Constitutioneel procesrecht

Constitutionele rechtspraak? Dat hebben we in Nederland niet. Althans, dat lijkt zo. Er is geen constitutioneel hof. En de rechter mag de wet niet toetsen aan de Grondwet. Maar schijn bedriegt: het proefschrift van Max Vetzo kantelt het perspectief en laat zien dat Nederland wel degelijk constitutionele rechtspraak kent. Dat is bijvoorbeeld het geval als de rechter wetgeving toetst aan verdragen (zoals in de Box 3-rechtspraak) of grondrechten handhaaft in algemeenbelangacties tegen de Staat (zoals in de Urgenda-procedure). Dergelijke Nederlandse constitutionele rechtspraak wint aan belang. Het proefschrift betreft een eerste, systematische studie naar het nieuwe rechtsgebied binnen het Nederlandse recht dat daarmee aan het licht komt: het constitutioneel procesrecht, oftewel het procesrecht dat geldt in gevallen van constitutionele rechtspraak door de civiele rechter, bestuursrechter en strafrechter.

Deel I (‘Nederlandse constitutionele rechtspraak en constitutioneel procesrecht’) richt zich op gebiedsafbakening en perspectiefbepaling. Het domein van Nederlandse constitutionele rechtspraak en constitutioneel procesrecht wordt in de hoofdstukken 2 en 3 omlijnd. Hoofdstuk 4 introduceert de vragen binnen het constitutioneel procesrecht die in deze studie centraal staan: die naar de grenzen aan de rechterlijke rol in de trias, oftewel de verhouding tussen rechter en politiek (grensbepaling) en de noodzaak van aanpassing van het procesrecht aan de constitutionele taakuitoefening van de rechter (modificatie). Deze perspectieven worden nader toegelicht en uitgewerkt op basis van een rechtsvergelijkende bespreking van het Duitse constitutioneel procesrecht, de Amerikaanse procesrechtelijke ervaringen met public law litigation, theorievorming over het constitutioneel procesrecht in beide jurisdicties en concrete voorbeelden van Nederlandse constitutionele rechtspraak.

Deel II (‘Rechterlijke grensbepaling’) bevat een samenhangende doordenking van staatsrechtelijke leerstukken van grensbepaling in het constitutioneel procesrecht. Het proefschrift identificeert waar die grenzen liggen, bestudeert de onderlinge relatie en doet concrete voorstellen om de ontwikkeling hiervan vooruit te brengen. Ieder hoofdstuk in dit deel is gewijd aan een leerstuk waarmee de rechter zijn constitutionele rol begrenst. Hoofdstuk 5 richt zich op de ‘materiële onbevoegdheidsverklaring’ bij rechterlijke oordeelsvorming over de rechtmatigheid van lopende wetgevingsprocessen. Hoofdstuk 6 bespreekt de voorwaarde van eeniederverbindendheid bij toetsing aan verdragsrecht. Hoofdstuk 7 gaat over vragen van bevoegdheid en terughoudendheid in parlementaire kwesties. Hoofdstuk 8 ziet op het verbod op wetgevingsbevelen. Hoofdstuk 9 bestudeert de grenzen van de rechtsvormende taak van de rechter bij toetsing van de wet aan verdragsrecht. Hoofdstuk 10 richt zich op de grenzen aan het buiten toepassing laten van de wet bij toetsing van wetstoepassing aan de Grondwet en algemene rechtsbeginselen.

Deel III (‘Procesrechtelijke modificatie’) bevat op rechtsvergelijking gebaseerde voorstellen voor nieuwe normen van constitutioneel procesrecht. Die gaan over amicus curiae-participatie door de wetgever (hoofdstuk 11), nieuwe remedies bij toetsing van de wet aan mensenrechten en algemene rechtsbeginselen (hoofdstuk 12) en de grenzen aan de mogelijkheid tot ‘override’ van rechterlijke oordelen door de wetgever (hoofdstuk 13). Daarbij wordt onder meer inspiratie geput uit het constitutioneel procesrecht in het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, de Verenigde Staten en Canada. De slotbeschouwing (hoofdstuk 14) gaat in op rode draden en algemene tendensen. Daarbij komt onder meer het belang aan bod van samenhang, consistentie en het formuleren van dragende beginselen van Nederlands constitutioneel procesrecht. Ook wordt ingegaan op de groeiende constitutionele rol van de rechter, het belang van een ‘relatief-institutionele’ begrenzing daarvan en de relevantie van het (voorlopig) ontbreken van een constitutioneel hof en grondwettigheidstoetsing voor het Nederlands constitutioneel procesrecht anno 2025.

Vetzo promoveerde op vrijdag 10 januari 2025 cum laude aan de Universiteit Utrecht. Promotoren: prof. mr. Jerfi Uzman en prof mr. Janneke Gerards.


Max Vetzo
Constitutioneel procesrecht. Over Nederlandse constitutionele rechtspraak, rechterlijke grensbepaling en procesrechtelijke modificatie


Wolters Kluwer 2025, Staats en bestuursrecht Wetenschap, 704 p., € 74,50
ISBN 978 90 1318 025 1

Over de auteur(s)