Artikelen van Redactie

Nieuws
Hoge maatschappelijke kosten van schulden vragen om stevige aanpak

In opdracht van het IBO hebben Panteia, de Hogeschool Utrecht en het Nibud de maatschappelijke kosten van schulden in beeld gebracht. Die bedragen ten minste € 8,5 miljard per jaar. Dit komt neer op € 500 per Nederlander. Problematische schulden gaan vaak gepaard met langdurige stress. Mensen met hoge schulden melden zich vaker ziek, zijn minder productief of verliezen hun baan en maken hogere zorgkosten. Deze kosten worden opgebracht door de samenleving als geheel. Het is voor het eerst dat deze kosten op een dergelijke systematische wijze in kaart zijn gebracht.

Problematische schulden in Nederland

Nederland kent ongeveer 730.000 huishoudens met problematische schulden, oftewel 8,8% van alle huishoudens in 2023. Ondanks dalende armoedecijfers en de ingezette veranderingen in beleid en uitvoering is dit percentage vrijwel ongewijzigd sinds de eerste meting in 2015. Problematische schulden zijn daarmee een veelvoorkomend en hardnekkig probleem. De maatschappelijke kosten worden ingeschat op tenminste € 8,5 miljard per jaar, oftewel bijna 1% van het bbp. Het overgrote deel van deze kosten wordt niet door de partijen in de schuldenketen opgebracht, maar afgewenteld op de samenleving. Het betreft hier een conservatieve inschatting van het welvaartsverlies. 

Aanbevelingen overheids­beleid

Een substantiële verlaging van het aantal mensen met problematische schuldenen de daarmee gepaard gaande maatschappelijke kosten kan alleen worden gerealiseerd als er niet alleen aanpassingen in, maar ook van het bestaande systeem plaatsvinden. Het voorstel is dan ook om in te zetten op een aanpassing van het systeem door een aantal essentiële wijzingen door te voeren in de spelregels, prikkels en randvoorwaarden. Het IBO stelt daartoe de volgende maatregelen voor:

(I) Een integraal overzicht van schulden. Dit betekent dat alle relevante schulden van een huishouden in één overzicht worden samengebracht, wat sterk bijdraagt aan een betere informatiepositie voor huishoudens. De les uit de internationale vergelijking die is gemaakt is dat een aantal andere landen in meer of mindere mate informatie over schulden samenbrengen op één plek en dat de AVG hierin geen belemmering hoeft te vormen.

(II) Ontwikkel de huidige Clustering Rijksincasso door tot één loket voor overheidsincasso waardoor mensen in één keer zo goed mogelijk geholpen kunnen worden. Zo ontstaat er één vorderingenoverzicht, één gezamenlijke betalingsregeling en één partij die gemachtigd is om maatwerk te bieden en schuldafspraken te maken.

(III) De omschreven rol (ministerieplicht) en de bekostiging van deurwaarders is momenteel gericht op escalatie, waarbij ze worden betaald op basis van het aantal verrichte handelingen. Met een zorgplicht (oftewel sociale ministerieplicht) krijgen deurwaarders de mogelijkheid rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van debiteuren en moeten ze zich richten op het voorkomen van een nodeloze oploop van schulden. 

(IV) Met een collectief afbetalingsplan wordt de afloscapaciteit van een debiteur verdeeld over alle schuldeisers naar rato van hun vordering. 

(V) Om de kwaliteit van de schuldhulpverlening te verbeteren en de verschillen tussen gemeenten te verkleinen wordt een traject van leren en verbeteren gestart kwaliteitskader inhoudelijk te laden. Bij wet wordt vastgelegd dat gemeenten hieraan moeten voldoen.

(VI) Integreer het minnelijke en wettelijke traject tot één helder schuldentraject. Daarbij worden elementen van de Wet homologatie onderhands akkoord (Whoa) voor ondernemingen benut. De regeling is laagdrempelig, start met een automatisch moratorium en kent voor de verdere afwikkeling vaste regels en termijnen. Het bevat verder de mogelijkheid om een dwarsliggende minderheid aan schuldeisers na goedkeuring (homologatie) door de rechtbank aan een dwangakkoord te binden. Dit voorstel kan bijdragen aan een soepeler schuldentraject met meer duidelijkheid voor alle partijen. Het biedt bovendien een schone lei, waardoor mensen weer verder kunnen met hun leven. 

Volgens het IBO vallen de kosten van deze maatregelen in het basispakket naar verwachting lager uit dan de baten. 

