Artikelen van Stans Goudsmit
Tijdschrift
NJB 21 (2015)
De beoordeling van euthanasie en hulp bij zelfdoding bij psychiatrische en demente patiënten
Minister Schippers wil dat een arts die overweegt om in te gaan op het verzoek om hulp bij zelfdoding van een psychiatrisch patiënt altijd een onafhankelijk psychiater moet consulteren. Op grond van het Chabotarrest en de daaraan in de Richtlijn van de NVvP gegeven onderbouwing behoort het tot de extra behoedzaamheid die de toetsingscommissies eisen, om bij psychiatrische patiënten in beginsel altijd een onafhankelijk psychiater te raadplegen. De redenen voor extra behoedzaamheid gelden grotendeels ook bij demente patiënten. Maar de toetsingscommissies laten een gebrek aan uniformiteit in de beoordeling zien. Sommigen laten niet alleen die uitdrukkelijke beoordeling achterwege, maar laten ook afwijkingen van de norm passeren zonder daar in het oordeel aandacht aan te besteden. Daarbij zijn verscheidene gevallen waarin de wilsbekwaamheid van de patiënt niet boven alle twijfel verheven is. De minister heeft dus gelijk: het is van groot belang dat de consultatie-eis niet alleen in de NVvP-richtlijn, maar ook in een Richtlijn voor specialisten ouderengeneeskunde wordt neergelegd, en door de toetsingscommissies wordt opgenomen in de ‘code of practice’ die onlangs is gepubliceerd en waarin slechts ten dele aan de wensen van de minister wordt voldaan.
Levensbeëindiging bij pasgeborenen
Het KNMG-standpunt inzake medische beslissingen rond het levenseinde bij pasgeborenen met zeer ernstige afwijkingen geeft zich te weinig rekenschap van relevante juridische aspecten. Daarnaast toont de evaluatie van de Regeling inzake de centrale deskundigencommissie aan dat er onvoldoende adequaat maatschappelijk toezicht op de huidige neonatale levensbeëindigingspraktijk bestaat. Om de impasse in de discussie over toelaatbaar levensbeëindigend handelen in de neonatologie en passend maatschappelijk toezicht daarop te doorbreken, willen de verantwoordelijke bewindslieden meer tegemoet komen aan de normeringswensen vanuit de medische beroepsgroep. Bij het inrichten van de nieuwe Regeling behoren echter ook relevante juridische overwegingen te worden betrokken. Dat dit artsen doorgaans afschrikt is jammer, maar die angst duidt vooral op een gebrek aan inzicht in het maatschappelijk belang dat met het toezicht gemoeid is.
‘Ne bis in idem’ nu ook een beginsel van ongeschreven recht
De administratiefrechtelijke maatregel ‘deelname aan het alcoholslotprogramma’ (hierna: ASP) op te leggen door het CBR heeft inmiddels tot de nodige jurisprudentie geleid. Op 4 maart 2015 verklaarde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de regeling waarin het alcoholslotprogramma is opgenomen onverbindend. Een dag eerder oordeelde de strafkamer van de Hoge Raad dat het niet is toegestaan om iemand aan wie deelname aan het ASP is opgelegd ook strafrechtelijk te vervolgen. De motivering die de Hoge Raad aan dit oordeel ten grondslag legt, is een opmerkelijke die mogelijk verstrekkende gevolgen heeft voor de inbedding van het ‘ne bis in idem’- beginsel in ons rechtsbestel.
Een zieke vreemdeling moet in het land van herkomst feitelijke toegang tot medische zorg krijgen
Hoe bepaal je of een zieke vreemdeling terug kan naar zijn land van herkomst zonder dat hij daar het risico loopt op ernstige lichamelijke of psychische schade vanwege het ontbreken van de juiste medische zorg aldaar? In Nederland laat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zich over die vraag adviseren door het Bureau Medische Advisering (BMA). Het BMA wint via vertrouwensartsen ter plaatse informatie in over de aanwezigheid van noodzakelijke zorg in het land van herkomst. Op basis van het advies van het BMA besluit de IND vervolgens of de zieke vreemdeling terug kan of hier mag blijven.
Tijdschrift
NJB 7 (2014)
Heiligt het doel de middelen?
