Annuleren kost geld, dat staat vaak in de algemene voorwaarden. Dat kan onredelijk bezwarend zijn maar is dat meestal niet. Het zou heel wat consumentvriendelijker zijn een bedenktijd in contracten op te nemen.
Wat is het ook al weer? In de algemene voorwaarden van een verkoper of aannemer krijgt de consument een annuleringsbevoegdheid, maar annuleren kost geld, vaak 30% van de contractsom. Bij de koop van bijvoorbeeld een keuken kan dat aardig oplopen. Er bestaat enige rechtspraak over dit onderwerp. Berucht blijft het verschil in beoordeling tussen Hof Arnhem 1 augustus 2000, NJ 2001/71, TvC 2000, p. 240 (35% contractsom als annuleringskosten onredelijk bezwarend) en Hof Den Haag 21 december 2000, NJ 2001/341 (zelfde beding niet-onredelijk bezwarend), terwijl het Hof Den Bosch 30% van de contractsom ook wel oké vindt (Hof Den Bosch 16 juli 2002, NJ 2003/445 en 5 augustus 2003, NJF 2003/39).
Het annuleringskostenbeding in algemene voorwaarden kwam op 1 februari 2017 vol in de aandacht in het TV-programma van Jinek. Een grote keukenwinkelketen adverteert met 50% korting op de keukens op een bepaalde dag. Een consument koopt die dag een keuken. Nadat zij het koopcontract had ondertekend, viel haar op dat zij op háár keuken geen korting kreeg. Zij uitte zich hoogst verbaasd. De man achter de balie zegt: ‘U kunt nu wel de overeenkomst annuleren, maar dat kost 30% van de koopsom’. De consument werd boos. Ze had de koopovereenkomst meteen kunnen vernietigen wegens dwaling en/of een misleidende handelspraktijk, maar dat weet zij niet. Zij loopt boos de winkel uit, om buiten nog een handgemeen te krijgen met een andere verkoper. Zij krijgt contact met de Bucket Boys (programmamakers), die – zie YouTube – 55m³ paardenmest voor de winkeldeur kieperen (ter waarde van 30% van de ‘koopsom’). De zaak haalt dan de landelijke media, en zo komen ze bij Jinek terecht. Bij Jinek aan tafel belooft de baas van de winkelketen beterschap: voortaan krijgen de consument-kopers een bedenktijd van 2x24 uur. Iedereen blij, behalve schrijver dezes.
In april 2018 heb ik in het kader van de Beroepsopleiding advocatuur, keuzevak consumentenrecht, deze casus gegeven met de opdracht een bij voorkeur niet-onredelijk bezwarend annuleringskostenbeding te schrijven. Enkele voorbeelden, verkort weergegeven, uit de oogst:
- twee dagen gratis annuleren, daarna 30% van de koopsom;
- gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst 30%, ‘tenzij anders overeengekomen’;
- binnen twee weken 30%, daarna 100%;
- binnen 14 dagen 15%, tussen 14 en 28 dagen 40%, na 28 dagen geen annulering meer;
- annuleringskosten conform kosten die de winkel door de bestelling heeft moeten maken.
Het probleem ligt hier. Artikel 6:237 aanhef en sub i BW geeft aan het annuleringskostenbeding de status van het wettelijk vermoeden van onredelijk bezwarendheid indien aan de annuleringsbevoegdheid een door de consument te betalen geldsom wordt verbonden. Die status verdampt indien het bij die geldsom gaat om ‘een redelijke vergoeding voor door de gebruiker geleden verlies of gederfde winst’. De winkelier moet bij annulering door een consument, op welk moment dan ook, stellen en bewijzen dat in dat geval het door de consument verschuldigde bedrag correspondeert met de ‘redelijke vergoeding’ als bedoeld in grijs i. Dit leent zich per definitie niet voor standaardisering in een fixum in algemene voorwaarden. Stel de consument, in de Jinek-casus, annuleert vier dagen na de koopdatum, en is dan 30% van de koopsom als annuleringskosten verschuldigd. Op dat moment heeft de winkelier weinig meer gedaan dan een koopcontract opgesteld; zelfs een opdracht aan de fabriek tot het vervaardigen van de bestelde keuken is nog niet gedaan. 30% van de koopsom is dan evident geen ‘redelijke vergoeding’ in de zin van grijs i. Anderzijds, als de consument annuleert enkele dagen voor het installeren van de keuken bij hem thuis (de keuken is klaar en de winkelier is de volle aanneemsom aan de fabriek verschuldigd), is 30% van de koopsom evident te laag om als ‘redelijke vergoeding’ in de zin van grijs i aangemerkt te worden. Dit moeten we, als opstellers van bedingen in algemene voorwaarden, onze cliënt, de winkel, ook niet aandoen. Dan maar een hoger bedrag kort voor aflevering? Welk percentage? 60/70/80% van de koopsom? Dat zou in de buurt van de ‘redelijke vergoeding’ kunnen liggen, maar dat doen we toch de consument niet aan! 70% van de koopsom, van stel keukenprijs € 10 000, waarna de consument na annulering en betaling van € 7000 niets geleverd krijgt? Een vast percentage in algemene voorwaarden past niet bij grijs i.
Dan maar weg van het annuleringskostenbeding in algemene voorwaarden en een annuleringsbevoegdheid, strikt geïndividualiseerd naar déze consument, opnemen in de hoofdtekst van het koopcontract? Bijvoorbeeld (zo bedacht iemand op de advocatencursus): ‘U, consument, kunt de koopovereenkomst te allen tijde annuleren; wij, de winkel, berekenen dan wat onze kosten tot dat moment zijn, en u krijgt van ons een brief met vermelding van een ‘redelijke vergoeding’ als annuleringskosten. Daarna kunt u beslissen óf u nog wilt annuleren’. Dat zou al beter zijn, maar we zien het allemaal gebeuren: hevig gesteggel over de vraag of die door de winkelier aangegeven ‘redelijke vergoeding’ dat inderdaad wel is; dus belanden we steeds weer in de rechtszaal.
Ik pleit voor afschaffing van het annuleringskostenbeding in algemene voorwaarden, en adviseer een eventuele zoektocht naar een ‘eenmalige afspraak’ in de hoofdtekst van het koopcontract achterwege te laten.
Een alternatief: Geef de consument ‘gewoon’ in de hoofdtekst van het koopcontract, goed leesbaar en op een in het oog springende plek, een bedenktijd van twee of drie weken na aankoop. De winkelier geeft opdracht aan de keukenfabriek pas nadat vaststaat dat de consument geen gebruik maakt van de gegeven bedenktijd. Het kost geen moeite de administratie daarop aan te passen. Ten tijde van de koop en het opmaken van het koopcontract kan met de consument nog overleg worden gepleegd welke termijn het wordt: twee of drie weken. Dit oogt niet alleen consumentvriendelijk, maar dat is het ook.
Nu we toch in de algemene voorwaarden gaan schrappen, kunnen we het prijsverhogingsbeding meteen even meenemen. Wie na HvJ EU 21 maart 2013, C-92/11 en BGH 31 juli 2013, Az.: VIII ZR 162/09 (de RWE-zaak) in ons land een niet-onredelijk bezwarend prijsverhogingsbeding in algemene voorwaarden heeft kunnen ontdekken, krijgt van mij een (al dan niet fictieve) fles wijn.
Deze Opinie is ook verschenen in NJB 2018/1193, afl. 24.
Afbeelding: © Shutterstock