Artikelen van Paul Bovend'Eert
Tijdschrift
NJB 4 (2024)
Versterking van de Rechtsstaat. Betere waarborgen voor rechterlijke onafhankelijkheid
De Venice Commission heeft een behartigenswaardig rapport geschreven over waarborgen voor rechterlijke onafhankelijkheid in Nederland met een aantal ingrijpende adviezen. De Commissie stelt terecht dat men niet louter kan vertrouwen op een rechtscultuur, waarin rechterlijke onafhankelijkheid door de politieke organen traditioneel wordt gerespecteerd. Het is nodig om voldoende (grond)wettelijke waarborgen voorhanden te hebben. Werk aan de winkel is noodzakelijk.
Getuigenbescherming op de schop?
Bijna twintig jaar na de invoering van de wettelijke regeling voor het gebruik van kroongetuigen in het Nederlandse strafproces en ruim tien jaar nadat de weeffouten in dat systeem zich in het Passage-proces indringend hadden geopenbaard, lijkt er eindelijk serieus werk te worden gemaakt van de daarbij altijd noodzakelijke getuigenbescherming. Zowel bij het Ministerie van Justitie als bij het Openbaar Ministerie als bij de Rechtspraak wordt serieus nagedacht over manieren om de regeling te verbeteren, zodat de complicaties en conflicten zoals die zich in het verleden meermalen hebben voorgedaan in de toekomst kunnen worden voorkomen. In het recente rapport van procureur-generaal Bleichrodt worden ook weer harde conclusies getrokken over het ontbreken van zelfs de meest basale kaders. Het is dan ook te hopen dat de demissionaire status van de huidige Minister van Justitie niet zal maken dat dit belangrijke onderwerp opnieuw naar de achtergrond verdwijnt.
Verduidelijking toestemmingsregels van ouders bij gezondheidszorg aan minderjarigen noodzakelijk
De wettelijke regelgeving over de overeenkomst inzake geneeskundige behandeling in Boek 7 BW gaat ervan uit dat toestemming voor een geneeskundige behandeling van een kind door beide ouders met gezag nodig is, althans totdat de minderjarige zestien jaar is. In kwesties die worden beheerst door de regelgeving van Boek 1 BW is toestemming van één ouder echter voldoende. Deze deels afwijkende regelgeving in twee boeken van het BW zorgt in de (rechts)praktijk regelmatig voor onduidelijkheden.
Naschrift: Waar is artikel 801b Rv?
In mijn artikel ‘Is de meldbriefprocedure ontoelaatbaar?’ in aflevering 2 van het NJB van 12 januari 2024 (NJB 2024/67), heb ik aan de hand van rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens een beredeneerd standpunt ingenomen over de (on)toelaatbaarheid van de meldbriefprocedure.
Tijdschrift
NJB 11 (2023)
Het ondervragingsrecht ten aanzien van belastende deskundigen in strafzaken
Indien een getuige een verklaring met een belastende strekking heeft afgelegd, moet op basis van de post-Keskin-rechtspraak van de Hoge Raad het belang bij het oproepen en horen van die getuige worden voorondersteld. Van de verdediging mag geen nadere onderbouwing van dit belang worden verlangd. Op 13 september 2022 besliste de Hoge Raad dat deze uitgangspunten niet onverkort van toepassing zijn op de beoordeling van verzoeken tot het horen van belastende deskundigen. Dergelijke verzoeken moeten in de regel door de verdediging worden gemotiveerd. In deze bijdrage wordt het toetsingskader voor een verzoek tot het oproepen en horen van deskundigen in kaart gebracht en worden enkele vragen opgeworpen die richting kunnen geven aan de verdere ontwikkeling en mogelijke aanscherping van dit kader.
De Erfgoedwet en de Tweede Wereldoorlog
Een uit het Nationaal Archief afkomstige, onlangs openbaar gemaakte schatkaart van een door Duitse soldaten verstopte ‘nazi-schat’ spoorde heel wat golddiggers aan naar Ommeren af te reizen om hun geluk, overigens zonder resultaat, te beproeven. Enige jaren geleden werd in de buurt van het Limburgse Meerlo wel een in de Tweede Wereldoorlog aldaar neergestorte Spitfire opgegraven door enkele bewoners uit die streek. Nadat zij een deel van de vondsten op Marktplaats te koop aanboden werden zij vervolgd wegens onder meer het overtreden van de Erfgoedwet. Beide zaken geven aanleiding eens dieper te duiken in de definitie van cultureel erfgoed. De juridische begripsomschrijving blijkt vaag.
