Artikelen van Mies Westerveld
Tijdschrift
NJB 20 (2022)
De regeling van toedeling van zaken aan rechters
De zaakstoedeling dient met het oog op de rechterlijke onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de rechter met bijzondere waarborgen omgeven te zijn. De vraag is hoe in de Nederlandse rechterlijke organisatie die waarborgen verankerd zijn. Na lang dralen kwam in 2019 een Code zaakstoedeling tot stand. In het verlengde daarvan zijn door de gerechtsbesturen zaakstoedelingsregelingen per rechtsgebied opgesteld. De zaakstoedeling is een essentieel element in het kader van de rechterlijke onafhankelijkheid en rechterlijke onpartijdigheid. Blijkens de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dient de regeling van zaakstoedeling in de wet, afkomstig van het parlement, verankerd te zijn. In Nederland wordt een wettelijke verankering van de contouren en vormgeving van de toedeling van zaken node gemist. Ook de instanties die belast zijn met taken en bevoegdheden op het terrein van zaakstoedeling behoeven een grondslag in de wet. De vereisten voor een ‘tribunal established by law’ zijn in het geding.
Olievlek op vlek
De Fraude Signalering Voorziening (FSV) is een applicatie van de Belastingdienst waarin meldingen werden opgenomen over (vermeende) fraude en signalen. De lijst werd gebruikt voor het beoordelen van belastingaanslagen, het beoordelen van aanvragen van toeslagen en informatie-uitwisseling met andere overheidsorganisaties. Dat vermelding in de FSV vergaande gevolgen kon hebben, staat inmiddels vast. In dit artikel wordt onderzocht in hoeverre burgers rechtsbescherming genieten ten aanzien van plaatsing op de FSV-lijst en hoe die eventueel kan worden verbeterd.
Toegang tot het recht
In september 2021 stelde de toenmalige Minister voor Rechtsbescherming Sander Dekker vast dat je van de gedupeerden van de toeslagenaffaire niet kunt zeggen dat ze geen toegang tot het recht hadden. ‘Want ze kwamen uiteindelijk wel bij de Raad van State. Alleen werden ze daar in het ongelijk gesteld.’ Drie maanden later verbond journalist Folkert Jensma de volgende conclusie aan het feit dat steeds minder mensen met een rechtsprobleem een beroep doen op rechters of advocaten: ‘Toegang tot het recht is een geloofsartikel, maar de burger stemt met de voeten.’ En weer twee weken later waarschuwde de Nationale ombudsman dat het fenomeen OM-afdoening op gespannen voet staat met de toegang tot recht (zonder het) van slachtoffers. Drie sprekers, drie interpretaties, de tijd lijkt rijpt om het concept toegang tot het recht aan een nadere inspectie te onderwerpen.
Verhoging van de appelgrens in de Wet Mulder
De voorgestelde verhoging van de appelgrens in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) te verhogen van € 70 naar € 110 stuit op een aantal fundamentele bezwaren. Het is vanuit het oogpunt van rechtsbescherming onwenselijk dat als gevolg van deze verhoging (nog) meer zaken buiten de competentie van het Gerechtshof Arnhem Leeuwarden worden gebracht. In de tweede plaats vervult het hoger beroep bij dat hof een belangrijke functie vanuit het oogpunt van rechtseenheid. Tot slot valt een appelgrens van € 110 ook vanuit een rechtsvergelijkend perspectief niet te verdedigen.
Tijdschrift
NJB 1 (2022)
Onderzoeksmethoden in de rechtswetenschap
De ‘methodenstrijd’ in de rechtswetenschap kan verder worden geholpen als we erkennen dat er diverse vormen van rechtswetenschap zijn die verschillende doelen en methoden hebben. Deze bijdrage wil een verduidelijking geven van deze pluriformiteit en de verhouding tussen de verschillende vormen. Dat is niet alleen zinvol voor de interne methodologische discussie, maar kan ook helpen om de rechtswetenschappelijke arbeid tegenover andere disciplines te rechtvaardigen. Verder wordt in deze bijdrage ingegaan op nieuwe onderzoekstechnieken en op de vraag hoe deze zich verhouden tot de traditionele technieken en methoden van rechtswetenschappelijk onderzoek.
