Artikelen van Redactie

Nieuws
Europarlement wil minimumleeftijd van 16 jaar voor sociale media

Het EP wil een betere naleving van de digitaledienstenverordening en andere relevante EU-wetgeving stimuleren en stelt dan ook voor om hogere leidinggevenden persoonlijk aansprakelijk te stellen voor de ernstige en aanhoudende niet-naleving van regels, vooral als het gaat om de bescherming van minderjarigen en leeftijdscontrole. Het EP pleit ook voor:

  • een verbod op de meest schadelijke verslavende praktijken en voor het standaard uitschakelen van andere verslavende functies voor minderjarigen. Denk aan functies zoals eindeloos scrollen, automatisch afspelen, pull-to-refresh, beloningslussen of schadelijke gamificatie;
  • een verbod op websites die niet aan de EU-regels voldoen;
  • maatregelen om persuasieve technologieën aan te pakken, waaronder gerichte advertenties, influencermarketing, verslavend ontwerp en donkere patronen, in het kader van de komende wet over digitale rechtvaardigheid;
  • een verbod op aanbevelingssystemen voor minderjarigen die gebaseerd zijn op betrokkenheid;
  • de toepassing van de digitaledienstenverordening op online videoplatforms en een verbod op loot boxes en andere gerandomiseerde spelfuncties, zoals in-appvaluta’s, raderen van fortuin en pay-to-progress-mechanismen;
  • de bescherming van minderjarigen tegen commerciële uitbuiting, onder meer door platforms te verbieden financiële stimulansen aan te bieden voor kidfluencing, oftewel kinderen die als influencers optreden;
  • dringende maatregelen om de ethische en juridische uitdagingen van generatieve AI-tools aan te pakken, waaronder deepfakes, gezelschapschatbots, AI-agenten en door AI aangedreven naaktapps die gemanipuleerde afbeeldingen genereren van personen zonder dat die daar toestemming voor hebben gegeven.

Bron: www.europarl.europa.eu

26 november 2025
Nieuws
Art. 2 EVRM verplicht niet tot doorbreking strafrechtelijke immuniteit gemeente

Tussen 2004 en 2009 stootte een bedrijf in Zoetermeer te veel van de stof ethyleenoxide uit. Dit was in strijd met de milieuvergunning die door de gemeente was verstrekt. De gemeente greep echter niet in toen de uitstootnormen uit de vergunning werden overschreden. Het OM besloot de gemeente strafrechtelijk te vervolgen. Het hof oordeelde (ECLI:NL:GHDHA:2024:1109) dat de gemeente Zoetermeer in dit geval strafrechtelijke immuniteit toekomt. Het hof overwoog dat de strafrechtelijke immuniteit van een lagere overheid slechts kan worden doorbroken in twee gevallen: 1) als er geen sprake is van gedragingen die niet anders dan door bestuursfunctionarissen kunnen worden verricht, en 2) als er wel sprake is van dergelijke gedragingen, maar die gedragingen inbreuk maken op het recht op leven als bedoeld in art. 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), welke inbreuk de strafrechtelijk immuniteit van de gemeente doorbreekt. Volgens het hof deed geen van beide gevallen zich hier voor. Het OM stelde beroep in cassatie in bij de Hoge Raad. A-G Keulen adviseerde de Hoge Raad (ECLI:NL:PHR:2025:922) het cassatieberoep te verwerpen en de uitspraak van het hof in stand te laten.

