Artikelen van Redactie
Het Unierecht bepaalt dat de hoogste nationale rechter in beginsel gehouden is een vraag over de uitleg van het Unierecht te stellen aan het Hof. Deze verwijzingsplicht geldt niet wanneer sprake is van één van de drie in het arrest Cilfit omschreven situaties. De motivering van de hoogste rechter moet de partijen in staat stellen te begrijpen waarom die rechter heeft besloten geen vragen te stellen. Een motivering waarin alleen de van toepassing zijnde Cilfit-situatie wordt genoemd is op zich niet voldoende. De hoogste rechter is echter ook niet verplicht om uitdrukkelijk aan te geven welke Cilfit-situatie zich voordoet indien dit eenvoudig kan worden afgeleid uit de motivering. Die rechter kan afhankelijk van de omstandigheden volstaan met een verkorte motivering.
Conclusie A-G HvJ EU
Art. 267, derde alinea, VWEU, gelezen in het licht van art. 47, tweede alinea, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, staat niet in de weg aan een nationale regeling als opgenomen in art. 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, op grond waarvan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, als nationale rechter wiens beslissingen niet vatbaar zijn voor hoger beroep, een opgeworpen vraag over de uitleg van Unierecht, al dan niet in combinatie met een uitdrukkelijk verzoek om prejudiciële verwijzing, verkort gemotiveerd kan afdoen zonder te motiveren welke van de drie uitzonderingen op haar verwijzingsplicht zich voordoet, mits deze motivering de partijen in staat stelt te begrijpen waarom die rechter heeft besloten om de vraag over de uitlegging van het Unierecht niet voor te leggen aan het Hof.
Bronnen: www.ecer.minbuza.nl en www.curia.europa.eu
In de gedragscode wordt AI-ontwikkelaars en bedrijven die AI gebruiken, aangeraden transparant te zijn over welke datamodellen ze gebruiken. Ook wordt hun aangeraden om zorgvuldig om te gaan met de data die ze invoeren in AI-modellen. De code is onderverdeeld in drie hoofdstukken die elk een specifiek aspect van algemene AI behandelen: Transparantie, Auteursrecht en Veiligheid en beveiliging. Het hoofdstuk Transparantie biedt een gebruiksvriendelijk modeldocumentatieformulier, waarmee aanbieders de nodige informatie eenvoudig op één plaats kunnen documenteren. Het hoofdstuk Auteursrecht biedt aanbieders praktische oplossingen om een beleid in te voeren dat voldoet aan de EU-wetgeving inzake auteursrechten. Het hoofdstuk Veiligheid en beveiliging bevat praktijken voor systeemrisicobeheer.
The General-Purpose AI Code of Practice
Bron: www.ec.europa.eu
Het Nederlandse rechtssysteem geldt volgens het rapport als efficiënt en onafhankelijk. Tegelijkertijd herhaalt de Commissie haar eerdere aanbevelingen om maatregelen te treffen die de rechtsstaat op de lange termijn kunnen beschermen. Daarbij wordt de benoemingsprocedure van leden van de Raad voor de rechtspraak en gerechtsbesturen genoemd. Binnen deze procedure kan in theorie politieke beïnvloeding plaatsvinden, al komt dit – mede door de sterke rechtsstatelijke cultuur in Nederland – in de praktijk niet voor. Op andere punten is sprake van vooruitgang. Zo benoemt het rapport positieve stappen op het gebied van digitalisering en ziet de Commissie enige vooruitgang bij het aanpakken van personeelstekorten en de hoge werkdruk binnen de Rechtspraak. Wel roept de Commissie op om inspanningen te blijven leveren op dit vlak. Daarnaast moet werk worden gemaakt van het opzetten van een gestructureerde dialoog tussen de staatsmachten, om zo de rechtstatelijke cultuur in Nederland verder te versterken. De Rechtspraak is een voorstander van een blijvende dialoog tussen de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht.
Zorgen over wetgevingsproces migratie en asiel
Naast de goede rapportcijfers en aanbevelingen uit het rapport spreekt de Commissie ook haar zorgen uit over het wetgevingsproces rond de wetsvoorstellen op het gebied van migratie en asiel. Tijdens dit proces werd adviesorganen, zoals de Raad voor de rechtspraak en de Raad van State, in eerste instantie slechts zeer beperkt de mogelijkheid geboden te adviseren over de wetgevingsvoorstellen. De Raad voor de rechtspraak besloot toen eerst op hoofdlijnen te adviseren en later een aanvullend advies te geven.
