Cultuursensitiviteit bij het rapporteren pro Justitia

Lees hier de scriptie ‘Cultuursensitiviteit bij het rapporteren pro Justitia. De invloed van cultuur en etniciteit bij het onderzoek naar de geestesvermogens in het strafrechtelijke kader' van Laura van Oploo (masterscriptie Rechtsgeleerdheid met accent strafrecht, Tilburg University, begeleiding: prof. dr. G. Meynen, tweede lezer: dr. A. Lahlah, beoordeling: 8,5).

In hoeverre kunnen etniciteit en cultuur het onderzoek naar de geestesvermogens in het kader van de rapportage pro Justitia beïnvloeden? Wat kunnen de gevolgen daarvan zijn voor het vaststellen van de mate van toerekeningsvatbaarheid, het recidivegevaar en de straftoemetingsbeslissing van de rechter? Dit zijn de twee centrale vragen van deze scriptie.

Binnen het Nederlandse strafrecht, en daarmee ook binnen het vakgebied van de forensische psychiatrie, is in toenemende mate sprake van een etnische en culturele pluriformiteit. De verwachting is dat het aandeel personen met een niet-Nederlandse achtergrond in de toekomst zal toenemen. De multiculturele context kan het gedragskundige onderzoek compliceren. Dit heeft verschillende redenen. Psychiatrische ziektebeelden kennen wel universele aspecten, maar zijn niet per definitie identiek in verschillende culturen. Dit zou mogelijk kunnen leiden tot een andere (onjuiste) diagnose. Daarnaast kan een verstoord communicatieproces misinterpretaties, een gebrekkige vertrouwensrelatie en etnocentrisme tot gevolg hebben. Daarbij spelen taalproblemen een rol, maar ook andere onderdelen van de communicatie. Ook psychologisch testmateriaal kent soms een culturele bias en kan bovendien sterk op westers onderwijs geënt zijn. Het is goed mogelijk dat dergelijke factoren kunnen leiden tot verschillen in adviezen aan de rechter, hetgeen de beslissing van de rechter over de sanctie kan beïnvloeden. Daarom is het goed in elk geval alert te zijn op het risico van cultuurgebonden misinterpretaties bij de beoordeling van de relatie tussen stoornis en delict, omdat dit belangrijke consequenties kan hebben voor de individuele verdachte en tevens een maatschappelijk risico kan opleveren.

Stel dat cultuurverschillen inderdaad tot verschillen in sanctiesoort en strafmaat leiden – is dit dan ook een ongerechtvaardigd onderscheid? In Nederland houdt de strafrechter bij de sanctietoemetingsbeslissing niet alleen rekening met het gepleegde feit, maar tevens met de persoon van de verdachte en diens omstandigheden. Vooral deze persoonlijke aspecten kunnen een rechtvaardiging zijn voor verschillen in sanctietoemeting. Wanneer een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor onderscheid bestaat, hoeft van discriminatie (een schending van artikel 14 EVRM, al dan niet in combinatie met artikel 6 lid 1 EVRM) aldus geen sprake te zijn. Indien verschillen ontstaan doordat sprake is van cultuurgerelateerde misvattingen en misinterpretaties, ligt de zaak echter anders. Het risico op een ongerechtvaardigd onderscheid kan mogelijk worden ingeperkt door het verbeteren van de ‘culturele competentie’ van individuele rapporteurs en door verder onderzoek in het vakgebied van de forensische psychiatrie. Er is op dit moment namelijk behoefte aan meer kennis over cultuurverschillen in de psychiatrie en hoe daarmee om te gaan in de rapportage pro Justitia.

Deze overwegingen maken dat cultuursensitiviteit bij het rapporteren pro Justitia een urgent issue is.

Over de auteur(s)