Artikelen van Simon Boersen
Tijdschrift
NJB 42 (2020)
De rol van excuses in de civiele rechtspraak
In de literatuur wordt wel bepleit dat excuses kunnen leiden tot negatieve juridische consequenties voor de aanbieder. Maar is angst voor negatieve juridische consequenties eigenlijk wel terecht? Daarover bestaat in de wetenschap nog veel onduidelijkheid. De auteur heeft met haar promotieonderzoek een poging gedaan om deze kennislacune op te vullen. Het doel van het onderzoek was om erachter te komen op welke wijze het aanbieden van excuses door een juridische procedure kan worden belemmerd of juist gestimuleerd. In dit artikel worden de belangrijkste onderzoeksbevindingen beschreven, waarbij de aandacht primair is gericht op analyse van de civiele rechtspraak.
Wetsvoorstel vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht vraagt om verduidelijking en aanpassing
Het wetsvoorstel vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht is een verbetering ten opzichte van het consultatievoorstel, maar geeft nog steeds reden tot zorg. De memorie van toelichting laat ruimte voor een rechter die niet alleen het recht, maar ook de feiten aanvult. Dit strookt niet met het uitgangspunt van het voorstel dat de rol van de rechter niet wijzigt, dus de auteurs gaan ervan uit dat dit niet zo is bedoeld. Verder doen zij een poging tot opheldering van de reikwijdte van de aangepaste preprocessuele informatieverzamelingsplicht, die wat hen betreft zou moeten worden geschrapt, en de resterende ruimte voor voorlopige bewijsverrichtingen tijdens een lopende procedure.
Het gebruik van geanonimiseerde verklaringen in en buiten rechte
Het gebruik van geanonimiseerde verklaringen van informanten die weet hebben van eventuele misstanden, is op zichzelf begrijpelijk. Zonder hun verklaringen is het misschien niet mogelijk de misstand aan te pakken. Het gebruik van dergelijke verklaringen – eerst door degenen die een onderzoek doen naar het gebeurde en later mogelijk door de rechter – roept echter wel de vraag op of de betrokkene daardoor niet wezenlijk wordt geschaad in de mogelijkheid zich te verdedigen. Het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor zal uiteindelijk veelal het zwaarst moeten wegen. Onderzoekers doen er goed aan niet tegelijk en zonder voorbehoud (i) anonimiteit te garanderen aan de informanten en (ii) de betrokkenen een recht op wederhoor toe te zeggen. Gedragsregels en protocollen die beide garanderen zijn innerlijk tegenstrijdig. Het respecteren van een werkelijk recht op wederhoor kan ertoe leiden dat een misstand voortduurt of zonder sancties blijft. Aan deze uitkomst is mogelijk te ontkomen als onderzoekers de in dit artikel beschreven eisen in acht nemen.
Lang leve de veiling!
Op 10 december zal de Nobelprijs voor de Economie worden uitgereikt aan Roger Wilson en Paul Milgrom voor hun bijdrage aan de veilingtheorie en de ontwikkeling van nieuwe veilingmodellen. Voor de ontwikkeling van ‘verdelingsrecht’, van belang bij de verdeling van schaarse rechten door de overheid, kan deze veilingtheorie van grote betekenis zijn.
Reacties op Excuses belicht vanuit multidisciplinair perspectief
In het artikel Excuses belicht vanuit multidisciplinair perspectief - Een kritische visie bekritiseren de auteurs eerdere publicaties van met name Akkermans en Van Dijck. Zij achten de opvatting problematisch dat excuses niet oprecht hoeven te zijn, willen zij van waarde zijn voor bijvoorbeeld een benadeelde. Dat mag je vinden, maar het gaat wat ver om te suggereren dat het empirische perspectief wordt verabsoluteerd of dat er onterecht een wetenschappelijk consensus wordt gepresenteerd.
