Er is heel wat meer onbegrijpelijk in de rechtszaal dan de plek waar precies een officier staat. Er is zo goed als niets duidelijk in de rechtszaal, het publiek tast in het duister, en de betrokken juristen doen doorgaans geen enkele moeite om oningewijden bij te lichten. Het is een aperte schande dat de openbare rechtszitting een onbegrijpelijk toneelstuk is voor verdachte, benadeelden en publiek.
Glas en Verweijen maken zich in hun artikel ‘Op gelijke voet’ in het NJB van 20 juni 2014/1175, afl. 24, p. 1612-1615, begrijpelijkerwijs zorgen over de onhelderheid voor verdachte en publiek die de positionering van de OvJ in de rechtszaal met zich brengt. Zij beargumenteren dat ‘de fysieke plaats die de officier van justitie in de rechtszaal inneemt, verwarring [kan] scheppen’. Aan hun betoog wil ik niets afdoen, integendeel, zij gaan mijns inziens lang niet ver genoeg: er is heel wat meer onbegrijpelijk in de rechtszaal dan waar precies een officier staat. Hun perspectief is veel te veel dat van de insider, ik zou al heel blij zijn als iemand op de publieke tribune zich zou blijken op te winden over de geringe afstand tussen de tafel van het OM en die van de rechter.
Dat zou immers betekenen dat hij tenminste een idee heeft van wie die dames en heren in toga eigenlijk zijn, en wat de respectieve rol van een officier van justitie en een zittende magistraat is. Veruit de meeste mensen die een strafzitting bijwonen hebben daar niet of nauwelijks een idee van. Hoe zouden ze ook? Niemand legt het ze uit, en de deelnemers aan de discussie in de rechtszaal hebben vaak geen idee dat hun jargon abracadabra is voor ongeveer iedereen die geen togaberoep uitoefent of anderszins een habitué in de rechtszaal is. De stelling van Glas & Verweijen dat uit een veronderstelde ontwikkeling naar een meer adversair strafproces de noodzaak ontstaat om helderheid te scheppen over de rol van het Openbaar Ministerie laat ik voor wat hij is: de gedachte dat publiek, verdachte en slachtoffer ook maar het flauwste idee van die ontwikkeling zouden hebben lijkt me volstrekt illusoir.
Er is veel meer aan de hand dan dat de positie van de officier van justitie onduidelijk zou zijn. Er is zo goed als niets duidelijk in de rechtszaal, het publiek tast in het duister, en de betrokken juristen doen doorgaans geen enkele moeite om oningewijden bij te lichten. Zij zijn zich klaarblijkelijk nagenoeg niet bewust van het feit dat anderen anderen dan de hoofdrolspelers in een strafzitting geen idee hebben van het scenario, zodat zij wat zich afspeelt niet kunnen plaatsen. Voor de meeste toeschouwers is een rechtszaak een toneelstuk in een vreemde taal waarvan ze slechts af en toe een woord menen te herkennen. Zou dat anders en beter kunnen? Ja, natuurlijk, als de spelers in het strafproces, in de eerste plaats de rechters, maar ook officieren en advocaten, daarvoor een minimum aan moeite zouden willen doen, en de zitting gericht zou zijn op het publiek in plaats van op de professionals. Ik bied hier een korte schets aan van hoe een publieksgerichte rechtszitting eruit zou kunnen zien.
Bij de ingang van het gerechtsgebouw hangt een TVscherm, met daarop de voor die dag geroosterde zaken: ‘9.00: strafzaak tegen de heer J. Jansen, zaal A; 9.15: strafzaak tegen mevrouw P. Pietersen, zaal B’, enz. Net als op een station verschijnen er zo nodig vertragingsberichten: ‘deze zaak begint nu om 9.30’. Bij het binnenkomen zien we links een persoon (van wie de ingewijden weten dat het de officier van justitie is) zitten achter een bureautje met een duidelijk leesbaar bordje ‘AANKLAGER’ en zijn naam. Recht tegenover hem staat een identiek bureautje met het bordje ‘VERDEDIGER’ met diens naam. In het midden staan de aaneengesloten bureaus van de rechter of rechters. Is het een alleenzittende rechter dan staat daar een bordje ‘RECHTER’ met naam, is het een meervoudige kamer, dan staan er drie bordjes, het middelste ‘RECHTER (voorzitter)’. Men spreekt niet over ‘de rechtbank’, maar over ‘de rechter(s)’, de rechter zelf spreekt gewoon over ‘ik’ of ‘wij’, termen als ‘politierechter’, ‘unus’, ‘enkelvoudige’ of ‘meervoudige kamer’ worden gemeden. Iedereen heeft zich aangewend om de aanklager ook met die term aan te duiden, verwarrende jargontermen als ‘officier’, ‘OvJ’ of ‘het Openbaar Ministerie’ worden niet gebruikt, dat doe je maar als je met juristen onder elkaar bent. Allen noemen de verdediger bij die naam, en laten ‘raadsman’ of ‘raadsvrouw’ achterwege. In hoger beroep gebruikt men dezelfde termen, archaïsmen als ‘raadsheer’, laat staan het onbegrijpelijke ‘advocaat-generaal’ en ‘A-G’, worden gemeden.
