Ook in Nederland is steeds meer aandacht voor een aspect van het slavernijverleden dat ziet op de geslachtsnaam: er is een groeiend aantal mensen dat de geslachtsnaam die de voorouder bij het afschaffen van de slavernij was toebedeeld, wenst te veranderen. Het strikte Nederlandse stelsel van naamswijziging maakt dit echter (vrijwel) onmogelijk. (Hoog) tijd om daar verandering in te brengen.
Deze problematiek is niet van vandaag of gisteren. Al in april 2009 kwam de werkgroep liberalisering naamrecht met het rapport Bouwstenen voor een nieuw naamrecht waarin de nodige aanbevelingen voor het liberaliseren en het moderniseren van het Nederlands naamrecht staan.1
Het rapport werd door de Minister van Justitie in juli 2010 aan de Tweede Kamer gezonden. Sindsdien is hier in het geheel geen (wetgevende) actie op ondernomen. Alleen de Tweede Kamerfractie van D66 besteedt hier bij tijd en wijle aandacht aan.2 In de tussentijd is echter wel al duidelijk geworden dat zich steeds nieuwe, soms schrijnende, casus aandienen die niet passen bij het vrij strikte beleid inzake geslachtsnaamswijziging. De hierna te bespreken gevallen zijn voorbeelden van zulke nieuwe casus.
Uit Amerika – ons cultureel voorland in bepaalde opzichten – kwam dit jaar de Black Lives Matter-beweging overzetten. Black Lives Matter is een voortbrengsel van de Afro-Amerikaanse burgerrechtenbeweging die al sinds de jaren vijftig in Amerika strijdt tegen discriminatie en voor een betere maatschappelijke positie van zwarte Amerikanen. Onderdeel van deze strijd is ook het veranderen van de geslachtsnaam die de voorouder bij het afschaffen van de slavernij was toebedeeld.3 Met moderne DNA-technieken is het nu mogelijk om te zien uit welke gebieden in Afrika de voorouders oorspronkelijk komen, voor veel Amerikaanse afstammelingen van slaven reden om tot de aanname van een nieuwe Afrikaanse (geslachts-)naam over te gaan.4
Want de slavernij mag dan in 1863 zijn afgeschaft, één bepaald facet hiervan werkt in ieder geval nog tot op de dag van vandaag door. Met de invoering van de burgerlijke stand in 1811 verkregen vrijwel alle Nederlanders – voor zover zij dat reeds niet hadden – een geslachtsnaam. De meeste slaven hadden echter alleen een voornaam en kregen eerst een geslachtsnaam bij de afschaffing van de slavernij in 1863.5 Deze geslachtsnaam was bijvoorbeeld afkomstig (van een verbastering) van de naam van de slavenhouder, de plantagenaam, geografische herkomst of een vaak bizarre fantasiecombinatie van Nederlandse woorden.6 Niet altijd werd daarbij de logica van verwantschap gevolgd en in het algemeen hadden de geslachtsnamen weinig te doen met de werkelijkheid van de naamdragers.7 Wie afstamt van slaven heeft dus middels zijn geslachtsnaam verwantschap met het slavernijverleden.
Ook in Nederland komt langzaam maar zeker meer aandacht voor dit aspect van het slavernijverleden.8 Zo is er onlangs in de Amsterdamse en Rotterdamse gemeenteraad aandacht gevraagd voor geslachtsnaamswijziging van de nazaten van slaven.9 De raadsvragen kaartten de ‘forse’ leges voor geslachtsnaamswijziging en de ‘verplichte’ psychologische rapportage aan in het geval van wijziging van een ‘slavennaam’.10
Tot op zekere hoogte verwant met de ‘slavennamen’-problematiek is de kwestie van Marokkaanse Nederlanders die hun naam willen ‘vernederlandsen’, om minder problemen met de autoriteiten in Marokko te hebben. Wanneer zij in Marokko gebruik maken van hun Nederlandse nationaliteit levert dit trammelant op als in hun paspoort een Marokkaanse naam vermeld staat. Al in 2002 werden over deze moeilijkheden Kamervragen gesteld.Ook hier staat het strikte geslachtsnaamswijzigingsbeleid een oplossing in de weg.