2025 Rule of Law Report
Bron: www.rechtspraak.nl
Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer van het originele wetsvoorstel zijn onder andere drie amendementen ingediend. Twee amendementen hadden betrekking op het maken van audiovisuele opnamen van een bezoek van de rechtsbijstandverlener aan een gedetineerde in de extra beveiligde inrichting (EBI) en afdeling intensief toezicht (AIT) en het houden van auditief toezicht op gesprekken tussen een rechtsbijstandsverlener en die gedetineerde. Het derde amendement had betrekking op bezoek- en telefoonrechten van gedetineerden in de EBI en AIT. De Tweede Kamer heeft op 12 maart 2024 met deze amendementen ingestemd. Door het aannemen van de amendementen zijn ze onderdeel geworden van het wetsvoorstel Aanvullende maatregelen tegen georganiseerde criminaliteit tijdens detentie. De aangenomen amendementen leidden op een aantal punten tot ingrijpende wijzigingen. Daarom werd spoedadvies gevraagd aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Die concludeerde dat de amendementen over auditief toezicht beide onverenigbaar zijn met de Grondwet, het EVRM en het Unierecht. Over het amendement met betrekking tot bezoek- en telefoonrechten concludeerde de Raad van State dat het in strijd is met het recht op privé en familieleven. Om die reden is vervolgens het gewijzigde wetsvoorstel ingediend. In het debat in de Eerste Kamer waren de woordvoerders het inhoudelijk eens dat er aanvullende maatregelen nodig zijn tegen georganiseerde criminaliteit in de gevangenis. Wel pleitten de meeste fracties vóór maatwerk en tégen al te generieke maatregelen. De Staatssecretaris van Rechtsbescherming zegde toe dat de beslissing over de te nemen maatregelen altijd individueel gemotiveerd zal worden genomen.
Wijziging raakt praktijkuitoefening advocaten
De Nederlandse orde van advocaten (NOvA) schrijft in een reactie op 8 juli 2025, dat NOvA er altijd voor heeft gepleit de maatregelen enkel na een individuele beoordeling mogelijk te maken, aangezien deze ingrijpen op het vrij en vertrouwelijk verkeer tussen advocaat en cliënt. Met het aannemen van dit wetsvoorstel gaan deze maatregelen toch generiek gelden. Wel is positief dat, na een motie vanuit de Eerste Kamer, de Minister van JenV kritisch gaat kijken naar de geldende plaatsingscriteria voor de EBI en AIT. Gewaarborgd moet zijn dat plaatsing in verzwaarde detentie alleen gebeurt in gevallen waarin dat strikt noodzakelijk is. Naast deze generieke maatregelen kan op basis van een individueel bevel ook locatiegebonden bellen gaan gelden voor advocaten. De aangenomen wet heeft veel consequenties voor de uitoefening van de praktijk van advocaten die cliënten bijstaan in de EBI en op de AIT. De NOvA blijft zich ook de komende tijd inspannen om het recht op vrij en vertrouwelijk verkeer met een advocaat te garanderen, en eventuele noodzakelijke inbreuken daarop zo beperkt mogelijk te laten zijn.
Bronnen: www.eerstekamer.nl en www.advocatenorde.nl
Samenvatting
Het Hof oordeelde, unaniem, dat er sprake was van schendingen van Artikelen 2 (Recht op leven), 3 (Verbod van foltering) en 13 (Recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel) in zaaknr. 28525/20 met betrekking tot het neerhalen van vlucht MH17.
Het Hof verwees naar de feiten zoals vastgesteld in het uitgebreide onderzoek dat was uitgevoerd door het Gemeenschappelijk Opsporingsteam (Joint Investigation Team – JIT) en in het strafvonnis van de rechtbank Den Haag. Rusland heeft nagelaten maatregelen te nemen om het doelwit te verifiëren of om het leven van de inzittenden van het vliegtuig te beschermen, waarmee het blijk gaf van minachting voor burgers die door zijn vijandige activiteiten in gevaar werden gebracht.
Rusland heeft ook nagelaten effectief onderzoek in te stellen naar het neerhalen van het vliegtuig en heeft nagelaten met het JIT samen te werken, door onjuiste of verzonnen informatie te verstrekken en pogingen om de oorzaak en omstandigheden van de vliegramp op te helderen te belemmeren.
