Artikelen van Reinier Bakels
Tijdschrift
NJB 36 (2021)
Beroepsethiek in de asielpraktijk
Naar aanleiding van het eerdere pleidooi van Van Domselaar in het NJB voor meer realisme ten aanzien van de professionele identiteit en beroepsethiek van advocaten, geeft de auteur met deze bijdrage gehoor aan de oproep voor meer context-sensitief empirisch onderzoek en biedt zij meer inzicht in het belang van de context voor het beroepsethisch handelen in het asielrecht. Een analysekader bestaande uit vier rolbenaderingen gebaseerd op Angelsaksische literatuur is hierbij behulpzaam en kan het Nederlandse debat verdiepen. De meerwaarde van empirisch onderzoek ligt in een beter begrip van de rechtspraktijk; dit kan een constructieve dialoog tussen de wetenschap en de advocatuur bevorderen, evenals de reflectie op hun rol tussen advocaten onderling.
Zelfstandige vaststelling van een psychische stoornis door de strafrechter
In de literatuur is er al herhaaldelijk op gewezen dat het sanctierechtelijk bewijscriterium voor de vaststelling van een psychische stoornis (‘aannemelijk’) op grond waarvan tbs kan worden opgelegd onduidelijk is. Bovendien is onduidelijk welke kwantitatieve en kwalitatieve eisen er moeten worden gesteld aan het (overige) bewijs indien in de gedragsdeskundige rapportage geen stoornis wordt vastgesteld. Een vergelijking van twee recente relevante vonnissen illustreert de weerslag van deze onduidelijkheden in de feitenrechtspraak. Waar de ene rechter meerdere aanwijzingen op psychiatrische problematiek dan wel persoonlijkheidsproblematiek nog onvoldoende vindt om de vaststelling van een ziekelijke stoornis in de zin van artikel 37a Sr te schragen, stelt een andere rechter een dergelijke stoornis vast louter op basis van (het karakter van) het bewezenverklaarde. Zulke grote verschillen in benadering zijn onwenselijk bij de oplegging van een zware maatregel als tbs.
Macht zonder tegenmacht in het octrooirecht
De Europese Octrooiorganisatie is in de praktijk een aparte ‘staat’, die vrijwel ongecontroleerd door enigerlei tegenmacht zijn gang kan gaan. Gebrek aan tegenmacht laat zich vooral gevoelen in de rechtspraak die niet werkelijk onafhankelijk is, het Europees Octrooiverdrag (EOV) schendt en zo ingewikkeld is dat deze slechts door gespecialiseerde juristen te volgen is, wat democratische controle bemoeilijkt. Voor een structurele oplossing zullen verdragen veranderd moeten worden, wat een zaak van lange adem is. Politici dienen zich er meer bewust van te zijn dat octrooien niet louter een ‘technische’ aangelegenheid zijn, doch een instrument van economische (geo)politiek.