2 juli 2024
Blog
Verdeling van inkomsten­belasting- en toeslagendruk
Het inkomstenbelasting- en toeslagenstelsel wordt vaak omschreven als een ‘black box’. In het promotieonderzoek van Arthur van der Linden wordt de black box opengetrokken.
1 juli 2024 Proefschrift Redactie
Blog
Fundamenteel stakingsrecht
In de scriptie van Björk van Disseldorp staat de frictie centraal tussen het door economische (verkeers)vrijheden gekleurde stakingsrecht van artikel 28 EU-Handvest en het meer op de bescherming van mensenrechten geënte stakingsrecht van artikel 11 EVRM, ILO-Verdrag 87 en artikel 6 lid 4 ESH.
1 juli 2024 Topscriptie Redactie
Blog
Rechtseconomische analyse milieuschadebeoordelingen
De onderzoeksvraag in het proefschrift van Francesca Leucci is of remedies voor milieuschade op internationaal, regionaal en nationaal niveau vervuilers voorzien van optimale zorgprikkels om de milieukosten van incidenten te minimaliseren en tegelijkertijd kosteneffectief herstel te garanderen.
1 juli 2024 Proefschrift Redactie
Nieuws
CRvB vraagt conclusie over de positie van de garantsteller (1)

Als een werknemer ziek wordt, betaalt normaal gesproken het Uwv de arbeidsongeschiktheidsuitkering. De werkgever betaalt hiervoor een jaarlijkse premie aan het Uwv. Een werkgever kan er voor kiezen om eigenrisicodrager te zijn. Dit betekent dat de werkgever geen premie betaalt aan het Uwv en vervolgens zelf de uitkering betaalt bij ziekte van de werknemer. In zo’n geval moet een verzekeraar garant staan voor de betaling van de uitkering door de eigenrisicodrager. In deze zaak waarin conclusie is gevraagd, is de onderneming van de eigenrisicodrager failliet gegaan. Het Uwv wil de door haar betaalde arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van ex-werknemers van de failliet verklaarde eigenrisicodrager, verhalen op de garantsteller. 

Verzoek aan raadsheer advocaat-generaal

Het is niet de eerste keer dat de president van de CRvB een conclusie vraagt over de garantsteller. Eerder heeft raadsheer advocaat-generaal Widdershoven een conclusie genomen over het leerstuk van afgeleid belang. Deze conclusie leidde in maart 2019 tot de uitspraak van de grote kamer van de CRvB dat de garantsteller belanghebbende is bij uitkeringsbesluiten voor ex-werknemers van een inmiddels failliete onderneming. Dit betekent dat de garantsteller rechtsmiddelen kan aanwenden tegen deze uitkeringsbesluiten. 

De zelfstandige positie van de garantsteller levert allerlei rechtsvragen op, op het grensvlak van het verhaalsinstrument uit de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en het faillissementsrecht. In de kern ligt de vraag voor wat de verhouding is tussen artikel 40, tweede lid, Wet financiering sociale verzekeringen en artikel 84, vierde lid, Wet WIA, meer in het bijzonder hoever de verhaalsmogelijkheid van het Uwv strekt. Voor de CRvB is dit aanleiding om een conclusie te vragen aan raadsheer advocaat-generaal De Bock voor een antwoord op onder meer de volgende vragen:

  • Mag het Uwv de garantsteller aanspreken vóórdat het faillissement is uitgesproken of moet het Uwv daarmee wachten tot na het uitspreken van het faillissement? En over welke periode moet de garantsteller betalen?
  • Is het Uwv verplicht om eerst de faillissementsboedel van de onderneming aan te spreken of kan het Uwv zich direct wenden tot de garantsteller?
  • In hoeverre mag het Uwv bij de vraag of het eigen risico na faillissement is overgegaan op een andere onderneming (overgang van onderneming) afgaan op de gegevens uit de polis-administratie?
  • Als de failliete onderneming is overgegaan, wat betekent dit voor de positie van de garantsteller? En hoe zit het als de opvolgende onderneming ook failliet gaat?
  • Welke ruimte heeft de garantsteller om eerder voor faillissement toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkeringen nog ter discussie te stellen? 

Verloop procedure

Een meervoudige kamer van de CRvB – in aanwezigheid van de raadsheer advocaat-generaal – wordt gehouden op donderdag 19 september 2024. Daarna heeft de raadsheer advocaat-generaal zes weken de tijd om een conclusie te nemen. Vervolgens krijgen de partijen die bij deze zaak zijn betrokken, de gelegenheid om daarop te reageren. Daarna doet de meervoudige kamer van de CRvB uitspraak. 

