Zou 29 maart 2019 (de dag dat het Verenigd Koninkrijk de EU verlaat) net zo’n dag kunnen worden als 1 januari 2000 (de millenniumwisseling met – weet u nog? – de gevreesde millenniumbug)? Een dag waarnaar met spanning en angst is toegeleefd, maar die opeens bijna een gewone, beetje saaie, dag blijkt te zijn, omdat er eigenlijk niets gebeurt? Hele cohorten juristen die zich paraat houden, mobieltjes in de aanslag, en dan de ontnuchterende ervaring dat er niemand belt? Omdat het allemaal toch goed blijkt te zijn voorbereid?
De overheden in de EU houden, tussen de onderhandelingen door, rekening met het ergste: een harde Brexit (zonder afspraken met het VK). En zij adviseren hun burgers en bedrijven ook expliciet om hiervan uit te gaan.1 Veel bedrijven, misschien vooral de grootste, zijn dan ook druk bezig met het omleggen van hele supply chains, met het heronderhandelen van joint venture agreements, met het omkatten of verplaatsen van fabricageprocessen of hele fabrieken of kantoren, en met het heroverwegen of verplaatsen van de locatie van hun (Europese) hoofdkwartieren.
Het is kennelijk niet zo heel bekend, ik heb er althans nog niets over gelezen of gehoord, hoe concreet de onderhandelingen en de voorlopige onderhandelingsresultaten intussen zijn. Maar wie gewoon gaat kijken op rijksoverheid.nl ziet al sinds het voorjaar een behoorlijk goed en gedetailleerd concept voor de ‘Agreement on the withdrawal of the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland from the European Union and the European Atomic Energy Community’. Met in groen de teksten waarover de onderhandelingsteams overeenstemming hebben bereikt en ten aanzien waarvan eigenlijk alleen nog technisch-juridische wijzigingen verwacht worden, in geel de teksten waarover politieke overeenstemming bestaat maar die nog driftig aangepunt of gewijzigd moeten of kunnen worden, en in wit de teksten die de EU heeft voorgesteld, maar waarover nog gediscussieerd wordt. En het grootste deel van de teksten is groen of geel. Groen is bijvoorbeeld artikel 4a, lid 1: ‘The Parties shall, in full mutual respect and good faith, assist each other in carrying out tasks which flow from this Agreement’. En groen is ook artikel 62 over het tijdens de overgangsperiode2 van toepassing zijn van Rome I en II, maar wit is bijvoorbeeld artikel 63 over de erkenning en executie van rechterlijke uitspraken. Natuurlijk zal er sinds het voorjaar nog (heel veel van) het nodige gebeurd zijn, maar het is nog niet duidelijk welke kant het opgaat. Eerst in het najaar wordt, naar verluidt, meer bekend over of we naar een vechtscheiding gaan of meer naar iets dat lijkt op een goed nabuurschap.
Als het nu echt mis gaat en er in het geheel geen overeenstemming over wat dan ook wordt bereikt, gelden er dan inderdaad in het geheel geen afspraken meer? En is er dan ook niets meer over van de tijd dat er nog werd gecohabiteerd in unieverband? Over beide kwesties is nog wel iets, zij het overwegend anekdotisch, te zeggen.
Vlak voordat het EEX-verdrag werd gesloten, in 1968, is nog een bilateraal executieverdrag gesloten tussen Nederland en het VK: een verdrag van 17 november 1967, dat we min of meer collectief vergeten lijken te zijn,3 omdat het in art. 55 van het EEX-verdrag wat betreft de EU opzij is gezet.4 Het zal echter tussen Nederland en het VK herleven indien bij een harde Brexit alle Europese afspraken met het VK zullen vervallen. Tussen Nederland en het VK kunnen dan dus nog steeds rechterlijke uitspraken wederzijds worden erkend en tenuitvoergelegd, zij het via de wat omslachtige exequaturprocedure van het Verdrag.
En wie denkt dat alle neuzen in het VK, ook die van de hoogste rechters, reeds nu niet meer oostwaarts zijn gericht, doet er goed aan kennis te nemen van de Judgment van het UK Supreme Court van 30 augustus 2018 in de zaak van Siobhan McLaughlin ([2018] UKSC 48). In die zaak had mevrouw McLaughlin 23 jaar samengeleefd met haar partner, maar zij waren niet gehuwd omdat de partner van McLaughlin aan zijn eerste vrouw had beloofd nooit meer te zullen hertrouwen. McLaughlin en haar partner hadden samen vier kinderen (van 11 tot 19 op het moment van de dood van McLaughlin’s partner). Was de Noord-Ierse wetgeving, die kort gezegd slechts weduwen- en wezenbedragen toekende aan getrouwde personen (of geregistreerde partners) en hun afhankelijke kinderen, in strijd met art. 14 en art. 8 van het EVRM? Voor die vraag is volgens het UKSC relevant dat het EHRM in de zaak Burden v United Kingdom5 aan het huwelijk een soort speciale status lijkt te hebben herbevestigd omdat het ‘the express public undertaking of a body of rights and obligations of a contractual nature’ betreft. Toch heeft de meerderheid van het UKSC (4-1) er geen moeite mee om schending van de genoemde artikelen van het EVRM aan te nemen; Engelse rechters die, indien deze interpretatie van de positie van het EHRM juist is, nog meer van Europese mensenrechten geporteerd zijn dan de Europese rechters zelf.
Deze anekdotische observaties, maar meer nog de noeste werkzaamheden aan de onderhandelings- en schrijftafel, laten zien, zo hoop ik, dat 29 maart 2018 misschien wel niet de Dooms Day zal zijn die door velen wordt gevreesd. Maar business as usual? Nou nee, Brexit is nu eenmaal geen millenniumbug.
Dit Vooraf verschijnt in NJB 2018/1579, afl. 30
- Zie www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/brexit
- Het is de bedoeling dat er een overgangsperiode komt van 29 maart 2018 tot 31 december 2020.
- De Serière en Jennen vermelden het wel kort in ‘Gevolgen van Brexit voor Nederland’, Ondernemingsrecht 2016/49.
- Het is echter gewoon van toepassing gebleven (respectievelijk geworden sinds 10-10-2010) voor de verhouding tussen het Koninkrijk der Nederlanden enerzijds en de Kanaaleilanden en de Isle of Man anderzijds, respectievelijk voor de verhouding tussen het Verenigd Koninkrijk enerzijds en de Antilliaanse gebiedsdelen van Nederland anderzijds; nu de landen Curaçao, Aruba en Sint Maarten (en de bijzondere gemeenten Bonaire, Sint Eustatius en Saba).
- Grote Kamer (2008) 47 EHRR 38.