Rechts van de rechter(s), gezien vanuit het publiek, zit de ‘SECRETARIS’ met naam, achter een losstaand bureautje in één lijn met dat van de rechter. Hij wordt en public nimmer ‘griffier’ genoemd.
Om het verschil in rollen van deze functionarissen te benadrukken dragen zij verschillend gekleurde toga’s: de aanklager rood, de verdediger groen, de rechters zwart, en de secretaris grijs. Die verschillend gekleurde toga’s maken heel wat duidelijker dan een lager podiumpje, of een minimale afstand tussen tafeltjes dat de functionarissen verschillende rollen hebben te vervullen. De verdachte neemt plaats achter een tafeltje vlakbij zijn verdediger. In veel rechtszalen kijkt het publiek de verdachte op de rug, daarom torent het bordje ‘VERDACHTE’ ruim boven zijn hoofd uit met de letters naar de tribune. Zo nodig is er ook nog een tafeltje met een bordje ‘GETUIGE’.
Zodra iedereen binnen is, legt de voorzitter uit wie daar allemaal zitten. Hij laat weten dat de aanklager (in het rood), namens het Nederlandse volk, de verdachte zal beschuldigen en zal proberen aan te tonen dat de verdachte gedaan heeft waarvan hij wordt beschuldigd. Hij introduceert vervolgens de verdediger (groen), en vertelt dat die opkomt voor de verdachte, om diens standpunt zo goed mogelijk naar voren te brengen. Dan vertelt hij dat hijzelf de leiding van de zitting heeft, door verhoren zal trachten erachter te komen of de aanklager gelijk heeft en zal luisteren naar wat de verdediger daaromtrent naar voren brengt. Ten behoeve van het publiek legt de voorzitter ook even uit dat hij al beschikt over een kloek dossier en dat wat hier en nu gaat gebeuren bedoeld is om onduidelijke of betwiste punten in het dossier verder uit te zoeken. Ook introduceert hij de secretaris (grijs), en vertelt dat een geluidsopname van de zitting enkele uren na afloop op de website van de rechtbank wordt gezet, nadat privacygevoelige elementen zijn verwijderd.
De voorzitter legt bij elke stap in het proces kort uit wat er gaat gebeuren, en op een duidelijk voor de verdachte en publieke tribune zichtbaar scherm staan de stappen opgesomd, een pijltje wijst aan waar we nu zijn. Eerst zal de aanklager een toespraak houden (‘AANKLACHT’ genoemd, de term tenlastelegging kunnen we missen) waarin hij uitlegt waar hij de verdachte van beschuldigt. De rechter zal de verdachte en getuigen ondervragen (vermijd ‘onderzoek ter zitting’). De aanklager gaat samenvatten waarom hij vindt dat de beschuldiging hout snijdt en welke straf hij passend vindt (‘STRAFEIS’, vermijd ‘requisitoir’). De verdediger houdt een toespraak (‘VERDEDIGING’, vermijd ‘pleidooi’) zeggende wat de verdachte ervan denkt en hoe hij tegen de strafeis aankijkt. Dan vertelt de voorzitter wanneer hij de ‘BESLISSING’ zal meedelen (vermijd ‘uitspraak’, ‘vonnis’, ‘raadkamer’, ‘schorsen’). Al die toespraken en te zijner tijd ook de beslissing van de rechter verschijnen natuurlijk onverwijld op de website van de rechtbank.
Als we deze regie aanhouden, begrijpen dan alle leken in de rechtszaal, onder wie de verdachte, wat er gebeurt? Vast niet voor honderd procent, maar toch allicht heel wat beter dan als de rechter niets uitlegt of zich in geheimtaal hult van het type ‘dan is het woord nu aan het Openbaar Ministerie voor het requisitoir’ of ‘even voor de griffier, heeft de raadsman ook een pleitnotitie?’
Het zijn simpele dingen, voortkomend uit een elementair gevoel van wellevendheid jegens de niet-professionele aanwezigen. Vergelijk het met wat u zou doen als u een collega uit het buitenland een rechtszitting toont, dan gaat u ook bij elke stap even in zijn oor fluisteren wat er nu aan de orde is.
Natuurlijk is bovenstaande schets nogal ruw, en het wordt voor de rechter nog een hele toer om de betrokkenen ook te laten weten wat er allemaal gebeurt als er juridische finesses aan de orde komen (voeging, aanhouding, verstek, slachtofferverklaring, uitsluiting van bewijs, deskundigenverklaring, wraking, …). Maar laten we eerst eens proberen de dertien-in-een-dozijn rechtszaken begrijpelijk voor verdachte, benadeelden en publiek te maken. Rechters, OM, balie, u bent aan zet, gezamenlijk en ieder apart: doe iets! Het is toch een aperte schande dat de openbare rechtszitting een onbegrijpelijk toneelstuk is? En, zodra u iets doet, begeleid het met onderzoek. Dan kan blijken of het helpt.
Prof. dr. H. Elffers is emeritus hoogleraar empirische bestudering van de strafrechtspleging aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Deze opinie is ook gepubliceerd in NJB 2014/1631, afl. 31
Bron afbeelding: www.verrijkingsstof.nl