We staan er gekleurd op
De uitspraak van het Hof Den Haag van 14 februari 2023 is ondubbelzinnig: selectie voor grenscontroles door de mobiele toezichtsteams van de KMar op grond van etniciteit mag niet. Dat betekent dat staandehoudingen door de politie en andere controles op basis van etnische kenmerken ook niet mogen.
Reactie op Joop van den Berg, ‘Grenzen aan het parlementaire debat’
Joop van den Berg heeft een doorwrocht en interessant artikel geschreven over ontwikkelingen in het parlementaire debat in het Nederlandse parlement en de ordehandhaving tijdens debatten. Met zijn conclusie dat de voorzitter meer ruimte moet krijgen (nemen) om zelfstandig normerend op te treden, ben ik het van harte eens. Tijdens de vergaderingen dienen Kamerleden te accepteren dat de voorzitter de leiding heeft en zo nodig ingrijpt om de orde te handhaven.
Naschrift
Voor Paul Bovend’Eert hebben in het politieke bedrijf normen pas betekenis, zo blijkt uit zijn reactie, als die een juridisch karakter hebben. De jurist zal zich vervolgens allicht ‘op het verkeerde been gezet’ voelen als het gaat om ‘onkreukbaarheid, betrouwbaarheid en integriteit’, zeker als er geen sancties op volgen. Of mijn redeneringen daarom ‘uit de oude doos’ komen of niet, ik denk dat de moraal zijn eigen terrein van werking heeft en zijn eigen discours. In elk geval helpt het niet morele normen en codes te juridiseren en te denken dat die eerst dan betekenis krijgen. Moraal en recht overlappen, dat is waar, maar voor zover mogelijk moeten ze toch van elkaar worden onderscheiden.
Tijdschrift
NJB 9 (2023)
Een snoepwinkel voor corrupte politici
Het Europees Parlement is al jaren een ‘snoepwinkel’ voor politici van kwade wil waar zij zich schuldig kunnen maken aan belangenverstrengeling, corruptie en financiële malversaties. Het Qatar-corruptieschandaal is hopelijk een wake-up call om nu eindelijk eens doortastend op te treden en een daadkrachtig integriteitsbeleid vorm te geven. In het navolgende wordt nader ingegaan op de vraag welke maatregelen het EP daartoe het beste kan treffen. Eerst wordt daarbij aandacht besteed aan enkele recente hervormingsvoorstellen die gedaan zijn na het uitbreken van de Qatar-affaire. Daarna wordt de balans opgemaakt, en mede aan de hand van ervaringen in andere westerse parlementen bekeken welke maatregelen de voorkeur verdienen.
Het wetsvoorstel Plan van aanpak witwassen en de problematiek van bancaire massasurveillance
Recentelijk is het wetsvoorstel Plan van aanpak witwassen naar de Tweede Kamer gestuurd. Op een eerdere versie was stevige kritiek geuit door de Afdeling advisering van State en de Autoriteit Persoonsgegevens. Het wetsvoorstel is daarop aangepast. Het nieuwe voorstel leidde wederom tot kritiek en maatschappelijke discussie. Zo wordt het inmiddels al de ‘bancaire sleepwet’ genoemd. In dit artikel wordt het nieuwe voorstel onder de loep gelegd en met name beschouwd in de privacyrechtelijke context en tegen de achtergrond van de eerder geuite kritiek.
Procesafspraken en LVB: wanneer ‘ja’ ook ‘nee’ kan betekenen
Procesafspraken zouden niet moeten worden gemaakt met verdachten met een licht verstandelijke beperking. Bij deze verdachten is het zeer moeilijk te toetsen of de verdachte daadwerkelijk begrijpt en overziet wat de inhoud en gevolgen zijn van de procesafspraak. Omdat met een procesafspraak afstand kan worden gedaan van fundamentele procesrechten zoals het recht op het indienen van hoger beroep of het indienen van onderzoekswensen, zijn de risico’s op aantasting van de eerlijkheid van het proces groot.