Oordeel Hoge Raad

Deze zaak kenmerkt zich hierdoor dat de gemeente wordt verweten niet te hebben opgetreden tegen de uitstoot van schadelijke stoffen, terwijl zij wist of had kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden. Bij het al dan niet optreden gaat het om gedragingen die niet anders dan door bestuursfunctionarissen kunnen worden verricht in het kader van de uitvoering van een bestuurstaak. In cassatie gaat het om de vraag of in zo’n geval de strafrechtelijke immuniteit van de gemeente op grond van art. 2 van het EVRM moet worden doorbroken in die zin dat de gemeente strafrechtelijk kan worden vervolgd. Art. 2 EVRM beschermt het recht op leven. Volgens vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) omvat deze bepaling ook de positieve verplichting van een verdragsstaat om passende maatregelen te nemen om het leven te beschermen van een ieder in die staat. Welke maatregelen passend zijn hangt af van de omstandigheden van het geval. Verdragsstaten hebben daarbij een ruime beoordelingsvrijheid hoe zij dit in hun nationale recht vormgeven. Bij de vraag of bij (industriële) activiteiten die ernstige levensbedreigende milieuverontreiniging tot gevolg hebben de positieve verplichting op grond van art. 2 EVRM in voldoende mate is nageleefd, komt ook betekenis toe aan de mogelijkheden die een verdragsstaat heeft om tegen vermeende inbreuken op art. 2 EVRM op te komen en de betrokken (publiekrechtelijke) rechtspersonen ter verantwoording te roepen. Daarbij kan, naast politieke verantwoording, onder meer worden gedacht aan een bestuurs- of civielrechtelijke aanpak. De rechtspraak van het EHRM dwingt er op dit moment echter niet toe dat (ook) de betrokken publiekrechtelijke rechtspersoon, zoals een gemeente, strafrechtelijk kan worden vervolgd. Gelet hierop is het oordeel van het hof dat het OM niet-ontvankelijk is in de vervolging juridisch juist en niet onbegrijpelijk. De Hoge Raad merkt in zijn uitspraak nog op dat het aan de wetgever is om te beoordelen of alsnog behoefte bestaat de mogelijkheden te verruimen om publiekrechtelijke rechtspersonen en/of feitelijk leidinggevers aan de strafbare gedraging strafrechtelijk aansprakelijk te kunnen stellen.

ECLI:NL:HR:2025:1774

Bron: www.hogeraad.nl

26 november 2025
Nieuws
HvJ EU: Polen moet in Duitsland gesloten huwelijk van twee Poolse mannen erkennen

Twee Poolse burgers die in Duitsland zijn getrouwd, verzoeken om de overschrijving van hun huwelijksakte in het Poolse register van de burgerlijke stand, zodat hun huwelijk wordt erkend in Polen. De bevoegde autoriteiten hebben hun verzoek afgewezen omdat het Poolse recht geen huwelijken toestaat tussen personen van hetzelfde geslacht.

Oordeel HvJ EU

Het Hof wijst erop dat de lidstaten weliswaar bevoegd zijn voor de regels inzake het huwelijk, maar dat zij bij de uitoefening van die bevoegdheid het Unierecht in acht moeten nemen. De echtgenoten waarover het gaat hebben als burgers van de Europese Unie het recht om vrij te reizen naar en te verblijven op het grondgebied van de lidstaten en zij hebben het recht om een normaal gezinsleven te leiden, niet alleen tijdens de uitoefening van dit recht, maar ook bij de terugkeer naar de lidstaat waar ze vandaan komen. Specifiek wanneer zij in een gastlidstaat een gezinsleven opbouwen, met name door het huwelijk, moeten zij zeker kunnen zijn dat zij hun gezinsleven bij de terugkeer naar de lidstaat waar ze vandaan komen, kunnen voortzetten. De weigering om het huwelijk te erkennen tussen twee Unieburgers van hetzelfde geslacht, dat wettig is gesloten in een andere lidstaat tijdens de uitoefening van hun recht om vrij te reizen en te verblijven, kan ernstige administratieve, professionele en persoonlijke ongemakken met zich meebrengen, waardoor de echtgenoten zich genoodzaakt zien om in de lidstaat waar zij vandaan komen als alleenstaanden te leven. Daarom oordeelt het Hof dat een dergelijke weigering in strijd is met het Unierecht. Niet alleen wordt het recht van vrij verkeer en verblijf geschonden, maar ook het grondrecht op eerbiediging van het privéleven, familie- en gezinsleven. Volgens het Hof druist de verplichting tot erkenning niet in tegen de nationale identiteit en vormt zij ook geen bedreiging voor de openbare orde van de lidstaat waar de echtgenoten vandaan komen. Die verplichting betekent immers niet dat die lidstaat het huwelijk tussen twee personen van hetzelfde geslacht in zijn nationale recht moet opnemen. Bovendien hebben de lidstaten enige beoordelingsvrijheid om te kiezen op welke manier een dergelijk huwelijk wordt erkend, en de overschrijving van een buitenlandse huwelijksakte is slechts een van de mogelijkheden. Het Hof onderstreept wel dat deze mogelijkheden die erkenning niet onmogelijk of zeer moeilijk mogen maken, en koppels van hetzelfde geslacht ook niet mogen discrimineren vanwege hun seksuele geaardheid, wat wel het geval is wanneer het nationale recht voor deze koppels geen mogelijkheid tot erkenning biedt die gelijkwaardig is aan die voor koppels van verschillend geslacht. Aangezien overschrijving de enige manier is die het Poolse recht kent om een in een andere lidstaat gesloten huwelijk daadwerkelijk door de overheid te laten erkennen, moet Polen deze manier zonder onderscheid toepassen op huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht en op huwelijken tussen personen van verschillend geslacht.