 

Bron: rechtspraak.nl

27 juni 2024
Nieuws
Term ‘fraude’ moet verwijderd worden uit ICT-systeem Participatiewet

De rechtbank oordeelde in december 2023 dat fraude een kwalificatie is die niet mag volgens de AVG, omdat het begrip fraude niet voorkomt in de Participatiewet en andere sociale zekerheidswetten. De rechtbank erkent dat gemeenten bijvoorbeeld schendingen van de inlichtingenplicht moeten registreren voor handhaving van de Participatiewet. Daarvoor is verwerking van persoonsgegevens nodig. Maar volgens de rechtbank is het onwenselijk, onnodig en dus onrechtmatig om daar de kwalificatie fraude bij te gebruiken. Deze kwalificatie gaat verder dan strikt noodzakelijk en dat is in strijd met het beginsel van minimale gegevensverwerking.  

De VNG heeft alle gemeentelijke ICT-leveranciers geïnformeerd over de uitspraken en hen verzocht de ICT-systemen aan te passen voor zover hier standaard de term fraude in voorkomt. Maar gemeenten die zelf de term fraude hebben toegevoegd aan ICT-systemen en processen voor de uitvoering van de Participatiewet, moeten die term zelf aanpassen als deze gekoppeld kan worden aan een persoon.

De uitspraak van de rechtbank gaat niet over benamingen van systemen, organisaties of medewerkers, zoals ‘fraudemeldpunt’, ‘afdeling fraudeonderzoek’ of ‘fraude- en preventiemedewerker’.  

 

Bron: vng.nl

 

ECLI:NL:RBROT:2023:12276

ECLI:NL:RBROT:2023:12280

27 juni 2024
Nieuws
Advies Rli: Bewaken van de rechtsstaat ligt te eenzijdig bij de rechter

De Rli constateert dat het recht een prominente rol speelt in de leefomgeving, maar ziet dit niet als een probleem. In de leefomgeving botsen immers met regelmaat verschillende belangen en om daar in onze democratische rechtsstaat zorgvuldig mee om te gaan hebben wij wetten en regels waar mensen, bedrijven, belangenbehartigers en ook overheden een beroep op kunnen doen. Desondanks ziet de Rli wel enkele problematische kanten bij de toepassing van het recht. De bewaking en de doorwerking van het recht ligt nu namelijk te eenzijdig bij de rechter. Het bewaken van de rechtsstaat en het respecteren van de regels van het recht zijn echter evenzeer een taak voor de wetgever (regering en parlement) en de uitvoerende macht (de regering). De Rli bepleit dat er weer meer balans wordt gebracht in de rolverdeling tussen wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht.

De kwaliteit van wetten en regels voor de leefomgeving moet beter

De kwaliteit van wetten en regels moet meer aandacht krijgen aan de ‘voorkant’ van het wetgevingsproces. Daartoe zou aan de Afdeling advisering van de Raad van State een Adviseur-Generaal toegevoegd moeten worden. Deze kan aangeven of een wetsvoorstel in overeenstemming is met de Grondwet, met het Europees recht en met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het instellen van de functie van Adviseur-Generaal kan op korte termijn, zonder grondwetswijziging plaatsvinden, in tegenstelling tot het in het Hoofdlijnenakkoord 2024 – 2028 beoogde constitutioneel hof. Daarnaast moet bij de ministeries de kwaliteit van de juridische advisering door de wetgevingsafdelingen versterkt worden.

Juridische geschillen over leefomgevingszaken kunnen voor een deel voorkomen worden

Ook de politiek, dat wil zeggen de volksvertegenwoordiging in parlement, provinciale staten, gemeenteraden en waterschapsbesturen, heeft een grote verantwoordelijkheid om aan de voorkant bij wet- en regelgeving de juridische gevolgen mee te wegen. Vooral als het gaat om regels die voortkomen uit het EU-omgevingsrecht of uit internationale verdragen blijkt de politiek keer op keer de risico’s op juridische geschillen te veronachtzamen. De Rli adviseert de nationale invulling van Europese en internationale wetten, regels en verdragen niet te beperken tot de minimumeisen. Daardoor wordt de kans verkleind dat burgers of belangenorganisaties vaak met succes naar de rechter stappen om te eisen dat de overheid de Europese en/of internationale regels beter naleeft.