Wet bescherming klokkenluiders: nieuwe wet met bekende gebreken
De wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders ter implementatie van de Klokkenluidersrichtlijn is op 18 februari 2023 in werking getreden. Een aanvullende wetswijziging naar aanleiding van de evaluatie van de wet is aangekondigd. Om tot die aanvullende wetswijziging en daarmee een geheel herziene wet te komen, verdient het aanbeveling om tijdens een werkconferentie met praktijkbeoefenaren, beleidsambtenaren en wetgevingsjuristen de uiteenlopende ervaringen en opvattingen te bespreken om op grond daarvan tot gemeenschappelijke conclusies te komen ten behoeve van de gewenste wetsherziening.
Tijdschrift
NJB 20 (2022)
De regeling van toedeling van zaken aan rechters
De zaakstoedeling dient met het oog op de rechterlijke onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de rechter met bijzondere waarborgen omgeven te zijn. De vraag is hoe in de Nederlandse rechterlijke organisatie die waarborgen verankerd zijn. Na lang dralen kwam in 2019 een Code zaakstoedeling tot stand. In het verlengde daarvan zijn door de gerechtsbesturen zaakstoedelingsregelingen per rechtsgebied opgesteld. De zaakstoedeling is een essentieel element in het kader van de rechterlijke onafhankelijkheid en rechterlijke onpartijdigheid. Blijkens de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dient de regeling van zaakstoedeling in de wet, afkomstig van het parlement, verankerd te zijn. In Nederland wordt een wettelijke verankering van de contouren en vormgeving van de toedeling van zaken node gemist. Ook de instanties die belast zijn met taken en bevoegdheden op het terrein van zaakstoedeling behoeven een grondslag in de wet. De vereisten voor een ‘tribunal established by law’ zijn in het geding.
Olievlek op vlek
De Fraude Signalering Voorziening (FSV) is een applicatie van de Belastingdienst waarin meldingen werden opgenomen over (vermeende) fraude en signalen. De lijst werd gebruikt voor het beoordelen van belastingaanslagen, het beoordelen van aanvragen van toeslagen en informatie-uitwisseling met andere overheidsorganisaties. Dat vermelding in de FSV vergaande gevolgen kon hebben, staat inmiddels vast. In dit artikel wordt onderzocht in hoeverre burgers rechtsbescherming genieten ten aanzien van plaatsing op de FSV-lijst en hoe die eventueel kan worden verbeterd.
Toegang tot het recht
In september 2021 stelde de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming Sander Dekker vast dat je van de gedupeerden van de toeslagenaffaire niet kunt zeggen dat ze geen toegang tot het recht hadden. ‘Want ze kwamen uiteindelijk wel bij de Raad van State. Alleen werden ze daar in het ongelijk gesteld.’ Drie maanden later verbond journalist Folkert Jensma de volgende conclusie aan het feit dat steeds minder mensen met een rechtsprobleem een beroep doen op rechters of advocaten: ‘Toegang tot het recht is een geloofsartikel, maar de burger stemt met de voeten.’ En weer twee weken later waarschuwde de Nationale ombudsman dat het fenomeen OM-afdoening op gespannen voet staat met de toegang tot recht (zonder het) van slachtoffers. Drie sprekers, drie interpretaties, de tijd lijkt rijpt om het concept toegang tot het recht aan een nadere inspectie te onderwerpen.
Verhoging van de appelgrens in de Wet Mulder
De voorgestelde verhoging van de appelgrens in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) te verhogen van € 70 naar € 110 stuit op een aantal fundamentele bezwaren. Het is vanuit het oogpunt van rechtsbescherming onwenselijk dat als gevolg van deze verhoging (nog) meer zaken buiten de competentie van het Gerechtshof Arnhem Leeuwarden worden gebracht. In de tweede plaats vervult het hoger beroep bij dat hof een belangrijke functie vanuit het oogpunt van rechtseenheid. Tot slot valt een appelgrens van € 110 ook vanuit een rechtsvergelijkend perspectief niet te verdedigen.
Tijdschrift
NJB 7 (2022)
Integriteit in het parlement
De Tweede en de Eerste Kamer hebben in de afgelopen twee jaar, zij het na lang dralen, een gedragscode voor hun leden vastgesteld. Aan deze gedragscodes is bovendien een stelsel van handhaving toegevoegd. Beide Kamers hebben daarmee een belangrijke stap gezet op het punt van integriteitsbevordering in het parlement. Maar het vaststellen van een gedragscode is één ding, waar het nu op aankomt is dat de toepassing en handhaving van de gedragsregels en het toezicht op Kamerleden ter hand worden genomen.