De nabestaanden van de slachtoffers van de vliegramp hebben intens leed ondervonden door de dood van hun dierbaren en de nasleep van de vliegramp. Omdat Rusland weigerde de plaats van de crash veilig te stellen, duurde het acht maanden voordat de lichamen waren geborgen. Sommige nabestaanden moesten onvolledige lichamen van hun dierbaren begraven; in sommige gevallen kregen zij na de begrafenis alsnog lichaamsdelen terug. In twee gevallen zijn de lichamen nog steeds niet geborgen. De voortdurende ontkenning van betrokkenheid door de Russische autoriteiten en het verzuim om een effectief onderzoek in te stellen, hebben het pijnlijke wachten op antwoorden voor de nabestaanden verlengd en hun leed verergerd. De aard en omvang van hun voortdurende leed waren zo ernstig dat dit neerkomt op een onmenselijke behandeling.
Ukraine and the Netherlands v. Russia [GC] - 43800/14, 8019/16, 28525/20 et al
Bron: www.hudoc.echr.coe.int
De Afdeling vroeg op 15 maart 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:975) aan het HvJ EU of asielstatushouders een inburgeringsplicht kan worden opgelegd met een boete als stok achter de deur. In de Europese Kwalificatierichtlijn staat alleen dat asielstatushouders recht hebben op toegang tot integratievoorzieningen. In het Nederlandse stelsel is dit vertaald in een plicht voor asielstatushouders om in te burgeren. Ook vroeg de Afdeling of het uitgangspunt dat asielstatushouders de volledige kosten van de integratievoorzieningen moeten betalen, wel in lijn is met de Europese Kwalificatierichtlijn. Op 4 februari 2025 oordeelde het HvJ EU (ECLI:EU:C:2025:52) dat lidstaten asielstatushouders kunnen verplichten deel te nemen aan integratieprogramma’s en te slagen voor de examens die daaraan zijn verbonden. Het leren kennen van de taal en de samenleving van het gastland bevordert namelijk de integratie van de asielstatushouder. Maar daarbij gelden wel bepaalde voorwaarden. Zo moet bij het opleggen van die verplichting rekening worden gehouden met de zeer uiteenlopende persoonlijke omstandigheden van deze personen. En alleen in uitzonderlijke gevallen kan er een geldboete worden opgelegd, zoals bij een bewezen en aanhoudend gebrek aan bereidheid tot integratie. Dat personen die internationale bescherming genieten in beginsel alle kosten van de inburgeringscursussen en -examens moeten dragen, is een onredelijke last. Daardoor wordt de integratie juist belemmerd, aldus het Hof van Justitie.
Uitspraak van de Afdeling
In lijn met het arrest van het HvJ EU oordeelt de Afdeling dat een inburgeringsverplichting in beginsel verenigbaar is met de Europese Kwalificatierichtlijn. Maar het niet op tijd met succes afleggen van het inburgeringsexamen mag niet stelselmatig worden bestraft met een boete. In deze zaak deed de staatssecretaris dit wel en dat is in strijd met de Europese Kwalificatierichtlijn. Daarom is de boete ten onrechte opgelegd onder de Wet inburgering 2013. De Afdeling beoordeelt in de uitspraak niet of de statushouder in deze zaak een ‘aanhoudend gebrek aan integratie heeft getoond’, omdat zulk gedrag geen overtreding is in de Wet inburgering 2013. De staatssecretaris mag daar dan ook geen boete voor opleggen. Omdat de verplichte integratiemaatregelen voor statushouders in beginsel kosteloos moeten zijn, is ook de terugbetalingsverplichting van de overheidslening in strijd met de Europese Kwalificatierichtlijn. De lening hoeft dus worden terug betaald.
Bron: www.raadvanstate.nl
De afgelopen decennia kenmerken zich door het radicaal op- en afschalen van ambtelijke capaciteit, beleidskeuzes waarin kennis over uitvoerbaarheid onvoldoende is meegewogen, en veel inhuur van externe capaciteit, bijvoorbeeld ICT’ers. De WRR onderzocht de deskundigheid van landelijke en lokale overheden en komt tot de volgende vier conclusies:
- De ambtelijke deskundigheid is in Nederland vanouds goed ontwikkeld, maar kent inmiddels belangrijke tekorten en kwetsbaarheden.
- Overheden vullen deze deskundigheidstekorten op door op grote schaal externen in te huren, maar dit schept afhankelijkheden en wordt lang niet altijd goed georganiseerd.
- Raadsleden, Kamerleden en bestuurders beschikken over relatief magere eigen ondersteuning.
