Op 25 februari 2023 is het tachtig jaar geleden dat het Leeuwarder arrest werd uitgesproken. Dit arrest staat bekend als een van de weinige momenten in de Tweede Wereldoorlog waarop leden van de Nederlandse rechterlijke macht zich openlijk uitspraken tegen de bezettingsmacht. Tachtig jaar na dato zijn nieuwe bronnen ontdekt over de bijval die de Leeuwarder raadsheren kregen van hun collega’s elders in het land.
‘Om des gewetens wille’
In het arrest protesteerden drie raadsheren van het gerechtshof in Leeuwarden in februari 1943 tegen de uitvoering van Nederlandse straffen in het beruchte Kamp Erika in Ommen. Tegen een eerder tot negen maanden gevangenis veroordeelde dief wilden de raadsheren ‘om des gewetens wille’ geen hogere straf uitspreken dan hij al in voorarrest had ondergaan. Omdat de Nederlandse gevangenissen overvol zaten, moesten sommige veroordeelden hun straf in Kamp Erika uitzitten. De bewakers mishandelden er de gevangenen en de omstandigheden waren er slecht. Met hun arrest protesteerden de Leeuwarder raadsheren openlijk tegen deze misstanden, omdat eerdere interne kritiek vanuit de rechtelijke macht op de omstandigheden in Kamp Erika geen resultaat had gehad. Met het protest namen ze een risico: twee van de drie raadsheren werden op last van de Duitse autoriteiten ontslagen en doken onder.
Verzetsdaad
Het Leeuwarder arrest wordt vaak beschouwd als een van de weinige openlijke verzetsdaden van de Nederlandse rechterlijke macht, die zich verder zonder veel protest aanpaste aan de bezettingsomstandigheden. Het handhaven van de openbare orde in het bezette land was voor de meeste rechters prioriteit. Dat ging ten koste van het innemen van principiële standpunten ten opzichte van het beleid van de bezettingsmacht, bijvoorbeeld op het terrein van de Jodenvervolging.1 Het Leeuwarder arrest vormde een uitzondering op de weinig verzetsgezinde houding van de rechterlijke macht.
Protestbeweging
Het arrest is na de oorlog symbool geworden voor het (schaarse) gerechtelijke verzet, maar was geen geïsoleerde daad van de drie betrokken raadsheren. Aan het arrest waren diverse andere, minder openlijke protesten tegen de omstandigheden in Kamp Erika voorafgegaan. In september 1942 schreef het illegale blad Het Parool over mishandelingen in het drie maanden eerder geopende kamp in Overijssel. Onder leiding van de Amsterdamse officier van justitie Henri Wassenbergh verzamelde een groepje leden van het Openbaar Ministerie informatie over de wantoestanden in Ommen en een Duits werkkamp in Heerte, waar sommige gevangenen naar doorgestuurd werden. Deze klachten werden echter door de nationaalsocialistische secretaris-generaal Jaap Schrieke niet aanvaard.
Navolging
Na het bekend worden van het Leeuwarder arrest schaarden diverse collega’s zich achter de raadsheren. Er was ook kritiek: sommige magistraten vonden het arrest zelfs contraproductief, omdat verdachten beter in alle stilte konden worden beschermd.2 De adhesiebetuigingen gingen verder dan diverse aan de secretaris-generaal gerichte protestbrieven. Ook in de rechtszaal lieten collega-rechters zich inspireren door het Leeuwarder arrest. Zo bepaalde de Utrechtse strafkamer in maart 1943 dat het OM in een zevental strafzaken het onderzoek moest heropenen omdat onduidelijk was hoe de straf uitgevoerd zou worden. Deze vonnissen waren bij de secretaris-generaal en de Duitse autoriteiten bekend, maar leidden niet tot repercussies aan het adres van de betreffende rechters.3
‘In zeer verscherpten vorm’
Bij de meervoudige kamer van de Bossche arrondissementsrechtbank pakte een drietal rechters het net wat anders aan. In vonnissen die zijn gedateerd op 8 april 1943 zien we impliciete verwijzingen naar het Leeuwarder arrest. Het gaat, net als in Leeuwarden, om diefstal- en helingzaken: een 28-jarige ‘liftboij’ uit Best die schoenen, pantoffels en materialen uit de Batafabriek heeft gestolen; een 39-jarige betonwerker uit Son die drie konijnen heeft meegenomen; twee Eindhovense arbeiders verdacht van diefstal van kleding en tabak; en een zaak van heling van bontjassen. De Bossche officier van justitie eiste steeds een gevangenisstraf van acht maanden, en in één geval van anderhalf jaar. De rechters legden lagere straffen op van vier tot zes maanden. Daarmee waren de straffen te laag voor uitvoering in Kamp Erika.4 In de motivering van de straftoemeting verwezen de rechters naar ‘de mogelijkheid dat de straf in zeer verscherpten vorm zal worden tenuitvoergelegd’.5 Ze noemden het kamp in Ommen niet bij naam, maar gezien de timing, formulering van het vonnis en de kenmerken van de zaken is glashelder dat deze Bossche rechters probeerden te voorkomen dat verdachten in Kamp Erika terechtkwamen.