Voorlopige maatregelen in het strafrecht
In deze bijdrage wordt een aanzet gegeven om te komen tot een mogelijke uitbreiding van bevoegdheden van het OM, in het bijzonder het kunnen treffen van voorlopige maatregelen in de aanpak van (ondermijnende) criminaliteit. De invoering van voorlopige maatregelen in het commune strafrecht zou een bijdrage kunnen leveren aan een betere verdeling van bevoegdheden tussen de burgemeester en de officier van justitie. Dat zou kunnen leiden tot een betere positionering en zichtbaarheid van het OM in de criminaliteitsbestrijding en daarmee de burgemeester minder kwetsbaar maken voor de tegenkracht die van criminelen uitgaat. Ook op het terrein van rechtsbescherming tegen voorlopige maatregelen, die in de huidige vorm nog wel eens als onvoldoende wordt gekenschetst, kan het strafrecht een positieve bijdrage leveren.
Professionele standaarden voor juridisch medewerkers
Juridisch medewerkers vervullen een belangrijke rol binnen de Rechtspraak. Toch is er weinig vastgelegd over de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden die juridisch medewerkers hebben en de rol die zij geacht worden te vervullen in het rechterlijk besluitvormingsproces. Voor rechters zijn inmiddels professionele standaarden vastgesteld. Is het niet hoog tijd om deze ook voor juridisch medewerkers te formuleren?
De Russische antisatellietwapentest
Ruimtesystemen zijn van essentieel belang voor vele aspecten van het civiele leven, de nationale veiligheid en het functioneren van moderne krijgsmachten. Een onlangs uitgevoerde Russische antisatellietwapen (ASAT-)test leidde tot grote zorgen over dit soort testen en de groeiende hoeveelheid ruimtepuin die daar het gevolg van is. Dergelijke testen hebben bovendien een destabiliserend effect en dragen bij aan een wapenwedloop in de ruimte. Opvallend is dat staten en internationale organisaties die reageerden op de Russische test niet stelden dat er sprake was van een schending van het internationaal recht. Mogelijk biedt het bestaande recht onvoldoende duidelijkheid. Een aanvulling daarop in de vorm van een ban on destructive ASAT tests zou daarom een belangrijke stap ter beperking of voorkoming van ruimtepuin veroorzakende ASAT-testen zijn. De onderhandelingen over nieuwe richtlijnen verlopen echter moeizaam.
Reactie op Een regeling voor ‘verantwoord draagmoederschap’?
In het artikel Een regeling voor ‘verantwoord draagmoederschap’? Misvattingen rondom het conceptwetsvoorstel Kind, draagmoederschap en afstamming’ stellen auteurs Van Beers & Bosch dat er onproblematische vormen van draagmoederschap zouden bestaan. Zij schrijven namelijk dat ‘(…) het bestaande ontmoedigingsbeleid zijn doel voorbijschiet. Ook onproblematische vormen van draagmoederschap worden nu ontmoedigd, terwijl draagmoederschap mogelijkheden biedt aan groepen die anders geen ouder kunnen worden zoals mensen met vruchtbaarheidsproblemen en homostellen’. Onproblematische vormen? De auteurs vinden kennelijk deze vormen, door er verder immers geen enkel woord aan te besteden, zonder meer acceptabel. Deze opvatting lijkt voort te komen uit een inmiddels tamelijk algemeen aangehangen vertrekpunt, namelijk dat alle mensen gelijk recht hebben op een kind dat dan eventueel ook niet van hen behoeft af te stammen (deels of helemaal niet).
Tijdschrift
NJB 9 (2021)
‘Latente staatsburgers’
Latente staatsburgers zijn personen die naar hun eigen inzicht of van dat van staten een claim hebben op staatsburgerschap. Zij zijn het nog niet, maar horen het te zijn, of mogen het. Wat zit er achter die claims aan beweegredenen en argumenten? Met ius soli en ius generationis komen we niet meer uit. En: wat vertellen de claims ons over de grondslagen van het nationaliteitsrecht? Dit opstel probeert iets daarover te verduidelijken. Een verhaal over voorwaardelijke inclusie.