- Overheden maken in hun handelen beperkt gebruik van beschikbare deskundigheid.
De WRR ziet verschillende paden naar een deskundiger overheid: versterken van reeds aanwezige kwaliteiten en veranderen van belemmerende systeemkenmerken. Voor versterking geeft de WRR vier adviezen:
- Versterk het strategisch denkvermogen
Werk voor grote vraagstukken met teams van interne strategen en inhoudelijk deskundige beleidsmedewerkers die ruimte krijgen om een brede reeks aan beleidsalternatieven te verkennen, zonder te worden beperkt door de politieke opportuniteit van het moment. - Versterk de deskundigheidspositie van kleine gemeenten
Creëer regionale expertisecentra waaruit deelnemende gemeenten specialistische en schaarse deskundigheid kunnen betrekken - Versterk de ondersteuning van volksvertegenwoordigers
Investeer gericht in politieke ondersteuning die hen helpt hun politieke ideeën beter te onderbouwen en hun kerntaken beter uit te voeren. - Versterk het gebruik van externe deskundigheid
Vul de kennis en kunde die binnen de eigen organisatie niet (voldoende) aanwezig is aan met externe expertise. Geef daarbij extra aandacht aan doorgaans niet-gehoorde stemmen vanuit de samenleving en een variëteit aan perspectieven vanuit de kenniswereld. Maak daarnaast selectiever en strategischer gebruik van inhuur.
Op drie terreinen zijn meer ingrijpende veranderingen nodig:
- Het loopbanenbeleid moet zo worden ingericht dat ambtenaren in de loop van hun carrière dieptekennis ontwikkelen binnen een domein (sociaal, fysiek, economisch, veiligheid, bestuur/beheer), terwijl ze tegelijkertijd regelmatig rol- en perspectiefwisselingen doormaken die hun blik verruimen en hun samenwerkingsvermogen vergroten. Uitvoeringservaring en ervaring op andere bestuursniveaus moeten zwaarder gaan meewegen in de benoemingsvereisten van topambtenaren.
- Om de hardnekkige verkokering te doorbreken, moet de overheid werken met robuuste multidisciplinaire eenheden die over de grenzen van ministeries en ‘beleid’ en ‘uitvoering’ heen langjarig werken aan urgente maatschappelijke opgaven waar doorbraken achterwege blijven. Ministeries moeten die teams gezamenlijk financieren en ze moeten werken onder gezamenlijke verantwoordelijkheid van meerdere bewindspersonen.
- De rijksoverheid moet krachtiger leiderschap inrichten. Er moet een permanente Commissaris voor de Rijksdienst komen die sturing geeft aan de inrichting en werking van de hele Rijksdienst. Dit voorkomt onderlinge concurrentie om talent tussen overheidsorganisaties en biedt bescherming tegen politisering van ambtelijke expertise.
De Commissaris heeft instemmingsrecht bij topbenoemingen, borgt dat expertise om vitale overheidsfuncties te kunnen vervullen aanwezig is, en zorgt voor een rijks breed samenhangend wervings- en personeelsbeleid.
WRR-rapport - Deskundige overheid
Bron: www.wrr.nl
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2023:10091) heeft de vordering tot schadevergoeding afgewezen op de grond dat de vrouw de wettelijke mededelingsplicht had geschonden en omdat onaanvaardbaar was dat zij zou profiteren van de opzettelijke misleiding. De vrouw stelde tegen deze uitspraak beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof. De Hoge Raad neemt tot uitgangspunt dat de regeling van de WAM is gebaseerd op Europese regelgeving (de WAM-richtlijn) en in overeenstemming daarmee moet worden uitgelegd. Het HvJ EU heeft in verschillende uitspraken het belang van bescherming van slachtoffers van ongevallen benadrukt. Ook de vrouw moet volgens die rechtspraak in dit geval als slachtoffer worden aangemerkt en daarmee als een benadeelde met een eigen recht op schadevergoeding. Uit de rechtspraak van het HvJ EU leidt de Hoge Raad af dat in de verhouding tussen de benadeelde en een WAM-verzekeraar geen plaats is voor een regel dat bij opzettelijke misleiding van de verzekeraar door de benadeelde het eigen recht op schadevergoeding op grond van de WAM vervalt. Ook is in die verhouding geen plaats voor een regel dat de verzekeraar geen uitkering verschuldigd is bij onjuiste inlichtingen of opzettelijke misleiding. Uit de rechtspraak van het HvJ EU volgt dat uitkering in een geval als dit alleen kan worden geweigerd indien sprake is van misbruik van het recht van de Europese Unie. In dit geval gaat het om een slachtoffer van een verkeersongeval dat schadevergoeding wil krijgen. Daardoor moet worden aangenomen dat bij erkenning van haar recht op schadevergoeding het door de WAM-richtlijn nagestreefde doel van bescherming van slachtoffers van verkeersongevallen wordt bereikt. De onjuiste verklaringen zijn in deze zaak niet vooral afgelegd om zich als slachtoffer op de WAM-richtlijn te beroepen en de wettelijke voorwaarden voor een recht op uitkering te omzeilen. De aanvragers hadden met de onjuiste verklaringen het doel om een verzekeringsovereenkomst te sluiten. Er is daarom geen sprake van misbruik van Unierecht in de zin van de rechtspraak van het HvJ EU. Zie HvJ EU 29 september 2024, ECLI:EU:C:2024:761 (Matmut).
