Beroepsopleiding advocatuur te zwaar?

Wie in Nederland advocaat wil worden, is verplicht om na zijn rechtenstudie de driejarige beroepsopleiding voor de advocatuur te volgen. Gedurende die periode is men advocaat-stagiair en moet men met goed gevolg tentamen afleggen in een aantal vakken. Totdat vrij kort geleden de beroepsopleiding nieuwe stijl werd ingevoerd, werd soms geringschattend gesproken over de diepgang van deze opleiding. De opleiding werd als te gemakkelijk beschouwd, en wellicht niet helemaal zonder reden.

In het licht van deze kritiek verscheen in 2010 het rapport Met recht advocaat, dat door de commissie-Kortmann werd uitgebracht aan de Nederlandse Orde van Advocaten, en dat aan de basis heeft gelegen voor de huidige Beroepsopleiding Advocaten als vervanging van de BO (Beroepsopleiding) en de VSO (Voortgezette Stagiaire Opleiding).

Met de invoering van de nieuwe Beroepsopleiding is de Nederlandse Orde van Advocaten een geheel nieuwe weg ingeslagen. En alhoewel het naar mijn idee toegejuicht moet worden dat er serieus werk is gemaakt van het vernieuwen van de beroepsopleiding, ben ik van mening dat het doel hierbij enigszins is voorbijgestreefd, en dat de beroepsopleiding nu wel aan de te pittige kant is. De indruk bestaat dat de universitaire studie, die iedere advocaat-stagiair met goed gevolg heeft doorlopen, in feite nog eens dunnetjes wordt overgedaan.


Three strikes out

Wat daar echter nog bij komt, is dat er een zgn. three strikes out-regel is ingevoerd. Wie driemaal zakt voor een tentamen van de beroepsopleiding, wordt geschrapt van het tableau en mag geen advocaat meer zijn. Nu houd ik mij zelf al geruime tijd beroepsmatig bezig met het trainen en bijscholen van advocaat-stagiairs, en daarbij word ik regelmatig geconfronteerd met de menselijke kant achter dit verhaal. Want veel advocaat-stagiairs blijken in de praktijk moeite te hebben met het bijbenen van het hoge tempo en vooral het zeer intensieve karakter van de beroepsopleiding, in combinatie met hun dagelijkse werkzaamheden op hun advocatenkantoor. Soms wordt er vanuit het kantoor nog gedacht in termen van de oude beroepsopleiding, en wordt er nog steeds in geringschattende termen gesproken over de beroepsopleiding, als gevolg waarvan een hoge druk wordt gelegd op de advocaat-stagiair om te slagen om op die manier gezichtsverlies binnen het kantoor te vermijden. En vaak zijn de werkzaamheden binnen de dagelijkse beroepspraktijk van de advocaat-stagiair behoorlijk tijdrovend.

Dit, gevoegd bij het feit dat ook advocaat-stagiairs ’s nachts plegen te slapen en natuurlijk af en toe willen ontspannen en van het leven willen genieten, maakt dat de druk die vanuit de beroepsopleiding vandaag de dag op de advocaat-stagiair wordt gelegd naar mijn idee te hoog is. Zelfs in een situatie waarin de beroepsopleiding in zijn huidige vorm al volledig uitgedacht zou zijn en er geen kinderziektes meer in het systeem zouden zitten (ik denk daarbij niet in de laatste plaats aan een aantal onvolkomenheden in het tentamen in de major burgerlijk recht dat afgelopen november is afgenomen), is de druk eigenlijk al onevenredig en zou het naar mijn idee een goede zaak zijn om opnieuw eens na te gaan welke eisen men nu eigenlijk zou moeten stellen aan advocaat-stagiairs in het kader van de beroepsopleiding voor de advocatuur, en of een three strikes out-regel daar eigenlijk wel bij past. Maar zeker in de situatie zoals die nu feitelijk is, denk ik dat er echt moet worden gezocht naar een andere modus om de kwaliteit van de opleiding van advocaten te waarborgen.