Advocaten kunnen en moeten bijdragen aan ervaren rechtvaardigheid
In deze bijdrage wordt ingegaan op het leerstuk van de ervaren rechtvaardigheid en onderzoek daarnaar in de Nederlandse schikkingspraktijk. Bij dat onderzoek blijkt vooral naar de rechter en rechterlijke interventies te worden gekeken. Op basis van zijn onderzoek naar het schikkingsproces tijdens civielrechtelijke procedures concludeert de auteur dat ook advocaten kunnen bijdragen aan een positieve procesbeleving. De precieze invloed wordt in deze bijdrage nog niet geduid of gekwantificeerd. Zij is een pleidooi voor het betrekken van de rol van advocaten in onderzoek naar ervaren procedurele rechtvaardigheid en voor het serieus nemen van hun invloed op de proceservaring.
Huisbezoeken: burgers verdienen betere bescherming
‘Maatwerk’ lijkt uitdrukking te geven aan een welwillende overheid die het beste met haar burgers voor heeft, terwijl ook uitdrukkelijk aandacht besteed moet worden aan de negatieve kanten ervan. Dat geldt in nog sterkere mate voor termen als ‘huisbezoek’ en ‘keukentafelgesprek’. De termen klinken positief, maar in feite betreft het bezoeken en gesprekken die vooral als doel hebben om goed rond te kijken in de persoonlijke levenswereld van betrokkenen. De gehanteerde terminologie is verhullend en de wettelijke basis moet beter.
Wat mag het parlement wel en niet weten?
De gebrekkige informatievoorziening aan de Kamer in de kinderopvangtoeslagaffaire staat niet op zichzelf. De laatste jaren komt het regelmatig voor dat Kamerleden en Kamer klagen over het gebrekkig functioneren van de inlichtingenplicht van de ministers op grond van artikel 68 Gw. In de nasleep van kindertoeslagaffaire worden enkele staatsrechtelijke kanttekeningen geplaatst bij de inlichtingenplicht van artikel 68 Gw als grondslag voor parlementaire controle op regeringsbeleid.
Reactie op Met D66 op weg naar de politiestaat?
‘Met D66 op weg naar de politiestaat?’ Wie het artikel van Marcel Verburg in het NJB van 26 januari 2021 leest, verslikt zich – ondanks het vraagteken – bijkans in zijn koffie. Als initiatiefnemer van het wetsvoorstel kan ik de lezer geruststellen. Een politiestaat is het laatste waar ik en mijn partij voor staan. De bijzonder aanwijzingsbevoegdheid van de minister is echter problematischer dan Verburg veronderstelt.
Tijdschrift
NJB 39 (2020)
Hoog spel in Karlsruhe
De uitspraak van het Bundesverfassungsgericht over het PSPP-programma van de ECB is een primeur: voor het eerst in zijn bestaan heeft het constitutionele hof van de grootste lidstaat van de Unie een arrest van het Hof van Justitie naast zich neergelegd. Daarmee speelt het hoog spel. Het verbaast daarom dat het Duitse Constitutionele Hof zijn ultra vires-oordeel voorziet van een zeer wankele basis. Zijn begrip van proportionaliteit is allesbehalve overtuigend. De daarop gebaseerde kwalificatie van de uitspraak van het Hof van Justitie als ‘methodologisch onbegrijpelijk’ en ‘objectief arbitrair’ is dat evenmin. Nu de lat voor een ultra vires-kwalificatie zo laag ligt, is het bovendien aannemelijk dat in Karlsruhe vaker pogingen zullen worden ondernomen om uitspraken van het Hof van Justitie aan te vechten. Dat valt moeilijk te rijmen met de door het Constitutionele Hof geprezen openheid van de Duitse grondwet voor Europees recht.
Parlementaire betrokkenheid in de tijdelijke Coronawet
Bij de totstandkoming van de Coronawet is in de Tweede Kamer veel te doen geweest over de parlementaire betrokkenheid bij de maatregelen ter bestrijding van het coronavirus. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een vetorecht voor de Tweede Kamer ten aanzien van ministeriële regelingen die op grond van deze wet getroffen worden. Bij nadere beschouwing blijkt dit vetorecht een vanuit staatsrechtelijk oogpunt bezien wangedrocht.
Rechtseenheid en rechtsvorming als gezamenlijke verantwoordelijkheid van hoogste rechters
Na zes jaar presidentschap is het tijd voor een terugblik. Bij de aanvaarding van dit ambt heb ik zes jaar geleden in mijn installatierede een aantal onderwerpen genoemd die in het bijzonder onze aandacht verdienden. Zo heb ik toen gepleit voor een open houding naar de samenleving. Als hoogste rechter neemt de Hoge Raad immers regelmatig beslissingen die van maatschappelijk belang zijn, die in de samenleving toegepast moeten worden en door de betrokken mensen dus begrepen en gerespecteerd moeten worden. Daarbij past dat de Raad, ook al is hij een hoog rechterlijk college, zich niet verheven en heel plechtig opstelt.