Geeraets en Maas schrijven in hun artikel dat met name Akkermans en Van Dijck claimen dat oprechtheid van excuses geen voorwaarde zou vormen voor geslaagde excuses, en dat die claim wetenschappelijk niet houdbaar is. Het gaat de aangevallen wetenschappers er echter om of ook niet-spontane of gedwongen aanbieding van (elementen van) excuses van enige waarde kan zijn voor benadeelden. Overigens schreven Akkermans, Uijttenbroek, Van Wees en Hulst juist geen voorstander te zijn van verplichte excuses.
Tijdschrift
NJB 21 (2020)
Noodwetgeving en privaatrecht
De maatregelen naar aanleiding van de coronacrisis beknotten, net als de noodwetgeving in eerdere mondiale crisisperioden van de 20e eeuw, de private sector sterk in haar handelingsvrijheid. Samen met het RIVM, het Outbreak Management Team en de 25 voorzitters van de veiligheidsregio’s is de ambtenarij nu grotendeels de ‘rechtsvormer’, waarbij niet of nauwelijks verantwoording wordt afgelegd aan het parlement. Naar aanleiding van de noodmaatregelen in en na de Eerste Wereldoorlog werd toen ook al gewezen op het gebrek aan rechtsbescherming voor de burger dat hierdoor ontstaat. Dit gevaar is ook in deze coronatijd niet denkbeeldig. In de coronacrisis doen politici, maatschappelijke organisaties en burgers ook opnieuw – net als in eerdere crisistijden in de 20e eeuw – een beroep op ‘gemeenschapsbelangen’ en de ‘sociale roeping van het recht’ waarbij een beroep wordt gedaan op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van (financiële) ondernemingen.
Voor het zingen de kerk uit?
Beschikkingen, vonnissen en arresten in burgerlijke zaken en strafzaken moeten, op straffe van nietigheid, worden gewezen met het in de wet voorgeschreven aantal rechters, aldus artikel 5 lid 2 Wet op de rechterlijke organisatie (RO). Als een behandelend rechter na de mondelinge behandeling, maar voorafgaand aan de totstandkoming van de beslissing defungeert (bijvoorbeeld wegens het bereiken van de wettelijke ontslagleeftijd van 70 jaar), kan dit ertoe leiden dat de zaak opnieuw inhoudelijk moet worden behandeld. In deze bijdrage buigen wij ons over de vraag wat het toetsmoment zou moeten zijn voor de vraag of de beslissing door het juiste aantal rechters tot stand is gebracht.
In de hoogste versnelling
In deze bijdrage wordt ingegaan op de invloed die partijen hebben op de doorloopsnelheid van een civiele procedure. Aan de hand van enkele recente praktijkvoorbeelden wordt geschetst hoe partijen baat kunnen hebben bij het versnellen dan wel vertragen van een procedure en welke mogelijkheden zij hiertoe hebben. De grenzen van deze invloed worden besproken, alsmede de vraag of deze invloed door een toegenomen actievere rol van de rechter is gemarginaliseerd.
Staatsveiligheid dwingt Tweede Kamer tot aanpassing Reglement van Orde
In het belang van de staatsveiligheid moet de integriteit van de leden van de commissie voor de Inlichtingenen Veiligheidsdiensten en hun onafhankelijkheid van buitenlandse veiligheidsdiensten boven alle twijfel verheven zijn. Op grond van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer zijn de fractievoorzitters van de vijf grootste partijen lid van de commissie. Maar is iedereen die eventueel in aanmerking zou komen na volgende verkiezingen wel even goed te vertrouwen?
