Artikelen van Richard Trouborst
Tijdschrift
NJB 34 (2022)
Maak er geen geheim van
Geheimhoudingsbepalingen versterkt met boeteclausules in televisieproductiecontracten zijn gebruikelijk, toelaatbaar en nuttig, maar kunnen nooit worden ingeroepen tegen het naar buiten brengen van misstanden. Er kan niettemin een chilling effect van uit gaan, in de zin dat de gecontracteerde geneigd kan zijn niet met misstanden naar buiten te treden uit vrees dat deze mogelijk onder de geheimhouding vallen. Het verdient daarom aanbeveling in de geheimhoudingsbepaling expliciet te benoemen dat deze niet ziet op het aan de kaak stellen van misstanden. Tevens wordt in deze bijdrage betoogd dat de recente misstanden in de televisiewereld producenten aanleiding zouden moeten geven de weg naar een externe vertrouwenspersoon open te stellen en dit tijdens besprekingen van het contract te benadrukken.
De rechter-commissaris en diens bevoegdheid gegevens te (laten) vorderen
De officier van justitie kan in een strafrechtelijk onderzoek gegevens opvragen die relevant zijn voor de zaak, zoals bankafschriften, telefoongegevens of camerabeelden. De verdediging kan dat niet. Onder het huidige recht kan een rechter-commissaris, die wel ander onderzoek mag verrichten zoals het horen van getuigen, dat ook niet. Die bevoegdheid is voor de rechter-commissaris namelijk niet expliciet in de wet opgenomen. Dat creëert een ongelijkheid in het strafproces. De verdediging kán immers niet zelf aan die gegevens komen, maar zij kan evenmin de rechter-commissaris verzoeken om die gegevens op te (laten) vragen. Er zijn echter meerdere redenen om de bevoegdheid gegevens op te (laten) vragen wel degelijk aan de rechter-commissaris toe te kennen, ondanks het gebrek aan een uitdrukkelijke wettelijke toekenning. Dat past beter in de wetssystematiek van strafvordering en daarmee wordt recht gedaan aan het beginsel van equality of arms.
Damoclesbeleid, dwangsommen en maatwerk
Auteurs onderzochten het gebruik van de last onder bestuursdwang in de Damoclespraktijk. Zij analyseerden hiervoor honderd gemeentelijke beleidsregels. In veel Damoclesbeleid wordt de last onder dwangsom (zo goed als) uitgesloten als mogelijk middel in het kader van artikel 13b Opiumwet. Terwijl de last onder dwangsom als (tussen)optie in het Damoclesbeleid goed past bij de toegenomen aandacht voor evenredigheid en maatwerk.
Een stap naar digitalisering – in de verkeerde richting?
HR 21 juni 2022, NJ 2022, 2422 behelst een interessant arrest van de Hoge Raad over de digitalisering van het strafprocesrecht. Een veroordeelde wilde in cassatie gaan tegen het vonnis waarbij hij was veroordeeld. Hij koos daarvoor de gangbare, getrapte weg. Hij machtigde zijn advocaat (artikel 450, eerste lid, onder a, Sv), die op zijn beurt een griffiemedewerker machtigde (artikel 450, eerste lid, onder b, en derde lid, Sv). Tot zover niets aan de hand.
Tijdschrift
NJB 2 (2022)
Een Wet op de Artificiële Intelligentie?
Waar de nationale wetgever nog zoekende is naar haar rol in de regulering van Artificiële Intelligentie (AI), is de Europese Commissie voortvarend te werk gegaan met een voorstel dat specifiek betrekking heeft op AI. Op 21 april 2021 publiceerde de Commissie haar voorstel voor een Wet op de Artificiële Intelligentie (AI-verordening). De reguleringsinsteek van de Commissie wijkt af van de aanpak die momenteel nog de boventoon voert en waarbij AI ‘slechts’ wordt beschouwd als een bepaalde (bijzondere) vorm van geautomatiseerd handelen. Kenmerkend voor de AI-verordening is haar zogeheten ‘risicogerichte’ benadering, die ook wel bekend is geworden als de piramidestructuur van de AI-verordening. Dat betekent dat niet elk AI-systeem aan dezelfde verzameling van (geharmoniseerde) regels wordt onderworpen, maar dat de toepasselijke regels worden bepaald door de omvang van het risico dat gepaard gaat met het betreffende AI-systeem. In deze bijdrage staat de vraag centraal wat de gevolgen van de AI-verordening voor de Nederlandse rechtsorde zullen zijn. Want de verwachting is dat het voorstel, weliswaar in gewijzigde vorm wat betreft definities en formuleringen, maar ongeschonden ten aanzien van de hoofdlijnen en de ‘piramidevorm’ in het bijzonder, de eindstreep gaat halen.
Nep echt onder het naburig recht
In deze bijdrage worden enkele juridische aspecten van deepfakes besproken, oftewel niet van echt te onderscheiden nep(beelden en/of -geluiden). Gekeken wordt naar de positie van de makers van deepfakes, de makers van materiaal dat in deepfakes wordt verwerkt en gedeepfakete personen en hun nabestaanden. De nadruk ligt hierbij op de aard en de omvang van de rechten en de belangen van die betrokkenen, niet op de juridische en praktische handhavings(on)mogelijkheden. Verder ligt de nadruk op deepfakes die niet primair bedoeld zijn om te misleiden, omdat die categorie interessantere vragen oproept dan de evident onrechtmatige categorie van voor misleiding bedoelde deepfakes. De conclusie is onder andere dat alle ‘gedeepfakete personen’ een vérgaande bescherming verdienen, waarbij wordt aanbevolen die bescherming gelijk te stellen aan en onder te brengen bij de nabuurrechtelijke bescherming van uitvoerende kunstenaars zoals zij die genieten onder de Wet op de Naburige Rechten (WNR).
Petroleum and beyond
Op 26 mei 2021 gaf de Rechtbank Den Haag Royal Dutch Shell plc (‘RDS’) de opdracht ervoor te zorgen dat de jaarlijkse emissie van CO2 in de dampkring die het gevolg is van de werkzaamheden van het Shell-concern eind 2030 is teruggebracht tot 55% van het niveau van de emissie in 2019 (de ‘reductieverplichting’). De rechtbank deed deze uitspraak in een procedure die was begonnen met een dagvaarding van 5 april 2019 door een aantal verenigingen en stichtingen, waaronder Vereniging Milieudefensie (samen ‘Milieudefensie c.s.’). RDS is de tophoudstervennootschap van het Shell-concern. Het Shell-concern bestaat wereldwijd uit meer dan 1100 vennootschappen. De uitspraak is zonder meer baanbrekend, maar is ook kritisch ontvangen.