Tijdschrift
NJB 17 (2020)
Inkomensafhankelijke toeslagen in zwaar weer
Deze bijdrage gaat in de op vraag welke lessen kunnen worden getrokken uit de ontsporing van het stelsel van inkomensafhankelijke toeslagen. Betoogd wordt dat de sociaal-fiscale benadering van de sociale zekerheid in de vorm van het toeslagenstelsel het waard is om in te blijven investeren. Die investering moet zich allereerst richten op de verbetering van de uitvoering en de rechtsbescherming. De werkwijze van de Belastingdienst/Toeslagen moet worden gericht op het voorkomen van hoge terugvorderingen, het bieden van maatwerk bij de vaststelling van het terugvorderingsbedrag en het tonen van coulance in het invorderingsproces. Daarbij moet de burger zoveel mogelijk worden ontzorgd in plaats van geheel verantwoordelijk gemaakt voor het doorgeven van informatie. Alleen op deze wijze kan het fiscale lichaam van het toeslagenstelsel een sociaal gezicht krijgen.
Vergaderen in het parlement tijdens de coronacrisis
De kwestie van het vergaderquorum van het parlement in tijden van de coronacrisis heeft een interessant advies van de Afdeling advisering van de Raad van State opgeleverd. De adviesaanvraag van de Eerste Kamer, die de aanleiding was voor dit advies, roept echter de nodige vragen op over de kennis en kunde van deze Kamer van heroverweging op het punt van grondwettelijke en staatsrechtelijke vraagstukken.
Het KhAD-WAD ambtsbericht - deel 2
In een eerder artikel in NJB werd betoogd dat het KhAD-WAD-ambtsbericht van 29 februari 2000 onjuist en onbetrouwbaar is. De in dat artikel aangedragen en uitgebreid van bronvermeldingen voorziene feiten zijn vervolgens wel besproken maar niet weerlegd. Toch is het ambtsbericht tot op heden niet ingetrokken. De auteur vraagt zich af hoe dat kan en hoopt dat wat er nu op tafel ligt, genoeg is om de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te laten ingrijpen en te laten verklaren dat het KhAD-WAD-ambtsbericht van 29 februari 2000 niet langer als een deskundigenrapport gezien kan worden.
Valt exclusieve of selectieve distributie ook onder de (aankomende) franchisewet?
BOVAG gaat uit van een zeer ruime interpretatie van het begrip ‘franchise’ zoals vastgelegd in het thans aan de Tweede Kamer voorgelegde wetsvoorstel inzake franchise. Kort door de bocht stelt de BOVAG dat een dealerovereenkomst een franchiseovereenkomst is. Op het eerste gezicht lijkt deze interpretatie te zijn ingegeven door de wens alle, althans een groot deel van de, bij haar aangesloten leden van de bescherming te laten genieten waarin het wetsvoorstel voorziet. Deze door BOVAG voorgestane interpretatie behoeft echter enige nuancering.
Tijdschrift
NJB 13 (2020)
Lobbypraktijken in en rond het Binnenhof
Bij de totstandkoming van politieke besluiten kunnen zich in de praktijk allerlei informele besluitvormingscircuits ontwikkelen. Voor elk van deze informele besluitvormingsstructuren kan de vraag gesteld worden hoe zij zich verhouden tot de formele besluitvormingsstructuren. Doen zij afbreuk aan officiële besluitvormingsmechanismen of aan de constitutionele positie van ambtsdragers die verantwoordelijkheid dragen voor de besluiten? Is het gewenst om ook voor deze informele overlegstructuren zekere regels te stellen?
In dit artikel worden deze vragen aan de orde gesteld met betrekking tot de (hoofdzakelijk) informele praktijk van beïnvloeding door belangenbehartigers/lobbyisten in politiek Den Haag. Eerst volgt een korte verkenning van lobbypraktijken in en rond het Binnenhof. Daarna wordt bekeken welke initiatieven tot nu toe genomen zijn op het punt van regulering van deze praktijk. En vervolgens wordt nagegaan in hoeverre nadere regulering gewenst is en op welke wijze.