Tijdschrift
NJB 2 (2020)
Bestuurlijke vrijheidsbeneming bij rellen en demonstraties
Vanaf de invoering in 2000 was vrijwel niemand blij met de regeling van bestuurlijke ophouding. Inmiddels biedt het Hof in Straatsburg meer ruimte voor preventieve bestuurlijke vrijheidsbeneming, vanwege het maatschappelijke belang dat de overheid voldoende effectief moet kunnen optreden tegen gewelddadige ordeverstoringen. Kortdurende preventieve vrijheidsbeneming in het belang van ordehandhaving kan rechtmatig zijn. Het Hof stelt echter talrijke eisen in het belang van de bescherming tegen willekeurige vrijheidsbeneming enerzijds en de vrijheid van meningsuiting en betoging anderzijds. De huidige regeling van bestuurlijke ophouding (artikel 154a en 176a Gemeentewet) staat nog steeds op gespannen voet met het EVRM en is praktisch onwerkbaar. Het is goed dat nagedacht wordt over aanpassing van deze regeling. Via een vernieuwde regeling van bestuurlijke vrijheidsbeneming zou preventief opgetreden kunnen worden tegen individuele relschoppers. Het zal echter lastig zijn om een regeling te maken die in het Nederlandse openbare-orderecht past.
Lees het hele artikel in Navigator.
Wetgever, koester het burgerlijk procesrecht
Civiele procedures worden waarschijnlijk niet sneller en eenvoudiger met het Conceptwetsvoorstel modernisering en vereenvoudiging bewijsrecht en de Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging. De wetsvoorstellen gaan uit van onjuiste veronderstellingen over het verloop van civielrechtelijke procedures en overspannen verwachtingen van de rol van de civiele rechter als alvermogende geschilbeslechter. Verdere aanpassing van de inhoud van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering na de nog maar net ingevoerde Spoedwet vereenvoudiging procesrecht is ook niet wat de civiele rechtspraak op dit moment het meest nodig heeft. De auteurs adviseren minister Dekker daarom om eerst te werken aan digitalisering van de rechtspraak, af te wachten hoe de Spoedwet uitpakt en het burgerlijk procesrecht voorlopig verder eerst maar eens te koesteren zoals het is.
Lees het hele artikel in Navigator.
In dubio pro reo bij strafuitsluitingsgronden?
Wat er feitelijk precies is gebeurd, kan in een strafproces niet altijd worden opgehelderd. In sommige gevallen krijgt de verdachte het voordeel van de twijfel. Maar moet dat ook gelden bij een beroep op een strafuitsluitingsgrond?
Lees het hele artikel in Navigator.
Catalaanse rebellen terecht veroordeeld in strijd om onafhankelijkheid?
Barcelona stond in vuur en vlam naar aanleiding van de uitspraak van het Tribunal Supremo (Hoogste Gerechtshof) dat op 14 oktober 2019 twaalf verdachten heeft veroordeeld in het zogeheten Catalaanse proces. Daarbij zijn gevangenisstraffen opgelegd van negen tot dertien jaar. De meeste verdachten bevinden zich al twee jaar in preventieve hechtenis. In de berichtgeving over dit proces wordt de Catalaanse zaak vaak meer belicht vanuit de voorstanders van onafhankelijkheid dan vanuit de tegenstanders. Het zou een politiek proces zijn, waarin de underdog het veld moet ruimen voor de ‘macht’ vanuit Madrid. Maar is dat wel zo en komt deze uitspraak na een langdurig proces met meer dan vijftig openbare zittingsdagen eigenlijk als een verrassing?
Lees het hele artikel in Navigator.
Reactie op artikel Terlouw en Hendriks
Naar aanleiding van een standpunt van het Zorginstituut Nederland worden vruchtbaarheidsbehandelingen voor vrouwen zonder mannelijke partner vanaf 1 januari 2020 niet langer vergoed vanuit de op grond van de Zorgverzekeringswet afgesloten zorgverzekering. In NJB 2019/2266, afl. 37, brengen Ashley Terlouw en Aart Hendriks enkele bezwaren naar voren over deze keuze van de Minister voor Medische Zorg om voor deze vrouwen de vruchtbaarheidsbehandelingen vanuit een subsidieregeling te bekostigen. Zij zijn van mening dat alle vrouwen op gelijke wijze in aanmerking moeten komen voor vergoeding op grond van de zorgverzekering.
Lees het hele artikel in Navigator.