Laten we nu eens kijken of en hoe een ‘slavennaam’ kan worden gewijzigd binnen ons vrij strikte beleid inzake geslachtsnaamswijziging. Zeker nu het hier een actueel geworden problematiek betreft. Er is niet eerder over gepubliceerd in de juridische literatuur noch is er sprake van jurisprudentie. Dat is ook niet zo gek, omdat er sprake is van een ‘catch-22’-situatie: de regels zijn zo strikt dat het doen van een aanvraag tot wijziging van een ‘slavennaam’ vrijwel uitzichtloos is. Men kan dan in de verleiding komen om te concluderen dat er kennelijk geen behoefte aan zou zijn.11 Wel is er in het verleden een klein aantal rechtszaken gevoerd in het geval van afgedwongen Arabische en Turkse achternamen, dat wil zeggen problematiek die enige overeenkomst vertoont met die van de ‘slavennamen’, twee van deze wel erg beklagenswaardige zaken worden later in dit artikel besproken.
Maar om goed inzicht te geven in deze problematiek zal nu allereerst het wetgevend kader worden geschetst.
Wetgevend kader
In artikel 1:7 lid 5 BW worden bij AMvB nadere regelen gesteld betreffende de geslachtsnaamswijziging. Deze AMvB is het Besluit geslachtsnaamswijziging 1997.12 Naast de mogelijkheid tot wijziging in de geslachtsnaam van de andere ouder – voornamelijk in het geval van minderjarigen13 of jongmeerderjarigen14 – staan de gronden waarop geslachtsnaamswijziging mogelijk is limitatief opgesomd in artikel 1. Van de in dit artikel genoemde gronden is op het eerste gezicht alleen de wijziging van een ‘slavennaam’ op basis van kennelijke onwelvoeglijkheid c.q. bespottelijkheid mogelijk. Blijkens de nota van toelichting is deze voorwaarde geobjectiveerd, eenieder moet de onwelvoeglijkheid of bespottelijkheid – voor zover hij de betreffende naam gehad zou hebben – kunnen ervaren. De grond van het verzoek moet dus in de naam zelf liggen. Bij ‘slavennamen’ zal dit in de regel moeilijk zijn nu de problematiek primair in de verkrijging en afkomst van de geslachtsnaam besloten ligt.
Maar is het niet heel wel denkelijk dat het hebben van een geslachtsnaam die de voorouder is opgelegd op zichzelf als onwelvoeglijk is te beschouwen? Dit is geen retorische vraag, nu de ABRvS al in 2012 uitspraak deed in een wijzigingsverzoek van een man van Koerdische afkomst wiens vader eertijds door de autoriteiten in Irak gedwongen werd Arabische namen aan te nemen.15 De aanvrager nam daarbij het standpunt in dat zijn geslachtsnaam op zichzelf en in verband met zijn persoonlijke hoedanigheid onwelvoeglijk en bespottelijk is. De Afdeling volgde echter het strikte standpunt van de staatssecretaris dat geslachtsnaamswijziging aan eenieder die zijn geslachtsnaam in zijn persoonlijke hoedanigheid als onwelvoeglijk ervaart niet mogelijk is omdat hiermee geslachtsnaamswijziging het karakter van uitzondering verliest en dit aldus een onverantwoorde inbreuk op het Nederlands naamrecht zou veroorzaken. De problematische herkomst en verkrijging van de geslachtsnaam was onvoldoende objectieve grond voor de Afdeling om de naam van appellant als onwelvoeglijk of bespottelijk te beoordelen. Adding insult to injury werd appellant te kennen gegeven dat hij binnen vijf jaar na naturalisatie zijn geslachtsnaam had kunnen wijzigen, maar nu er meer dan vijf jaar was verstreken was de Afdeling het met de staatssecretaris eens dat een wijziging op basis van deze grondslag niet meer mogelijk was.16 Een wijzigingsverzoek voor een ‘slavennaam’ op basis van de onwelvoeglijkheidsgrondslag komt dan ook niet kansrijk voor.