‘A secret shared is a secret lost’ luidt een Engels spreekwoord. Juist die aanpak is gekozen in het wijzigingsvoorstel van de Advocatenwet dat nu bij de Tweede Kamer ligt: door naast de deken diverse andere functionarissen toegang tot advocatendossiers te geven bestaat het risico dat de vertrouwelijkheidsrelatie tussen advocaat en cliënt wordt doorbroken. Wel wordt volgens de jongste versie van het wetsvoorstel de kring van betrokken derden enigszins verkleind en ligt het primaat van het toezicht weer bij de lokale deken.
Onrechtmatig en onterecht binnentreden
De politie mag zich steeds repressiever opstellen tegen vermeende verdachten. Een anonieme melding is tegenwoordig al voldoende om strafvorderlijk optreden te sanctioneren. Voor degenen die de harde lijn aanhangen, is de minder stricte sanctionering rond vormverzuimen een gunstige ontwikkeling. Voor onschuldige burgers is een onterechte binnentreding van een woning echter behoorlijk ingrijpend. Onuitgenodigd binnentreden door de politie op basis van onterechte verdenkingen vindt waarschijnlijk op grotere schaal dan louter incidenteel plaats. Harde cijfers zijn niet voorhanden, dus zou onderzocht moeten worden of hier sprake is van een structureel probleem. Vooruitlopend hierop moet strakker de hand worden gehouden aan het begrip ‘redelijk vermoeden van schuld’ alsmede aan vormvoorschriften voorafgaand aan het zich toegang verschaffen van een verdacht pand.
Mediation in het openbaar bestuur en bestuursrecht
In het openbaar bestuur en het bestuursrecht wordt tegenwoordig op verschillende manieren mediation toegepast. Dit roept de vraag op hoe deze mediationtrajecten zich verhouden tot de bestaande processen voor (politieke) besluitvorming en ook tot juridische procedures. Aan de hand van een overzicht van verschillende mediation-toepassingen laat dit artikel zien wanneer een mediator kan worden ingezet en welke rol het betrokken bestuursorgaan in de mediation speelt. De stelling is dat er een belangrijk verschil is tussen bemiddelend bestuur (waarbij de overheid beslissingsbevoegd is en in dat kader zelf bemiddelt tussen partijen of een externe mediator inzet) en onderhandelend bestuur (waarbij de overheid zelf partij in het conflict is en op gelijke voet met andere partijen aan een mediation deelneemt).
Bescherming van staatlozen in Nederland vraagt om een aparte vaststellingsprocedure
Wereldwijd zijn er circa twaalf miljoen staatlozen. In Europa zijn dat er naar schatting 600.000. In Nederland staan 2000 personen als staatloos geregistreerd, maar onder de 80.000 die met het predikaat ‘nationaliteit onbekend’ getooid zijn, bevinden zich ongetwijfeld nog een substantieel aantal staatlozen. Dit jaar bestaat het Verdrag betreffende de status van staatlozen zestig jaar. Het verdrag biedt staatlozen toegang tot een aantal fundamentele mensenrechten. Er zou een aparte procedure tot vaststelling van staatloosheid moeten komen om deze mensen die toegang daadwerkelijk te verschaffen.
Blog
Een zieke vreemdeling moet in het land van herkomst feitelijke toegang tot medische zorg krijgen
Op de staatssecretaris rust een mensenrechtelijke plicht om het recht op gezondheid, inclusief de feitelijke-toegankelijkheidstoets, expliciet te betrekken bij de beoordeling of uitzetting naar het land van herkomst gerechtvaardigd is.
Blog
Hebben uitgeprocedeerde asielzoekers recht op opvang?
Hebben uitgeprocedeerde asielzoekers die daar zelf niet voor kunnen zorgen recht op opvang? Wat de uitkomst van de discussie n.a.v. de uitspraak van het ECSR ook moge zijn, Nederland heeft in ieder geval op grond van het IVESCR de verplichting om bed, bad en brood te bieden aan mensen die daar zelf niet voor kunnen zorgen.
Blog
Bescherming van staatlozen in Nederland vraagt om een aparte vaststellingsprocedure
Het Verdrag betreffende de status van staatlozen biedt staatlozen toegang tot een aantal fundamentele mensenrechten, waarvoor - moet komen om deze mensen daadwerkelijk die toegang te verschaffen.