ECLI:EU:C:2025:917

Bron: www.curia.europa.eu

25 november 2025
Nieuws
Mensenrechtencollege vraagt informateur om Minister voor Rechtsbescherming

Bij dringende kwesties zoals wonen en veiligheid, asielopvang en migratie spelen mensenrechten een belangrijke rol. Een Minister voor Rechtsbescherming kan ervoor zorgen dat bij politieke- en beleidsafwegingen mensenrechten worden gewaarborgd. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) heeft gezorgd voor bronbescherming van journalisten, erkenning van LHBTI-rechten, de invoering van onafhankelijke bestuursrechtspraak en bescherming tegen huiselijk geweld. Juist nu is het belangrijk dat Nederland internationale verdragen en toezicht blijft steunen met woorden, daden en financiële middelen.

Vertrouwen in de overheid en non-discriminatie

Steeds meer mensen in kwetsbare situaties verliezen vertrouwen in de overheid. Een nieuw kabinet moet deze groep mensen weer aan boord halen, onder meer door hun bestaanszekerheid te beschermen. Als er niet in de basisbehoeften van mensen wordt voorzien, kunnen zij niet deelnemen aan de samenleving en hun grondrechten niet uitoefenen. Dit tast de fundamenten van de democratische rechtsstaat aan. Mensen die asiel zoeken hebben recht op menswaardige opvang. Ze hebben recht op een eigen plek zodat ook zij volwaardig mee kunnen doen aan de samenleving. Discriminatie is een hardnekkig probleem in de samenleving. Op de arbeidsmarkt nemen veelvoorkomende vormen van discriminatie niet of nauwelijks af. Ook binnen de overheid bestaan discriminatierisico's. Het College verwacht van een nieuwe regering effectief beleid en concrete stappen om discriminatie tegen te gaan. Zo is er onder andere (kader)wetgeving en bindend toezicht nodig om discriminatie bij het gebruik van risicoprofilering echt te voorkomen.

Oproep aan de informateur en formerende partijen – Versterk de rechtsstaat en bescherm mensenrechten

Bron: www.mensenrechten.nl

25 november 2025
Nieuws
Autoriteit Persoonsgegevens: grote risico's openbare dataverzameling door overheid

Het gaat in de wetsvoorstellen om het verzamelen van informatie uit openbare internetbronnen. Bijvoorbeeld fora, sociale media, advertentiesites, of registers zoals het Handelsregister. Maar mogelijk ook om gegevens op het darkweb, die illegaal kunnen zijn verkregen en gepubliceerd. De overheid wil systematisch met AI, speciale tools of software en met nepaccounts online informatie over mensen verzamelen. De AP benadrukt dat het in de wetsvoorstellen over toezicht en handhaving niet gaat om het opsporen van strafbare feiten of om de nationale veiligheid. Het gaat juist om burgers waartegen geen verdenking van strafbare feiten bestaat. Duidelijke criteria en garanties die de rechten van mensen moeten beschermen, blijven achterwege. Het gaat bijvoorbeeld om het wetsvoorstel over internettoezicht door de Douane. De AP vindt dat er een juridisch kader moet komen dat antwoord geeft op de vraag wanneer de overheid welke vormen van OSINT mag inzetten. En welke waarborgen er dan in de wet moeten staan. De AP stelt dat er een duidelijke aanleiding voor en afbakening van het onderzoek moet zijn. Het uitgangspunt moet zijn om zo min mogelijk informatie over mensen te verzamelen. Zodra zo’n kader er is, kan de AP toetsen of dit past binnen de grenzen van privacywetgeving.

Ontwikkeling beleidskader toelaatbaarheid, waarborgen en beperkingen bij meer dan lichte vormen van onderzoek via internet door overheden - Brief AP aan de Minister van JenV over onderzoek via internet door de overheid

Bron: www.autoriteitpersoonsgegevens.nl

24 november 2025
Nieuws
Hoge Raad: flexibele schil geen rechtvaardiging voor dertien jaar onafgebroken uitzendwerk

