Op 29 oktober 2021 kondigde de toen demissionaire Minister voor Rechtsbescherming Dekker aan dat het toezicht op de advocatuur op de schop gaat. Concrete aanleidingen waren de commotie rondom de aanhouding van de advocaat Youssef Taghi, die als raadsman van zijn neef Ridouan Taghi schriftelijke boodschappen uit de zwaarbewaakte gevangenis in Vught bleek te hebben gesmokkeld en de fraude bij Pels Rijcken die in 2021 aan het licht kwam.
‘We moeten erop kunnen vertrouwen dat advocaten betrouwbaar en integer zijn’ aldus de minister en daarvoor achtte hij het versterken van toezicht noodzakelijk. De wijzigingen die in 2015 door de Wet positie en toezicht advocatuur (WPTA) waren ingevoerd in het toezichtstelsel sorteerden kennelijk onvoldoende effect. Voor de context wellicht verhelderend: vóór 2015 bepaalde de NOvA zelf de aard en de omvang van haar toezichthoudende taak aan de hand van een open norm die werd ontleend aan artikel 47 Advocatenwet (oud), namelijk het garanderen van ‘een behoorlijke beroepsuitoefening met het oog op de belangen van de rechtzoekende’. De NOvA is sinds de invoering van de Advocatenwet in 1952 een openbaar lichaam in de zin van artikel 134 Grondwet met verordenende bevoegdheden, waarmee de onafhankelijkheid ten opzichte van de overheid is gegarandeerd. Ook de arrondissementsgewijs georganiseerde lokale ordes van advocaten zijn lichamen met aan het hoofd een gekozen deken. De plaatselijk deken vervult een spilfunctie omdat hij zowel toezicht houdt op de advocaten in zijn arrondissement, als een rol speelt in de klachtprocedure. Individuele klachten tegen advocaten lopen via de deken, maar de deken kan ook ambtshalve klachten indienen tegen advocaten die de regels overtreden. Met name die laatste bevoegdheid hangt samen met de toezichthoudende taak. De orde normeerde, reguleerde en controleerde zich dus voornamelijk zelf. De WPTA bracht daarin verandering, niet alleen door de codificatie van de kernwaarden van de advocatuur, waarmee de contouren van de verordenende bevoegdheid van de NOvA sindsdien zijn ingekaderd, maar ook door te voorzien in een College van Toezicht (CvT) met door de Kroon benoemde leden. Aanvankelijk was het plan dat het CvT – in plaats van de dekens – verantwoordelijk zou worden voor de uitoefening van het toezicht op de advocaten wat betreft de naleving van de verordeningen en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Dat leidde tot hevige weerstand vanuit de advocatuur omdat daardoor de onafhankelijke positie van de beroepsgroep ten opzichte van de overheid op de tocht zou komen te staan. Uiteindelijk zijn in de WPTA de (gekozen) lokale dekens toezichthouder gebleven en fungeert het CvT enkel als systeemtoezichthouder op de toezichthoudende taken van de lokale dekens. In 2020 werd dit systeem door het WODC nog overwegend positief geëvalueerd. De belangrijkste aanbevelingen waren het versterken van de onafhankelijke positie van de lokale dekens en de omvorming van het Dekenberaad bestaande uit de lokale dekens tot orgaan waarin uniform toezichtsbeleid tot stand komt, zodat gelijke gevallen overal gelijk worden behandeld. De NOvA kon zich hierin vinden omdat in de aanbevelingen de onafhankelijke positie van de advocaat en de NOvA ten opzichte van de Staat overeind bleef. De hiervoor genoemde incidenten die zich in 2021 hebben voorgedaan zorgden voor een kentering. Door minister Dekker werd gedacht aan een wijziging in het toezichtstelsel waarbij de lokale dekens niet langer belast zouden worden met het toezicht op advocaten. In de plaats daarvan zou er één landelijke toezichthouder komen. Het behandelen van individuele klachten tegen advocaten zou wel in handen van de lokale dekens blijven. Deze uitgangspunten zijn op 26 september 2022 door minister Weerwind overgenomen en zelfs uitgebreid. Hij stelt nu drie niveaus van toezicht voor: een toezichthouder op lokaal niveau naast de lokale deken die belast blijft met klachtenbehandeling, een Landelijke toezichtautoriteit advocatuur (LTA), als orgaan van de NOvA met de status van een bestuursorgaan in de zin van de Awb, bestaande uit drie door de NOvA te benoemen vrijgestelde advocaten én een vorm van ‘toezicht op het toezicht‘ oftewel ‘een blik van buiten’ door een orgaan waarvoor nog een naam moet worden bedacht en dat niet uit advocaten bestaat. De algemeen deken van de NOvA heeft zich positief uitgelaten over de voorstellen, met name omdat de LTA in het plan van de minister een orgaan van de NOvA wordt en het ‘blik van buiten’-orgaan, dat uit niet-advocaten bestaat, geen informatie krijgt die onder het beroepsgeheim valt.
Inmiddels is er fundamentele kritiek op het voorstel van minister Weerwind de LTA in de NOvA in te bedden. Die kritiek komt van de Kamercommissie Justitie en Veiligheid maar ook vanuit de advocatuur zelf. Op 28 oktober 2022 zonden 23 prominente juristen onder wie advocaten van de acht grootste advocatenkantoren van Nederland een brief aan de Tweede Kamer waarin wordt gepleit voor een LTA in de vorm van een Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO), dat daadwerkelijk onafhankelijk van de NOvA functioneert maar tegelijkertijd zodanig wettelijk wordt vormgegeven dat het ook onafhankelijk is van de Staat. Ook het lokale toezicht en de lokale klachtbehandeling zou onder de eindverantwoordelijkheid van de LTA moeten komen te vallen om dubbel toezicht te voorkomen. Dat vindt overigens ook het Dekenberaad dat zich daarmee afzet tegen de algemeen deken.
Het is duidelijk dat minister Weerwind draagvlak heeft willen creëren bij de NOvA door de LTA bij de NOvA onder te brengen. Maar van het argument dat dit nodig is om onafhankelijkheid van de advocatuur ten opzichte van de Staat te garanderen, lijkt de houdbaarheidsdatum te zijn verstreken. Ik denk terecht. De voorstellen van de briefschrijvers verdienen serieuze overweging. Als de toekomstige, ook van de Staat onafhankelijke LTA, bemenst door advocaten, goed en transparant functioneert en over haar optreden verantwoording aflegt, kunnen we allemaal zien wat er gebeurt. Een ‘blik van buiten’-orgaan als toezichthouder op de LTA is dan overbodig.
Afbeelding: Pixabay