 

Bron: rli.nl

26 juni 2024
Nieuws
Wetsvoorstel (gedwongen) schijnzelfstandigheid naar Raad van State

Bij een deel van de opdrachten die zzp’ers doen is het lastig te zeggen of er sprake is van een arbeidsovereenkomst of dat het werk uitgevoerd mag worden door een zelfstandige. Dit komt door de open geformuleerde wetgeving. Deze wetgeving is in de loop der jaren ingevuld door jurisprudentie. Op basis hiervan is een wettelijk toetsingskader gemaakt. Naar aanleiding van de internetconsultatie is het toetsingskader verbeterd. Daarbij is ‘Kernactiviteiten’ vervallen als indicatie. De aanpassingen geven naar verwachting meer zwaarte aan het werken als zelfstandige. Daarnaast introduceert het kabinet een rechtsvermoeden van werknemerschap, gebaseerd op een uurtarief. Dit rechtsvermoeden maakt het voor werkenden aan de basis van de arbeidsmarkt makkelijker om een arbeidsovereenkomst te claimen. Dit kan bij de werkgever en indien nodig bij de rechter. Als een werkende of een vakbond een beroep doet op het rechtsvermoeden, moet hij aantonen dat hij minder betaald krijgt dan het geldende uurtarief. Dan is het vervolgens aan de werkgevende om aan te tonen dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het kabinet verwacht ook dat hier een preventief effect van uit gaat. Zodat er al bij het aangaan van een arbeidsrelatie kritischer gekeken wordt of er sprake moet zijn van een arbeidsovereenkomst. Ook hier zijn naar aanleiding van de internetconsultatie verbeteringen doorgevoerd. Zo wordt het uurtarief in het rechtsvermoeden in de toekomst naar boven afgerond op hele euro’s.

Bron: www.rijksoverheid.nl

25 juni 2024
Nieuws
Re-integratie bereikt niet de (ex-)gedetineerden die dat het meeste nodig hebben

De kans op herhaling van strafbaar gedrag na detentie is groot: binnen twee jaar komt bijna de helft van de ex‑gedetineerde personen weer met justitie in aanraking en bijna 27% komt weer in detentie terecht. Om deze recidivecijfers te verlagen, werken de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), reclassering (3RO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) samen aan de re-integratie van ex-gedetineerde personen. Volgens het beleid wordt er vanaf het begin van de detentie aan re-integratie gewerkt. Maar uit het onderzoek blijkt dat er nauwelijks aanbod aan re-integratieactiviteiten is voor de groep mannen die minder dan drie maanden in de gevangenis verblijven. Terwijl er juist binnen deze groep sprake is van (multi)problematiek, zoals problemen met alcohol en drugs, onderdak, op financieel of op psychisch gebied.

Onwenselijk gedrag

In Nederland verblijft slechts een derde van alle gedetineerde mannen en vrouwen meer dan drie maanden in de gevangenis. Voor deze personen bestaat wel een meer uitgebreid aanbod aan re-integratieactiviteiten. Maar of ze daar toegang toe krijgen, is (deels) afhankelijk gemaakt van het gedrag in detentie. Dat betekent dat gedetineerde personen met goed gedrag meer vrijheden en re-integratiemogelijkheden kunnen krijgen. Dat werkt goed voor de zelfredzame personen. Er zijn echter veel gedetineerde personen die niet zelfredzaam zijn en die zich vanwege hun complexe problematiek onwenselijk gedragen. Het systeem zorgt er dus ervoor dat personen die de ondersteuning het meest nodig hebben, juist de minste toegang tot re-integratieactiviteiten hebben.

Aanbevelingen uit het onderzoek

De onderzoekers doen in hun rapport verschillende aanbevelingen voor de vormgeving en de uitvoeringspraktijk van het re-integratiebeleid. Zo dienen re-integratiemogelijkheden voor iedereen in detentie toegankelijk te zijn, ongeacht het vertonen van wenselijk gedrag. Daarnaast is het van belang om beleid te maken zodat ook kortverblijvende personen in detentie kunnen werken aan re-integratie ofwel om alternatieven voor korte detenties nader te verkennen. Verder kan een betere afstemming van de regierol en informatie-uitwisseling tussen professionals de informatievoorziening naar (ex-) gedetineerde personen verbeteren en onduidelijkheid over aanvragen en processen verminderen. En door de opleiding en scholing van re-integratieprofessionals diepgaander te richten op het combineren van de duale taak van controle en begeleiding, kan de doelgroep die beter begrijpen. Daarbij dient ook aandacht te zijn voor de wijze waarop ze zich beter kunnen verbinden tot de (cultureel) diverse detentiepopulatie (interculturele competenties).

Van Bajes naar Buiten

Bron: www.wodc.nl

25 juni 2024
Blog
Stimulering en facilitering van burgerinitiatieven door de overheid
In het proefschrift van Esmée Driessen staat de volgende vraag centraal: 'In hoeverre kan een dienstbaarheidsbeginsel in de Awb bijdragen aan het verminderen van de (juridische) knelpunten die burgerinitiatieven ervaren en hoe zou dit beginsel daartoe in de context van burgerinitiatieven kunnen worden ingevuld?’
24 juni 2024 Proefschrift Redactie