Een werknemer heeft bijna dertien jaar op basis van opeenvolgende uitzendovereenkomsten onafgebroken als uitzendkracht gewerkt voor een bedrijf. De inlening is in 2022 geëindigd, omdat de productieafdeling toen is gesloten. De werknemer heeft herhaaldelijk gevraagd om een vast dienstverband, maar het bedrijf heeft dat steeds geweigerd. De rechtbank en het hof hebben alle verzoeken van de werknemer afgewezen. Volgens het hof (ECLI:NL:GHDHA:2024:1060) is weliswaar sprake van langdurig gebruik van de uitzendovereenkomst, maar kan niet worden gesteld dat sprake is van misbruik van de uitzendovereenkomst zoals bedoeld in de Europese Uitzendrichtlijn, omdat het bedrijf een objectieve verklaring heeft gegeven voor het gebruik van de uitzendovereenkomst. Die verklaring is dat het bedrijf behoefte heeft aan een flexibele schil. A-G De Bock adviseerde de Hoge Raad op 21 maart 2025 de uitspraak van het hof te vernietigen.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad stelt voorop dat uit de Europese Uitzendrichtlijn en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat uitzendwerk ook echt tijdelijk is. Dat geldt ongeacht of er sprake is van één doorlopende opdracht of van een aantal achtereenvolgende opdrachten. Er is sprake van misbruik van de uitzendovereenkomst als de duur van de inlening van de uitzendkracht bij een bedrijf langer is dan wat - gelet op alle relevante omstandigheden - redelijkerwijs als tijdelijk kan worden aangemerkt, en het inlenende bedrijf voor de daadwerkelijke duur van de terbeschikkingstelling geen objectieve verklaring kan geven. Naar het oordeel van de Hoge Raad is de algemene behoefte van het inlenende bedrijf aan een flexibele schil en aan flexibel in te zetten werkkrachten geen adequate verklaring voor het dertien jaar onafgebroken inschakelen van de uitzendkracht. Als het hof heeft bedoeld dat in de bijzondere omstandigheden van dit geval wél een adequate objectieve verklaring bestond voor de langdurige inlening van de uitzendkracht, heeft het hof dat oordeel volgens de Hoge Raad onvoldoende gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en verwijst de zaak naar een ander hof om opnieuw te worden beoordeeld.

ECLI:NL:HR:2025:1733

Bron: www.hogeraad.nl

24 november 2025
Nieuws
Merendeel kinderen die opgroeien met geweld thuis krijgt geen hulp

Uit het onderzoek blijkt dat 8% van alle kinderen zegt dat er thuis vaak ruzie is, waarbij soms wordt gescholden, geslagen of geschopt. Van de kinderen die met ruzie en geweld opgroeien geeft ruim 80% aan dat ze geen (professionele) hulp krijgen. Van de kinderen binnen deze groep die hun leven een onvoldoende geven, zegt bijna 70% geen hulp te krijgen. De grote meerderheid van de kinderen die met ruzie en geweld opgroeit, lijkt daarmee buiten het zicht te zijn van de professionele hulpverlening. In totaal deden in vijf jaar tijd 7.059 kinderen tussen de 8 en 18 jaar mee aan het onderzoek; 565 van hen gaven aan dat er thuis sprake is van ruzie en geweld. Geweld tegen kinderen betekent elke vorm van fysiek, psychisch of seksueel contact die voor een kind bedreigend of gewelddadig is. Bijvoorbeeld slaan of schoppen, maar ook uitschelden of kleineren, verwaarlozen of getuige zijn van aanhoudende ruzies tussen ouders of broers en zussen. Veel kinderen met ruzie en geweld thuis die hun leven een onvoldoende geven hebben meerdere problemen. Ze wonen bijvoorbeeld in armere wijken, hebben thuis geldproblemen, komen uit een gezin met gescheiden ouders, op school gaat het niet goed of ze worstelen met psychische problemen. Hun behoefte aan steun is groot, maar die blijft vaak uit.

Rapport Niemand hielp mij

Bron: www.kinderombudsman.nl

20 november 2025
Nieuws
Europese Commissie versoepelt privacyregels voor ontwikkeling AI

De Commissie heeft een koers uitgezet om de EU-regels te vereenvoudigen om de EU-economie concurrerender en welvarender te maken door het bedrijfsleven in de EU eenvoudiger, goedkoper en efficiënter te maken. De voorstellen zullen ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad.

