Artikelen van Oberon Nauta
Tijdschrift
NJB 36 (2014)
Spanningsvelden in het toezicht op de financiële sector
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (de Raad) publiceerde enige tijd geleden een interessant rapport, getiteld ‘Toezien op publieke belangen’.In dat rapport bepleit de Raad een verruimd perspectief op toezicht en neemt hierbij de behartiging van publieke belangen tot uitgangspunt. Een uitgangspunt waar de meesten zich vermoedelijk wel in kunnen vinden. Maar wat blijkt: toezichthouders werken volgens het rapport in een drietal spanningsvelden, waardoor het soms moeilijk is het publieke belang op de juiste manier te behartigen. In deze bijdrage wordt bezien hoe deze drie spanningsvelden uitwerken in het toezicht op de Nederlandse financiële sector. Wat gaat goed en wat kan beter? Hierbij wordt niet alleen gekeken naar het toezicht uitgeoefend door de AFM en DNB, maar ook naar het toezicht dat de Europese Centrale Bank (ECB) vanaf 4 november aanstaande gaat uitoefenen op de grootste en meest internationale banken in de Eurozone.
Het recht van gratie
Uit twee recente uitspraken van de Haagse voorzieningenrechter blijkt dat de rechter die de Koning adviseert over het gratieverzoek en de voor de gratiebeslissing verantwoordelijke bewindsman van mening verschillen over de uitleg van de Europese rechtspraak inzake de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf. Dit leidt niet alleen tot een onverkwikkelijk openbaar debat over de toekomst van juist degenen die zich in een uitzonderlijk kwetsbare positie bevinden, maar zet ook het gratie-instituut op het spel. Indien de bewindsman geen oog meer heeft voor het in de Gratiewet vervatte evenwicht tussen rechter en administratie om de inbreuk op de machtenscheiding, die gratieverlening in feite is, te rechtvaardigen, beantwoordt het recht van gratie niet meer aan zijn doel. Dit doel is namelijk ‘ertoe bij te dragen dat door de onafhankelijke rechter opgelegde sancties in overeenstemming met eisen van rechtvaardigheid, humaniteit en doelmatigheid ten uitvoer worden gelegd’ (Memorie van toelichting Gratiewet, p. 14 en 15).
Waarborging van goed bestuur in de West
De Koninkrijksregering is krachtens het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden opgedragen te waarborgen dat de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van bestuur door de Caribische Landen worden verwezenlijkt. Deze taakstelling, die wordt aangeduid met de term waarborgfunctie, leidt sinds de vaststelling van het Statuut tot veel discussie maar weinig daadkracht. Ten onrechte. De redenen die Den Haag voor haar passieve opstelling aanvoert zijn niet steekhoudend. Bovendien kan de waarborgfunctie veel laagdrempeliger en efficiënter worden uitgeoefend dan tot op heden wordt gedacht. Een kijkje in de British Overseas Territories is wat dat betreft heel verhelderend.