‘Ten zeerste bezwaard’
De Bossche vonnissen doen denken aan een brief die enige weken eerder was rondgegaan onder leden van de rechterlijke macht. De ondertekenaars voelden zich ‘ten zeerste bezwaard’ omdat door Nederlandse rechters opgelegde straffen ‘zijn of worden tenuitvoer gelegd in gevangeniskampen op zóó strafverzwarende wijze, als door den Rechter bij de bepaling van de strafmaat onmogelijk kon worden voorzien’.6 Opvallend is dat de Bossche rechters de opmerking over de ‘zeer verscherpten’ strafuitvoering maar op één dag in vonnissen hebben opgenomen. Het lijkt erop dat ze die dag hebben gekozen om een statement te maken. De dag ervoor waren de Leeuwarder raadsheren over hun arrest verhoord. Dat ze ontslagen werden, was nog niet bekend, maar lag in de lijn der verwachting.
Harde tucht
Een andere mogelijke reden waarom de rechters voor 8 april kozen, was de afwezigheid van een van hun collega’s die als Duitsgezind bekend stond. Die collega was eerder mee geweest op inspectie in Kamp Ommen en leek niet erg onder de indruk. Hij concludeerde dat ‘harde tucht (…) soms noodzakelijk en goed [is] voor de discipline of zelfs uit preventief oogpunt heilzaam. (…) Ten slotte is een openluchtkamp van een 700 gevangenen geen rusthuis voor oude jongejuffrouwen uit de hogere stand’.8 Dit doet vermoeden dat de betreffende rechter waarschijnlijk niet open stond voor het protest van zijn collega’s.
Gevolgen
De impliciete verwijzingen naar het Leeuwarder arrest hadden geen nadelige gevolgen voor de zetelende rechters. Een van hen werd zelfs in 1943 benoemd als raadsheer bij het Bossche gerechtshof. Wellicht waren de Bossche vonnissen bij het departement van Justitie en de Duitse autoriteiten onbekend, omdat de rechters Kamp Erika niet met zo veel woorden noemden. Of de protesten van de rechterlijke macht de doorslag hebben gegeven of de besluitvorming juist vertraagd hebben, weten we niet, maar in het voorjaar van 1943 kwam een einde aan de uitvoering van door Nederlandse rechters uitgesproken straffen in Ommen.
Deze O&M is verschenen in NJB 2023/527, afl. 8.
Afbeelding: Canon van Nederland
Noten
1 Derk Venema, Rechters in oorlogstijd. De confrontatie van de Nederlandse rechterlijke macht met nationaal-socialisme en bezetting (Den Haag 2007) 372.
2 Ibidem 230.
3 Herman Hermans, Om des gewetens wille. De geschiedenis van een arrest in oorlogstijd (Leeuwarden 2003) 110-111.
4 Guusta Veldman, Knackers achter prikkeldraad. Kamp Erika bij Ommen 1941-1945 (Utrecht 1993) 43.
5 Brabants Historisch Informatiecentrum (BHIC), 810 Rechtbank in ’s-Hertogenbosch 1940-1949, inventarisnummer 136, rolnummers 5, 8, 10, 13 en 14.
6 Hermans, Om des gewetens wille, 103.