AVG

Op het gebied van de AVG belooft de Commissie dat gerichte wijzigingen van de AVG bepaalde regels harmoniseren, verduidelijken en vereenvoudigen om innovatie te stimuleren en naleving door organisaties te ondersteunen, terwijl de kern van de AVG intact blijft en het hoogste niveau van bescherming van persoonsgegevens wordt gehandhaafd. Meest in het oog springend is aanpassing van de definitie van het begrip persoonsgegevens in art. 4 AVG. Verder moeten wijzigingen in de regels over cookies (die ook in AVG worden ondergebracht) het aantal keren dat cookiebanners verschijnen, verminderen en gebruikers in staat stellen hun toestemming met één klik aan te geven en hun cookievoorkeuren duurzaam op te slaan. Op het gebied van cybersecurity wil de Commissie een single-entry point waar bedrijven aan alle rapportageverplichtingen aangaande cyberbeveiligingsincidenten (zoals nu geregeld in verschillende wetten, o.a. NIS2-richtlijn, AVG en DORA) kunnen voldoen.

AI-verordening

De Commissie wil de AI-verordening vereenvoudigen. Voorgesteld wordt het moment van inwerkingtreding van de regels voor AI-systemen met een hoog risico te koppelen aan de beschikbaarheid van ondersteuningsinstrumenten. Ook worden gerichte wijzigingen van de AI-verordening voorgesteld, zoals verlenging van bepaalde vereenvoudigingen voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en MKB, met inbegrip van vereenvoudigde vereisten inzake technische documentatie. De Commissie wil ook de toegang tot gegevens verbeteren als een belangrijke aanjager van innovatie door o.a. het onderbrengen van de regels uit meerdere datatoegangverordeningen in de Europese Dataverordening

Proposal for Regulation on simplification for AI rules

Bronnen: www.ec.europa.eu, www.fd.nl en www.reuters.com

19 november 2025
Nieuws
Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie kan efficiënter

De op 19 november 2025 gepubliceerde evaluatie is uitgevoerd door onderzoekers van de Universiteit Utrecht, de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Radboud Universiteit, in opdracht van het WODC. Zij onderzochten hoe de collectieve schadevergoedingsactie in de rechtspraktijk werkt en bijdraagt aan de doelstellingen van de Wamca. De wetsevaluatie is onderdeel van een breder onderzoek naar collectieve actie. Eerder dit jaar verscheen al een rechtsvergelijkend onderzoek naar de (representativiteits)eisen gesteld aan belangenorganisaties in algemeenbelangacties.

Sommige verplichte onderdelen loslaten of aanpassen

De bevindingen uit het onderzoek geven aanleiding voor juridisch-technische aanbevelingen van de onderzoekers met name ten aanzien van het bevorderen van de voortgang van de voorfase of ontvankelijkheidsfase van de 305a-actie. Het betreft de voorbereidende fase, de beoordeling van de ontvankelijkheid van de collectieve rechtsvordering en de belangenorganisatie(s), de aanwijzing van een Exclusieve Belangenbehartiger (EB) als vertegenwoordiger van de ontvankelijk verklaarde belangenorganisaties, de vaststelling van de nauw omschreven groep waarop de vordering ziet en het bieden van een opt-out-mogelijkheid aan groepsleden evenals de verplichte schikkingsfase voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de zaak door de rechter. Ten behoeve van de efficiëntie en effectiviteit van de 305a-actie zouden sommige verplichte onderdelen, kunnen worden losgelaten of aangepast. Dat vraagt op bepaalde punten om wetswijzigingen.

Vijf jaar WAMCA - Evaluatie Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (2020-2025)

Bron: www.wodc.nl

19 november 2025
Nieuws
Investico: Nog altijd kansrijke zaken huiselijk geweld niet voor de rechter gebracht

Daarmee gaat het OM in tegen de eigen belofte om ‘hoge prioriteit’ te geven aan de aanpak van huiselijk geweld. Slachtoffers durven lang niet altijd aangifte te doen, aldus het OM, ‘of ze gaan ervan uit dat politie en justitie daar geen gevolg aan zullen geven’. Daarom benadrukt het OM op de eigen website ‘bewijsbare huiselijk geweld zaken in beginsel echter altijd’ te vervolgen. Maar advocaten en slachtoffers die de journalisten spraken, hebben die ervaring niet. Uit cijfers van het OM zelf blijkt dat in een groot deel van de geseponeerde zaken te weinig bewijs is, maar dat in 20 procent van de sepots het OM vindt dat vervolging niet in het ‘algemeen belang’ is. In de Artikel 12-procedure redeneren rechters dat het beter is om niet te vervolgen als er kinderen in het spel zijn, om de ‘onderlinge verhoudingen niet nog meer te verstoren’ of omdat strafrechtelijk ingrijpen de gezondheid van kinderen zou schaden.

Onderzoek Het (niet) vervolgen van huiselijk geweld (Groene Amsterdammer)

Bron: www.platform-investico.nl

19 november 2025