Moet de rechter voortaan rechtspreken ‘in samenwerking met de griffier’? Natuurlijk niet!
Een met breed enthousiasme ontvangen noviteit in een beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, eruit bestaande dat deze is ondertekend met een formule die suggereert dat de beschikking door de rechter ‘in samenwerking’ met de griffier is gegeven, biedt niet meer dan een schijnoplossing voor een mogelijk gebrek aan erkenning van het werk van griffiers. De formulering is echter rechtsstatelijk onjuist, heeft bovendien nadelige juridische consequenties en komt niet ten goede aan de rechtzoekenden. De formule verdient dan ook geen navolging.
Naar één Huis voor rechtshulp, geschiloplossing en berechting?
Op 23 november 2021 stuurde SP-Kamerlid Van Nispen een initiatiefnota naar de Tweede Kamer met het voorstel door het hele land heen Huizen van het Recht in te richten. Die Huizen moeten onderdak bieden aan (rechts)hulp in allerlei soorten en maten, en tevens een plek zijn waar recht kan worden gesproken. Hoewel het uitspreken van een oordeel over een initiatiefnota misschien wat voorbarig is, plaatst de auteur hier toch vast enige kanttekeningen bij.
Haken en ogen aan het kabinetsvoorstel om 2G mogelijk te maken
In deze bijdrage wordt de Tijdelijke wet differentiatie coronatoegangsbewijzen geanalyseerd. Betoogd wordt dat er veel schort aan het ingediende voorstel. Zozeer zelfs dat de vraag wordt gesteld of het niet beter kan worden ingetrokken.
Tijdschrift
NJB 19 (2021)
Civielrechtelijke sancties op oneerlijke bedingen
De civiele rechter moet het gebruik van oneerlijke bedingen ontmoedigen en daar past een strenge sanctie bij. Zoveel is duidelijk als men het recente Dexia-arrest erop naleest (gevoegde zaken C-229/19 en C-289/19). Volgens het HvJ EU strandt een subsidiair beroep op de wettelijke schaderegeling als het primair ingeroepen, van de wettelijke regeling afwijkende beding oneerlijk is bevonden. Anders dan de Hoge Raad overwoog in X/Dexia (NJ 2017/394) vervult deze regeling geen vangnetfunctie na de vernietiging van het beding. De vraag is nu: hoe ver strekt deze alles-of-niets-benadering? Wij verkennen in deze bijdrage de ratio achter de meest recente Europese uitspraak inzake de sanctionering van oneerlijke bedingen en slaan enkele voor de praktijk nuttige piketpalen. Ook bespreken wij de gevolgen van het arrest voor een breed scala aan potentieel oneerlijke bedingen zoals boeteclausules, annuleringsbedingen en vervaltermijnen. Wij sluiten af met enkele beschouwingen over de rol van de civiele rechter als handhaver van het Europees consumentenrecht.
Europese civiele dogmatiek
Als Nederlandse juristen gingen we ervan uit dat als een beding in algemene voorwaarden vernietigd wordt, het geen deel meer uitmaakt van de overeenkomst. Als een beding afwijkt van aanvullend recht en het wordt vernietigd, geldt die afwijking niet langer, zodat het aanvullend recht weer geldt. Op grond van recente Europese rechtspraak zal deze nationale civiele dogmatiek echter buiten toepassing moeten blijven. Is hier nog ruimte voor toepassing van de redelijkheid en billijkheid, in die zin dat toepassing van de regel die volgt uit dit arrest in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is?