Hardheidsclausule
Nu, wanneer er geen grond is waarop geslachtsnaamswijziging mogelijk is kan in ultimo worden teruggevallen op de hardheidsclausule van artikel 7 van het Besluit. Vereist hiervoor is dat de verzoeker aantoont dat bij het achterwege blijven van de geslachtsnaamswijziging de lichamelijke of geestelijke gezondheid van hem in ernstige mate zou worden geschaad. Deze voorwaarde wordt zo ingevuld dat uit een schriftelijke verklaring van een onafhankelijke – in de regel psychiatrisch – deskundige moet blijken hoe de aanvrager lijdt onder zijn huidige geslachtsnaam en of geslachtsnaamwijziging hiertegen een probaat middel kan zijn.17 De deskundigenverklaring wordt voorts getoetst door een (psychiatrisch) deskundige van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.18
Dat de aanvrager moet lijden onder het ongewijzigd dragen van zijn geslachtsnaam is een voorwaarde die door het ministerie bijzonder strikt wordt opgevat. De casus van een Iraanse vluchtelinge met ernstige psychische problematiek door het niet kunnen dragen van de geslachtsnaam van haar vader illustreert dit.19 Haar familie was in Iran betrokken bij verboden politieke activiteiten en uit voorzorg had zij een andere geslachtsnaam aangenomen. Nadat haar vader was vermoord is zij met haar moeder naar Nederland gevlucht. De vlucht in samenhang met het niet kunnen dragen van de vaderlijke geslachtsnaam leverde dusdanige psychische hinder op dat haar gezondheidstoestand naar zeggen van de eigen expert in gevaar kwam. De minister was het hier – na raadpleging van de eigen deskundige – niet mee eens en wees het verzoek af. De Afdeling zag na raadpleging van alle gemaakte rapportages wel genoeg grond om aan artikel 7 van het Besluit te voldoen. Het is dus maar heel wel de vraag of een aanvraag op basis van de hardheidsclausule voor de bulk van de ‘slavennamen’-gevallen een reële mogelijkheid is. Hinder en ongemak zijn voorstelbaar, maar het psychisch niet normaal kunnen functioneren door het dragen van een ‘slavennaam’ zal een uitzondering zijn.
Leges
Naast deze barriëre zijn er nog de aanzienlijk verschuldigde leges voor het indienen van een verzoek. In 2006 is besloten de leges gefaseerd kostendekkend te maken.20 De bedoeling was een kostendekkend tarief te realiseren gebaseerd op de reële kostprijs van de behandeling van een verzoek tot naamswijziging. In 2011 was de laatste verhoging tot € 835 per verzoek en is besloten dat ook bij buitenbehandelingstelling deze heffing is verschuldigd.21 Het bedrag van € 835 is inclusief een desgewenst bijkomstig verzoek van één of twee minderjarige kinderen. Bij drie of meer minderjarige kinderen is tweemaal de som van € 835 verschuldigd. Wanneer het verzoek gefundeerd is op de hardheidsclausule zijn de kosten voor het verplichte deskundigenrapport daarbij ook nog voor eigen rekening. Forse kosten dus, enerzijds wel gegrond door de ernst en eenmaligheid van het verzoek, anderzijds moet het kunnen indienen van een verzoek nog wel financieel reëel zijn voor een gemiddeld huishouden.22 Bij een verzoek tot voornaamswijziging zijn de kosten in de regel overigens nog hoger. Een dergelijk verzoek verloopt namelijk via de rechtbank met verplichte procesvertegenwoordiging.23 Omdat het hier om geslachtsnamen gaat die niet door de eigen voorouders zijn gekozen maar in de regel door de slaveneigenaar of plantagebeheerder is mijns inziens gehele of in ieder geval gedeeltelijke kwijtschelding wel op zijn plaats.