Bron: www.hogeraad.nl
Het meedoen aan een loterij is net als in 2024 met afstand het populairst. Als de loterijen buiten beschouwing worden gelaten, blijkt dat 37% van de Nederlanders in het afgelopen jaar deelnam aan een kansspel. Vergeleken met een jaar geleden is het aandeel Nederlanders dat deelneemt aan online kansspelen gestegen van 10 naar 12%. Onder 16- en 17-jarigen gaat het om een stijging van 12 naar 20%. Het is voor die groep in theorie niet mogelijk om legaal (online) te gokken door de identificatieplicht. Wel kan het zijn dat deze jongeren het online speelaccount van een ander gebruiken of gokken op een onvergunde (illegale) website. Het aandeel gematigd- en hoog-risico gokkers is een stuk hoger onder mensen die (ook) deelnamen aan online kansspelen. Het aandeel ligt in die groep op 20%. Binnen de groep die naar eigen zeggen (ook) illegale gokwebsites bezocht, gaat het zelfs om meer dan de helft (54%). Een kwart van de online spelers zegt helemaal niet te weten of hij of zij legaal of illegaal gokt.
Zorgplicht bij online kansspelen
Een aanbieder van online kansspelen kan een aantal interventies inzetten om risicovol speelgedrag te voorkomen of tegen te gaan. Denk aan het aanbieden van een zelftest, een chatbericht of telefoontje om de speler te informeren over diens speelgedrag, of het wijzen op een vrijwillige gokstop door een inschrijving in het Centraal Register Uitsluiting Kansspelen (Cruks). Aan spelers van online kansspelen is gevraagd of aanbieders dergelijke interventies bij hen hebben ingezet in de afgelopen 12 maanden. Bijna de helft (46%) van de deelnemers aan online kansspelen zegt tijdens het spelen te zijn geïnformeerd over de verslavingsrisico’s. Een kwart van hen geeft aan dat ze via een pop-up tijdens het spelen bericht hebben gekregen over hun eigen speelgedrag. Andere interventies die een aanbieder kan inzetten, werden aanmerkelijk minder gerapporteerd. Vergeleken met een jaar geleden zijn de verschillende interventies niet vaker of minder vaak gerapporteerd.
Deelname aan kansspelen in Nederland: meting 2025
Bronnen: www.wodc.nl en www.ipsos-publiek.nl
Het rapport ‘Afgezien van vervolging’ bevat de resultaten van een onderzoek naar de wijze waarop het OM strafzaken afdoet met een sepot. In het kader van het onderzoek zijn 204 strafdossiers beoordeeld die in 2022 zijn geseponeerd. Uit onderzoek is gebleken dat van lang niet alle sepots een sepotbrief aan de verdachte is verzonden of dat dit niet kon worden nagegaan. Dit was het geval in 40% van de onderzochte overtredingszaken en in 30% van de onderzochte misdrijfzaken. Bovendien is in zaken met verdachten die geen Nederlands spreken niet in alle gevallen waarin dat is vereist, voorzien in een vertaling van de sepotbeslissing. Daarnaast is niet in alle zaken met minderjarige verdachten een sepotbrief verstuurd aan de wettelijke vertegenwoordiger(s) van de minderjarige. In vrijwel geen van de zaken waarin een advocaat bekend was, werd een afschrift aan de advocaat verzonden. Uit het onderzoek blijkt dat niet alle slachtoffers die op de hoogte wilden worden gehouden van de strafzaak als slachtoffer waren geregistreerd of een sepotbrief toegestuurd hebben gekregen.