De stelselherziening van Dekker, een eerste analyse
In november 2018 stuurt minister Dekker van Rechtsbescherming een nota naar de Tweede Kamer over een beoogd ander stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. De hervorming die in deze nota wordt aangekondigd zal in drie fasen verlopen. In de eerste twee jaar worden pilots uitgezet om de plannen te testen, de twee jaar daarna is bestemd voor ‘integratie en borging’ en in de periode 2023-2025 volgt de parlementaire afhandeling van wat nu nog een te concipiëren wetsvoorstel is. In dit artikel wordt ingegaan op het waarom en het hoe van deze operatie. Waarom wilde de minister een hervorming en hoe denkt hij deze vorm te geven? De beschrijving wordt gevolgd door een kritische bespreking van zowel doelstellingen als middelen om deze te bereiken. In het slotwoord wordt ingegaan op de vergoedingen voor de gesubsidieerde rechtsbijstand, een thema dat als een rode draad door de hervorming heen loopt.
Naar een maatschappelijke zorgplicht voor bestuurders en commissarissen bij NV’s en BV’s?
In het voorjaar van 2020 verscheen een artikel in Ondernemingsrecht waarin 25 hoogleraren de introductie van responsible corporate citizenship in de wettelijke taakopdracht van bestuurders en commissarissen van NV’s en BV’s bepleitten. Bestuurders zouden ervoor moeten zorgen dat de vennootschap op een verantwoorde wijze deelneemt aan het maatschappelijk verkeer en commissarissen zouden hier toezicht op moeten houden. Op dit voorstel is een stroom van reacties gekomen, waaronder een aantal in een recent nummer van Ondernemingsrecht (2021/6). In datzelfde nummer heeft de kopgroep (Winter, Timmerman en De Jongh) van de bovengenoemde 25 hoogleraren een antwoord gegeven op de reacties. De auteurs van dit artikel menen dat een aantal consequenties van dit voorstel nog onvoldoende doordacht is. Dit geldt bijvoorbeeld voor de verstoring van het level playing field doordat de zorgplicht geldt voor alle Nederlandse kapitaalvennootschappen, ongeacht de omvang van de vennootschap. Hierdoor zou de Nederlandse zorgplicht uit de pas lopen met aankomend Europees recht. Ook wordt de mogelijkheid verkend dat veronderstelde veronachtzamingen van de bovengenoemde zorgplicht zullen leiden tot een stroom aan procedures tegen een aansprakelijkheid van de betrokken (bestuurders en commissarissen van) nv’s en bv’s.
Tijdschrift
NJB 43 (2017)
Het ADR-systeem voor orgaanverwerving en de onaantastbaarheid van het lichaam
Volgens de Afdeling advisering van de Raad van State leidt het Actieve Donorregistratiesysteem (ADR), zoals dat door Pia Dijkstra in een initiatiefwetsvoorstel is uitgewerkt, tot aantastingen van het recht op lichamelijke integriteit. De Raad vooronderstelt echter ten onrechte dat het bezwaar dat tegen het ADR-systeem wordt ingebracht voor het nu vigerende systeem niet geldt. Daarnaast geeft de Raad een onjuiste analyse van de aard van het probleem en maakt dientengevolge ook een onjuiste inschatting van de omvang ervan. Als we goed kijken blijkt de omvang van het probleem in het ADR-systeem in het slechtste geval (in de kern is dat bij een vergelijkbaar aantal familieweigeringen) niet groter te zijn dan in het huidige. Bij een afnemend aantal familieweigeringen neemt de kans op het aantal aantastingen van de lichamelijke integriteit wel toe, maar dat effect wordt meer dan gecompenseerd door het stijgend aantal beschikbaar komende organen.
Lees het hele artikel in Navigator.
Is het totaal meer dan de som der delen?
In verband met de plannen voor een nieuw Wetboek van Strafvordering is onderzoek verricht naar het geheel van toezichtsmogelijkheden op strafvorderlijk overheidsoptreden, waarbij ook een vergelijking is gemaakt met de situatie in België. In dit artikel wordt ingegaan op de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek, waarbij de nadruk ligt op de resultaten die betrekking hebben op Nederland.
