Artikelen van René Jansen
Tijdschrift
NJB 35 (2022)
Enige gedachten over het toepasselijk advocatenverschoningsrecht
Tijdens transnationale civiele procedures moet de rechter bepalen welk recht van toepassing is op het geschil. Conflictregels helpen de rechter daarbij. Minder bekend lijkt echter te zijn dat de rechter onder omstandigheden ook gehouden kan zijn om buitenlands bewijsrecht toe te passen. Aangenomen wordt dat dit niet geldt ten aanzien van het formele bewijsrecht. De huidige gedachte lijkt te zijn dat het verschoningsrecht daartoe behoort. In deze bijdrage bepleit de auteur om voor wat betreft het advocatenverschoningsrecht een andersluidende conflictregel te hanteren, die aansluit bij het recht van het land waarin de advocaat gewoonlijk werkt. Daarmee zou worden afgeweken van de wijze waarop de strafrechter moet bepalen of aan een buitenlandse (in-house) advocaat een verschoningsrecht toekomt.
De Hoge Raad als higher tribunal in de zin van artikel 14 lid 5 IVBPR
Een recente zienswijze van het VN Mensenrechtencomité illustreert dat de strafrechtelijke cassatieprocedure in Nederland op gespannen voet kan komen te staan met artikel 14 lid 5 IVBPR. In dit artikel is bepaald dat eenieder die wegens een strafbaar feit is veroordeeld het recht heeft op een ‘review by a higher tribunal according to law’ van de ‘conviction and sentence’. Deze spanning doet zich voor als de verdachte na een vrijspraak in eerste aanleg in hoger beroep alsnog wordt veroordeeld en de Hoge Raad in feite als eerste ‘higher tribunal’ optreedt. Voldoet dat optreden aan de verdragsrechtelijke eisen, in het bijzonder wanneer de klachten met een standaardmotivering worden afgewezen?
Hervorming Veiligheidsraad
De besluitvorming in de Veiligheidsraad heeft ‘last’ van zijn ontstaansgeschiedenis. Met de oprichting van de Verenigde Naties op 24 oktober 1945 en met de vaststelling van de besluitvormingsregels in het VN-Handvest werd de machtspolitieke situatie van direct na de Tweede Wereldoorlog bevroren. En die regels maken met name de Veiligheidsraad ondemocratisch en in feite machteloos om zijn kerntaak te vervullen: de veiligheid van de mensheid te borgen door het internationale recht toe te passen. Initiatieven juist nu zijn noodzakelijk op het punt van vernieuwde besluitvormingsregels in de organen van de VN.
Institutioneel racisme en ideologie: een weerwoord op Michiel Bot
In het Nederlands Juristenblad van 22 juli 2022 behandelt de heer Michiel Bot de term ‘institutioneel racisme’. Die kwalificatie gaf staatssecretaris Marnix van Rij aan de Belastingdienst in zijn brief aan de Tweede Kamer van 30 mei jongstleden. De heer Bot levert terloops ook felle kritiek aan mijn adres, vandaar dit weerwoord.
Naschrift
Mijn artikel was een kritiek op het wegdefiniëren van racisme, door het begrip racisme uitsluitend te laten verwijzen naar expliciete biologische rassentheorieën. Op grond van deze beperkte definitie gelden zelfs Geert Wilders’ beruchte ‘minder Marokkanen’- toespraak en de figuur van Zwarte Piet niet als racistisch, terwijl ze wel onder de definitie van racial discrimination in het IVUR vallen.
Tijdschrift
NJB 34 (2020)
De angst voor bange bestuurders ontrafeld
Het zogenoemde bange bestuurders-argument vormt de hoeksteen voor een afwijkend, restrictief aansprakelijkheidsregime voor bestuurders. Dit argument komt erop neer, dat (te) veel aansprakelijkheid ertoe leidt dat bonafide bestuurders zich in onwenselijke mate risicomijdend zullen gedragen, en daarom zou voor bestuurders een hogere aansprakelijkheidsdrempel nodig zijn. In deze bijdrage wordt het bange bestuurders-argument ontrafeld, om te bezien of dit wel kan rechtvaardigen dat bestuurders jegens derden aanvullend worden beschermd tegen aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad. Daarbij worden de aannames die ten grondslag liggen aan het bange bestuurders-argument tegen het licht gehouden.
Aandachtspunten bij het gebruik van de videoconferentie in civiele procedures
De videoconferentie wordt al geruime tijd besproken in de civielrechtelijke literatuur. Desondanks blijft het gebruik van dit middel door de Nederlandse burgerlijke rechter beperkt, zeker wanneer men dit beziet vanuit een rechtsvergelijkend perspectief. In dit artikel bespreekt de auteur daarom hoe de videoconferentie zich verhoudt tot de andere methoden op basis waarvan de civiele rechter een persoon op afstand kan horen. Ook gaat hij in op verschillende redenen die de terughoudendheid onder Nederlandse civiele rechters kunnen verklaren. Tot slot presenteert de auteur een aantal punten waarmee rechters rekening dienen te houden, indien zij een videoconferentie willen gelasten.
Einde van het papieren plafond?
Met de Tijdelijke Noodwet Covid-19 erkent de Nederlandse wetgever dat meer zaken digitaal zullen moeten worden afgehandeld. Het civiele rechtsverkeer komt er echter bekaaid van af. Nog steeds trekt de wet papier voor en stelt zij digitaal zakendoen achter. Desondanks verdringt het digitaal zakelijk verkeer het fysieke verkeer. Zaken doet men in deze tijden massaal online. Contracten worden op afstand gesloten, besprekingen worden via (video)telefoon gehouden, documenten worden gemaild. Tot enorme problemen lijkt dit in de praktijk niet te leiden, maar juridisch zijn er wel degelijk onzekerheden, met name ten aanzien van rechtsgevolgen. Geeft corona de wetgever dan eindelijk het zetje om het papieren plafond te doorbreken? De Tijdelijke Noodwet COVID-19 geeft gemengde signalen.
Reactie op De Tweede Kamer en de minister moeten de lokale democratie respecteren
In mijn artikel ‘De corona-verordeningen zijn onverbindend’ (op www.ru.nl/cpo/verderdenken) heb ik de Wet veiligheidsregio’s een staatsrechtelijk krot genoemd. Daartoe heb ik argumenten gegeven. Het artikel van Tom Cammelbeeck geeft mij aanleiding na te gaan of zijn standpunt juist is dat de Tweede Kamer en de minister de lokale democratie moeten respecteren in het huidige kader van de Wet veiligheidsregio’s.
Naschrift
In mijn artikel heb ik mijn visie gegeven op het wettelijk stelsel van het eenhoofdig bovenlokaal gezag, met als aanleiding de antiracismedemonstratie in Amsterdam. Dat die demonstratie in coronatijd plaatsvond was voor mijn beschouwing alleen relevant omdat toen onduidelijkheden aan het licht kwamen. De reactie van de heer Hennekens heeft een ander vertrekpunt.