Tekstuele gebreken
Voor het opstellen van sepotbrieven aan de verdachte en het slachtoffer worden standaardteksten gebruikt. In de brief wordt onder meer opgenomen een omschrijving van het strafbare feit en de motivering van de sepotbeslissing. De omschrijving van het strafbare feit is erg summier en in een aantal zaken gebrekkig. De motivering van het sepot aan de verdachte is een standaardtekst die overeenkomt met de sepotgrond en is daarmee ook erg summier. Indien de zaak is geseponeerd met een voorwaardelijk sepot, wordt de keuze om voorwaarden te stellen niet toegelicht. De (standaard)motivering van de beslissing aan het slachtoffer is uitgebreider, maar niet altijd correct of duidelijk. In de sepotbrief aan het slachtoffer is opgenomen dat en op welke wijze een slachtoffer een klacht kan indienen tegen de sepotbeslissing. Dergelijke informatie ontbreekt in de sepotbrief aan de verdachte. Niet is opgenomen dat een klacht kan worden ingediend bij de hoofdofficier van justitie. Ook is niet opgenomen dat de meeste sepotbeslissingen worden geregistreerd op het strafblad van de verdachte.
Begrijpelijkheid sepotbeslissingen
In het onderzoek is getoetst of de sepotbeslissing begrijpelijk is. Ten aanzien van technische sepots is geconstateerd dat in 11% van de onderzochte zaken de beslissing dat de zaak niet haalbaar is niet (zonder meer) begrijpelijk is, bijvoorbeeld omdat het recht op vervolging nog niet was verjaard of omdat er voldoende bewijs was. Wat betreft de beleidssepots was in 18% van de onderzochte zaken de beslissing niet (zonder meer) begrijpelijk, bijvoorbeeld omdat er onvoldoende bewijs was of een zaak al was verjaard en daarom een technisch sepot had moeten volgen.
Gebreken zaakregistratiesysteem
Uit het onderzoek volgt dat gebreken bestaan in GPS, het zaakregistratiesysteem van het OM. Zo komen de autorisaties in GPS niet in alle gevallen overeen met de functies van functionarissen die bevoegd zijn om sepotbeslissingen te nemen, zodat het voor kan komen (en incidenteel ook voorkomt) dat een sepotbeslissing wordt genomen door een onbevoegde functionaris. Het systeem is niet ingericht op het verwerken van meerdere sepotcodes ten behoeve van het strafblad, op het leveren van maatwerk bij het opstellen van de sepotbrieven en op het bepalen van de verzenddatum daarvan.
Aanbevelingen
In het toezichtrapport zijn de volgende aanbevelingen geformuleerd die betrekking hebben op de taakuitoefening van het OM bij het nemen van sepotbeslissingen:
- Zorg voor een vorm van intern toezicht op de rechtmatigheid van sepotbeslissingen en de toereikendheid van de kennisgeving en motivering van het sepot.
- Draag er zorg voor dat de autorisaties in het zaakregistratiesysteem aansluiten bij de daadwerkelijke functie van de beoordelaars.
- Zorg ervoor dat de feitomschrijving, de kwalificatie en de motivering van de beslissing juist, volledig, duidelijk en toegespitst op de zaak zijn.
- Herzie de praktijk van 1) de verzending (van een afschrift en vertaling) van de kennisgeving en 2) de inhoud van de kennisgeving. Zorg daarbij onder meer voor verzending aan wettelijk vertegenwoordigers van minderjarige verdachten en de raadsman van de verdachte en voor toereikende informatie over de rechtsgevolgen van het sepot en de mogelijkheid een klacht in te dienen.
- Bezie of de beleidssepotcodes kunnen worden geherstructureerd en gegroepeerd, zodat het aantal sepotcodes kan worden teruggebracht en de overzichtelijkheid en werkbaarheid worden bevorderd. Ontwikkel een interne werkinstructie waarin de toepassing van de diverse sepotcodes nader wordt toegelicht. Zorg ervoor dat in het zaakregistratiesysteem meerdere sepotcodes kunnen worden geregistreerd die via het berichtenverkeer naar het Justitieel Documentatie Systeem worden verzonden.
- Ontwikkel beleid voor de beoordeling of een zaak zich leent voor een onvoorwaardelijk dan wel voorwaardelijk sepot.
Afzien van vervolging - Over de naleving van de wet door het Openbaar Ministerie bij het nemen van sepotbeslissingen
Bron: www.hogeraad.nl