonds [sic] Geweldsmisdrijven. De vordering benadeelde partij wordt voor zover deze betrekking heeft op de voornoemde posten dan ook afgewezen.’ Dit heeft als gevolg dat de dader niet de schade hoeft te betalen, voor zover deze reeds is vergoed door het Schadefonds. Het Schadefonds maakt namelijk geen gebruik van het door de subrogatie verkregen vorderingsrecht. Het Schadefonds kan zich niet voegen in het strafproces, omdat het niet rechtstreeks is benadeeld door het misdrijf en het is verder ook niet ingericht op het innen van vorderingen.
Maar dat was natuurlijk niet de bedoeling van de wetgever. Uit de wetsgeschiedenis valt ook af te leiden dat de wetgever met artikel 6 Wsg juist bedoeld heeft te bewerkstelligen dat het slachtoffer zijn vorderingsrecht op de verdachte behoudt, wanneer aan hem hiervoor al een uitkering is verstrekt door het Schadefonds (Kamerstukken II 2OO9/1O, 32 363, nr. 3). Maar dan was het wel zo verstandig geweest als de wetgever dit uitdrukkelijk in de wet had opgenomen. Dat is niet gebeurd.
Recent is het Wetsvoorstel ter aanvulling van het spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces en wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter uitbreiding van de mogelijkheid van uitkering aan nabestaanden ingediend (Kamerstukken II 2014/15, 34 082, nr. 1). In dat kader heeft het Schadefonds Geweldsmisdrijven in de zogenoemde consultatieronde geadviseerd om artikel 6 Wsg alsnog zo aan te passen dat een slachtoffer zijn vorderingsrecht behoudt als hij een uitkering van het Schadefonds heeft ontvangen, maar aan het Schadefonds terugbetaalt wat hij later aan schadevergoeding van de dader zal ontvangen. Dit is voor de staatssecretaris geen reden geweest om in het wetsvoorstel artikel 6 Wsg aan te passen. In de memorie van toelichting wordt hierop ook geen toelichting gegeven. Dit verbaast, omdat in een aantal gevallen zo de rekening niet (volledig) bij de dader, maar bij de belastingbetaler komt te liggen.
Alex Sas is beleidsadviseur bij Slachtofferhulp Nederland.