
De (ooit) bekende Amsterdammer Adriaan van der Hoop, overleden in 1854, dook in 2025 als anonimus op in een Amsterdamse uitspraak.1 Hij was bankier, lid van de gemeenteraad van Amsterdam, lid van Provinciale Staten en lid van de Eerste Kamer. En hij was rijk en bezitter van een groot aantal fraaie kunstwerken, ondermeer van Rembrandt (Joods meisje) en Vermeer (Brieflezende vrouw in het blauw). Hij legateerde zijn aanzienlijk kunstbezit aan de gemeente Amsterdam. Eén van de voorwaarden (een zogenoemde last) was dat de collectie ‘steeds by elkander zal moeten blyven (...)’ en dát in Amsterdam. 170 jaar na zijn overlijden moest de Amsterdamse rechtbank, op verzoek van de gemeente Amsterdam, beslissen over de vraag of de voorwaarde van ‘by elkander blyven’ in de weg zou staan aan het ‘op reis gaan’ van de collectie, bijvoorbeeld in de vorm van het geheel of gedeeltelijk uitlenen van de collectie aan andere musea in binnen- of buitenland. Was dat een inbreuk op het ‘by elkander blyven’ ‘in Amsterdam’? De rechtbank verklaarde, zonder dat verweer werd gevoerd, blijkbaar omdat er geen belanghebbende familieleden in leven zijn, kort gezegd, voor recht dat de collectie van [erflater] (in delen) op reis mocht ondanks de aan het legaat van [erflater] verbonden last.
Het gaat mij niet om de inhoud van de uitspraak, die ik overigens wel begrijp. Het gaat mij er om dat (ook) deze alom bekende Amsterdammer in de uitspraak anoniem moet blijven. Wat is de zin er van hem zeven generaties na zijn dood te ‘pseudonimiseren’? Ik vind dit geval een duidelijk voorbeeld van een geval waarin de Pseudonimiseringsrichtlijn in de rechtspraak doorschiet.2,3 Beter zou zijn niet alle gevallen in (civiele) uitspraken over één kam te scheren en van geval tot geval te overwegen of anonimisering functioneel is of écht nodig en tenminste met procespartijen af te stemmen of (ook) zij anonimisering van hun identiteit wensen. Slachtoffers van de anonimisering zijn in ieder geval de leesbaarheid van uitspraken evenals het gemak van het onthouden van gevallen met sprekende namen. Wie weet niet meteen dat Lindenbaum/Cohen gaat over onrechtmatig handelen? Ik schreef al eerder over anonimisering van rechterlijke uitspraken, ook uitspraken in zaken die al alle kranten hadden gehaald, met daarbij vermelding van naam en toenaam.4
Deze Opinie is gepubliceerd in NJB 2025/699, afl. 13
Afbeelding: Portret van Adriaan van der Hoop (1778-1854) door Jan Adam Kruseman, collectie Rijksmuseum Amsterdam. Creative commons
Voetnoten
1 Rb. Amsterdam, 9 januari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:113.
2 De alom bekende oud-Kamervoorzitter Khadija Arib brengt het in de uitspraak van de Haagse rechtbank niet verder dan: [eiseres] te [woonplaats 1], Rb. Den Haag, 5 februari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:1113.
3 Het EHRM doet het anders en noemt gewoon boer Hesselink, slachtoffer van politiegeweld door het toepassen van een nekklem, bij naam, in Hesselink/Nederland, EHRM 24 oktober 2024, nr. 240008/20 en eveneens Dino Soerel in Soerel/Nederland, EHRM 7 november 2024, nr. 55021/19.
4 W.J.M. van Tongeren, ‘Van Lindenbaum/Cohen naar A/B?’, NJB 2019/161, afl. 3,
p. 204 e.v.