Tentamenstof sluit onvoldoende aan op de praktijk

Het probleem met de tentamenstof van de Orde is dat dit heel sterk geënt lijkt te zijn op de advocaat met een brede, generale praktijk. Dit is de facto niet erg realistisch, aangezien veel advocaat-stagiairs in werkelijkheid werkzaam zijn op de (grotere, internationale) commerciële advocatenkantoren. Daar houden zij zich vaak bezig met zeer specifieke onderdelen van het recht. Op die gebieden excelleren zij, want het gaat in veruit de meeste gevallen om zeer deskundige en talentvolle advocaat-stagiairs; anders zouden zij per slot van rekening niet op dergelijke prestigieuze kantoren worden aangenomen.

Dat betekent echter wel dat deze advocaat-stagiairs weliswaar de nodige deskundigheid en ervaring opbouwen op hun eigen specifieke sectie en het bijbehorende vakgebied, maar dat zij op andere gebieden verhoudingsgewijs weinig of geen ervaring opbouwen en daar om die reden ook minder goed mee vertrouwd zijn. Vaak gaat het hier om jonge en talentvolle advocaten die een enorme werklust en passie voor hun eigen vakgebied aan de dag leggen. Maar vergeleken met hun collega's die een meer algemene en lokale praktijk voeren en dus een bredere ervaring opbouwen, staat deze groep helaas wel op achterstand.

Men kan zich afvragen in hoeverre – gelet op deze toch ietwat scheve verhouding die in de praktijk van de advocatuur duidelijk kan worden waargenomen – de nadruk die vanuit de Orde in de tentamenstof en de wijze van tentamineren wordt gelegd op de eisen en noden van de algemene praktijk, nog een goede afspiegeling vormt van de werkelijke stand van zaken in de advocatuur, en in hoeverre daarin wellicht een betere balans zou moeten worden gevonden.

Hetzelfde geldt voor de wijze van tentamineren. Het tempo van de beroepsopleiding en de tijd en gelegenheid die de advocaat-stagiair wordt geacht te nemen om aan de studie te kunnen zitten, lijkt aan te sluiten op de situatie van een advocaat-stagiair die in dienst is van een werkgever die de stagiair alle benodigde gelegenheid en middelen verschaft om te studeren voor de beroepsopleiding, en die de stagiair stimuleert om zoveel tijd en energie te investeren in de beroepsopleiding als maar nodig is.

De praktijk leert echter anders. Op veel stagiairs ligt vanuit hun kantoor een hoge druk om in de dagelijkse beroepspraktijk op kantoor als stagiair steeds een topprestatie te blijven leveren en om zich steeds zoveel mogelijk beschikbaar te houden voor de noden van alledag. Advocaten die al langere ervaring binnen het kantoor hebben opgebouwd en die de beroepsopleiding oude stijl (de BO en VSO) gewend waren, zijn zich er niet altijd volledig van bewust dat de eisen en het niveau van de beroepsopleiding tamelijk ingrijpend naar boven toe zijn bijgesteld. Dit vertaalt zich in hooggespannen verwachtingen die niet altijd aansluiten op de daadwerkelijke stand van zaken in de huidige nieuwe beroepsopleiding.

Een en ander resulteert erin dat advocaat-stagiairs niet altijd afdoende worden ondersteund en gefaciliteerd vanuit hun kantoor wat het met succes volgen van de beroepsopleiding betreft. Dit brengt het nodige aan stress en andere vermijdbare problemen mee, en leidt tot wederzijdse teleurstellingen tussen de stagiair en diens kantoor. Zeker bezien vanuit de taak van de Orde van Advocaten inzake het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de advocatuur, lijkt het mij wenselijk dat de inrichting van de beroepsopleiding kritisch tegen het licht wordt gehouden, nu de in dit stuk beschreven factoren in de actuele praktijk van de Nederlandse advocatuur een steeds grotere rol spelen. De advocatuur is continu aan verandering onderhevig, aan internationalisering en schaalvergroting en de daarmee gepaard gaande vergaande mate van specialisering, en de Beroepsopleiding Advocaten lijkt hiermee momenteel niet voldoende gelijke tred te houden.

 

Mr. T.A. Knijp is directeur van LLM Legal.

www.llmlegal.nl

 

Afbeelding ontworpen door Robbert Lopik

 

Over de auteur(s)
Tom Knijp
Directeur LLM Legal