Tijd voor actie
Het probleem van de mogelijke wijziging van een ‘slavennaam’ is dus heel essentieel; er ontbreekt een eenduidige grondslag voor het doen van een succesvolle geslachtsnaamswijziging in het geval van het dragen van een ‘slavennaam’. Dit klemt des te meer nu er bijvoorbeeld wel een grondslag is voor het ongedaan maken van de vernederlandsing van Friese geslachtsnamen (bijvoorbeeld het wijzigen van Sijtsma in Sytsma). Deze mogelijkheid is in het leven geroepen om Friezen, die buiten hun wil – namelijk ten gevolge van ambtshalve ingrijpen van de ambtenaar van de burgerlijke stand dan wel vrijwillige verkrijging door een voorouder – een Nederlandse of Nederlands gespelde geslachtsnaam dragen in plaats van een Friese naam, in staat te stellen om deze situatie te herstellen.24
Het introduceren van een soortgelijke grondslag voor de verandering van ‘slavennamen’ lijkt dan ook niet alleen passend maar ook geboden. Overigens zou het verstandig zijn het gehele beleid betreffende naamswijziging te heroverwegen. Dat men namelijk tegenwoordig procedureel gemakkelijker van geslacht kan veranderen dan van geslachtsnaam is toch wel curieus. Tijd voor actie dus.25
Deze Opinie verschijnt in NJB 2020/102, afl. 2. Ruben Ritsema is in voorbereiding van een promotieonderzoek naar het Nederlands naamrecht bij prof. mr. G.R. (René) de Groot, Universiteit Maastricht.
Op 7 september 2021 werd Ruben Ritsema mede naar aanleiding van dit artikel geïnterviewd op NPO radio 1 over het naamrecht in het algemeen en de “slavennamen” in het bijzonder.
In het bovenstaande kwam de specifieke problematiek binnen het naamrecht van houders van slavennamen aan de orde, alleen in het geval van ernstige psychische klachten kunnen zij middels een beroep op de hardheidsclausule succesvol om wijziging verzoeken. Deze analyse is nu gestaafd met een geval uit de praktijk. In de Volkskrant van 19 september 2022 verscheen namelijk een interview met dhr. Quarsie die naar eigen zeggen psychologische klachten moest verzinnen om kans te maken op naamswijziging. Dit moest hij doen omdat het hebben van een slavennaam opzichzelfstaand geen wijzigingsgrond onder het naamrecht oplevert. Wie toch van zijn slavennaam afwil kan dan alleen door het hebben van (voorgewende) psychologische klachten een beroep doen op de hardheidsclausule.
Op dezelfde dag dat dit interview verscheen kwam het "het eerste Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme” uit waarin naar voren komt dat het kabinet een gratis mogelijkheid tot naamswijziging voor nazaten van tot slaaf gemaakten mogelijk wil maken. Zoals echter geïllustreerd door voorgaande is het essentieel probleem het ontbreken van een grondslag waardoor men alleen nog kan terugvallen op de hardheidsclausule.
Afbeelding: Ook voor de afschaffing van de slavernij konden slaven al door hun eigenaren ‘vrij verklaard’ worden waarbij zij door een zogenoemde Manumissie brief ook een familienaam kregen. Suriname 1849 © Spaarnestad Photo
- Bouwstenen voor een nieuw naamrecht, ’s-Gravenhage: Ministerie van Justitie 2009, 74 p. Zie met name de 28 aanbevelingen, p. 7-16.
- Zie bijv.: Aanhangsel Handelingen II 2016/17, 946, Aanhangsel Handelingen II 2017/18, 1029 en Aanhangsel Handelingen II 2017/18, 2107.
- Bijv. van Stokely Carmichael in Kwame Ture. Een Brits voorbeeld; van Ian Roberts in Kwame Kwei-Armah: www.theguardian.com/uk/2007/mar/25/humanrights.britishidentity.
- Zie bijv.: africanancestry.com. Voor een documentaire over het onderwerp: https://face2faceafrica.com/article/with-an-award-winning-documentary-this-african-american-is-urging-black-people-to-trace-their-african-roots.
- De afschaffing verliep in fases, wettelijk werd de slavernij op 1 juli 1863 opgeheven, maar slaven op de plantages in Suriname konden gedwongen worden om nog tien jaar op de plantages te blijven werken; https://nos.nl/artikel/2339475-1863-of-1873-wanneer-werd-de-slavernij-nou-echt-afgeschaft.html.
- Zie voor voorbeelden (namen als: ‘Deugd’, ‘Druiventak’, ‘Eensaam’) de lijst‘-Familienamen en Plantages’ van de stichting IBS: www.surinamistiek.nl/main/slavernijverleden/Familienamen_en_Plantages.pdfen A.A. van Stipriaan Luiscius, ‘What’s in a name? Slavernij en naamgeving in Suriname tijdens de 18e en 19e eeuw’, OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis 1990, afl. 1, p. 25-46.