In dit artikel worden deze vragen aan de orde gesteld met betrekking tot de (hoofdzakelijk) informele praktijk van beïnvloeding door belangenbehartigers/lobbyisten in politiek Den Haag. Eerst volgt een korte verkenning van lobbypraktijken in en rond het Binnenhof. Daarna wordt bekeken welke initiatieven tot nu toe genomen zijn op het punt van regulering van deze praktijk. En vervolgens wordt nagegaan in hoeverre nadere regulering gewenst is en op welke wijze.
De taak van de rechtswetenschapper
Juristen doen voortdurend wat volgens het betoog in dit artikel eigenlijk niet kan: allerlei standpunten innemen over wenselijk recht, terwijl hun expertise eigenlijk niet verder reikt dan aangeven of rechtsregels in het systeem zouden passen. Lang niet altijd ervaren zij dat ook als problematisch. Hoe kan dat?
Empirisch-juridisch onderzoek en de sprong van feit naar norm
De empirische bestudering van het recht is nodig vanwege de reality-check die het biedt. Bij de empirische bestudering van het recht is echter wel van groot belang dat men bewust is van de rechtvaardiging die nodig is voor de sprong van feit naar norm. Is een rechtvaardiging voor de sprong afwezig en maakt men deze sprong alsnog, dan wordt miskend dat het recht inherent normatief is en feiten daarom geen juridische normen en regels dicteren. In dit artikel wordt een stappenplan gepresenteerd aan de hand waarvan bepaald kan worden of in het recht een premisse aanwezig is die de sprong van feit naar norm rechtvaardigt.
Tijdschrift
NJB 36 (2016) (1)
Een urgente dialoog
In deze bijdrage wordt ingegaan op de gevolgen van artikel 34 EVRM voor de ontvankelijkheid van stichtingen en belangenverenigingen die een beroep doen op artikel 2 en 8 EVRM bij de nationale rechter dan wel bij het EHRM. Daartoe wordt eerst de rol van verzoeker en het slachtofferschap van belangenorganisaties in deze context onderzocht. Vervolgens komt de toepasselijkheid van artikel 34 EVRM voor de nationale rechter aan de orde, en daarna de toepassing van dit artikel vanuit het perspectief van het Nederlandse juridisch kader, de doctrine van het EHRM, van andere mensenrechteninstanties en vanuit het perspectief van de rechter in de meerlagige rechtsorde. Tot slot wordt betoogd waarom, gezien de diverse perspectieven, de Hoge Raad in Urgenda de aanzet zou moeten geven tot een ruimere interpretatie van artikel 34 EVRM.
Lees het hele artikel in Navigator.
Het Harvard open access-licentiemodel in het Nederlands recht
Veel universiteiten in de VS kunnen wetenschappelijke artikelen direct open access publiceren. Ze maken daarvoor gebruik van het Harvard open access-licentiemodel. In dit artikel wordt onderzocht of het Harvardlicentiemodel naar Nederlands recht is toegestaan. Dat blijkt het geval. Daarmee wordt het voor auteurs en instellingen in Nederland zeer eenvoudig om aan de open access-eisen van subsidieverstrekkers te voldoen, zoals die onlangs in Plan S zijn geformuleerd.
Lees het hele artikel in Navigator.
De rechter-commissaris in strafzaken
in civiele zaken?
Volgens een conceptwetsvoorstel van Tweede Kamerleden Koerhuis (VVD) en Van Toorenburg (CDA) moet het beleid inzake strafrechtelijke ontruimingen op de schop. De rechtsbescherming die krakers op grond van het huidige beleid wordt geboden is hun een doorn in het oog. Die zou leiden tot misbruik van regelgeving. Krakers zouden daarmee zelfs de rechtstaat ondermijnen. De vraag is echter of de door hen voorgestelde oplossing wel door de rechtsstatelijke beugel kan. Ook procedureel en vooral wetssystematisch moeten vraagtekens worden geplaatst bij hun plan.
Lees het hele artikel in Navigator.
Mijnbouwschade en schending van de Grondwet?
De wetgever stelt een nieuw bestuursorgaan in, het Instituut Mijnbouwschade Groningen, en kent dit bestuursorgaan de bevoegdheid toe besluiten te nemen op aanvraag om vergoeding van schade. Tegen die besluiten staat beroep open bij de bestuursrechter. Hierop is een discussie losgebarsten over de vraag of geschilbeslechting over schadevergoeding niet bij de civiele rechter thuishoort.
Lees het hele artikel in Navigator.