- A.A. van Stipriaan Luiscius, ‘Slavernij en de strijd om Afro-Surinaamse identiteit’, Tijdschrift voor Geschiedenis 2004, afl. 117, p. 522-542.
- Bijvoorbeeld https://afromagazine.nl/opinie/roep-mij-niet-bij-mijn-slavennaamen www.funx.nl/news/funx/d18eb1ca-efa6-42f0-9630-6c1ad78278ca/vroeger-toen-ik-jonger-was-wilde-ik-mijn-achternaam-veranderen-ketikoti.
- https://rotterdam.raadsinformatie.nl/document/8816248/1en https://wob.amsterdam.nl/publish/pages/956828/1_2_preadviezen_en_annotatie_mbt_anti-discriminatie_202010071334.pdf.
- Aanhangsel Handelingen II 2008/09, nr. 1688.
- Het Rotterdams college heeft naar aanleiding van de genoemde raadsvragen navraag gedaan bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Het ministerie wist te vertellen dat er nog geen signalen waren binnengekomen die erop wijzen dat er burgers zijn die hun achternaam vanwege het slavernijverleden zouden willen wijzigen. Het onderwerp is dan ook nog niet nader onderzocht door het ministerie. Zie https://rotterdam.raadsinformatie.nl/document/9218171/1.
- Besluit van 6 oktober 1997, Stb. 1997, 463, houdende regels voor geslachtsnaamwijziging (laatstelijk gewijzigd 1 juli 2020). Bij deze laatste wijziging van het Besluit is besloten dat bij misdrijven tegen iemands identiteit of persoonlijke integriteit een verzoek tot geslachtsnaamwijziging onder voorwaarden kosteloos wordt.
- Art. 3 en 3a Besluit geslachtsnaamswijziging 1997.
- Art. 3 en 8 Besluit geslachtsnaamswijziging 1997.
- ABRvS 11 april 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW1569.
- Een bijzondere historische casus betreft de naturalisatie van Indonesiërs van Chinese origine. Hun Indonesische namen werden bij naturalisatie weer gewijzigd in de Chinese naam die hun familie oorspronkelijk bezat, maar die zij onder dwang van de Indonesische overheid moesten veranderen in Indonesisch klinkende namen. In het kader van een succesvolle inburgering was toen juist het argument dat deze personen ermee gediend waren dezelfde geslachtsnaam te dragen als hun voorouders, zoals immers in Nederland gebruikelijk is. G.R. de Groot, Groene Serie Personen- en familierecht, aantekening bij 12 RWN, nr. 3 (Naamswijziging), Wolters Kluwer 2020.
- G.R. de Groot, Groene Serie Personen- en familierecht, aantekening bij 1:7 BW, nr. 3.4 (Algemeen), Kluwer, 2018.
- H. Lenters, ‘Naam en gezag’, in: De familie geregeld (preadvies KNB), Lelystad: Koninklijke Vermande 2000, p. 37.
- ABRvS 23 juni 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM8857.
- Besluit van 6 december 2006, Stb.2007, 1.
- Besluit van 6 juli 2011, Stb.2011, 835.
- Nu is een huishouden met een modaal inkomen en een gemiddelde huur al meer dan 55% van het netto inkomen aan de vaste lasten kwijt. Persbericht 18 maart 2019 NIBUD, www.nibud.nl/beroepsmatig/nibud-meer-dan-helft-van-budget-op-aan-vaste-lasten/.
- www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Wijzigen-voornaam/.
- G.R. de Groot, Groene Serie Personenen familierecht, aantekening bij 1:7 BW, nr. 3.4 (Friese namen), Kluwer, 2018.
- Sinds 1 juli 2014 is met de komst van de Transgenderwet voldoende wanneer een aangewezen deskundige vaststelt dat de overtuiging van een wilsbekwaam te achten persoon van zestien jaar of ouder om tot het andere geslacht te behoren blijvend van aard is. Op basis van de in 2019 gehouden evaluatie van de Transgenderwet heeft de Minister voor Rechtsbescherming aangegeven voornemens te zijn om te komen tot een aanpassing van de Transgenderwet in die zin dat de deskundigenverklaring wordt vervangen door een verklaring van de betrokkene zelf (Brief van de Minister voor Rechtsbescherming van 10 april 2019 (Kamerstukken II 2018/19, 27859, nr. 133)).