Lees het hele artikel in Navigator.
Wat doen we met het raadgevend referendum?
‘Leer eerst met referendumwet omgaan, voordat je ’m afschaft’, aldus Wim Voermans. Hij reageert daarmee op het voornemen van het nieuwe kabinet om van het raadgevend referendum af te komen. Die reactie klinkt heel redelijk en bedachtzaam. Maar voor een staatsrechtbeoefenaar (en dat is Voermans) toch een beetje te makkelijk, lijkt me.
Lees het hele artikel in Navigator.
Reactie
In zijn essay over de (meer)waarde van juristen stelt Bekkers de vraag of juristen - ‘in het bijzonder advocaten’ - profijtelijk zijn voor de samenleving en voor de burger. Alvorens tot een beantwoording te komen geeft hij een historische schets van de wijze waarop de advocatuur zich in de loop der jaren heeft ontwikkeld. Dit deel zou wat mij betreft voor elke advocaat of degene die overweegt dit te worden verplichte lesstof moeten zijn: helder, beknopt, informatief.
Lees het hele artikel in Navigator.
Naschrift
Mies Westerveld dank ik voor haar reactie. Dat het probleem dat onderzoeksinstituut HiiL signaleert ook de overheid aangaat, als bron van toename van juridische conflicten (zie sub 5 in mijn bijdrage), lijkt mij bij het zoeken naar een oplossing wél relevant.
Lees het hele artikel in Navigator.
Tijdschrift
NJB 29 (2016)
Toegang tot recht en de stelselvernieuwing rechtsbijstand II
Op 8 september aanstaande bespreekt de Tweede Kamer de voorstellen tot ‘herijking’ van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Ter voorbereiding op dit overleg heeft de Kamer een ronde tafel georganiseerd om het veld in de gelegenheid te stellen op de voorstellen te reageren. De reacties waren, zoals te verwachten viel, overwegend verontwaardigd en dan vooral met betrekking tot het voorstel een puntenmaximum in te voeren voor deelname aan het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Dat is in zoverre jammer dat er met deze herziening nog wel meer op stapel (of op het spel) staat dan dit, inderdaad wat onbekookte, ideetje. In deze bijdrage gaat de auteur in op de plannen, de reacties die ze hebben opgeroepen en uiteraard de vraag hoe nu verder. Meer in het bijzonder staat zij stil bij de vraag wat een herziening langs deze lijnen zal betekenen voor de toegang tot (het) recht.
Lees het hele artikel in Navigator.
Toetsing van wetgeving door het parlement
Toetsing aan grondrechten door het parlement staat in de belangstelling. Hoe vervult het parlement zijn toetsingstaak? En hoe kan het parlement die toetsing verbeteren? In deze bijdrage worden enkele concrete voorstellen gedaan.
Lees het hele artikel in Navigator.
Zaakstoedeling en het vleugellamme artikel 17 Grondwet
Het is opmerkelijk dat in recente bijdragen in het NJB over de toedeling van zaken onder rechters met geen woord wordt gerept over artikel 17 van de Grondwet. Dat artikel, dat bepaalt dat niemand tegen zijn wil kan worden afgehouden van de rechter die de wet hem toekent, is echter wel degelijk van belang voor de in die bijdragen aangesneden problematiek.
Lees het hele artikel in Navigator.
Semipublieke instellingen en de Wet open overheid
Het initiatiefwetsvoorstel Wet open overheid (Woo) is onlangs aangenomen door de Tweede Kamer. Een belangrijk aspect van dat voorstel dat moet leiden tot vervanging van de WOB is dat het voorziet in de mogelijkheid om semi-publieke instellingen onder het bereik van de wet te brengen. Dit artikel beoogt enerzijds een ontsluiting van de regeling voor semipublieke instellingen in de Woo en anderzijds een normatieve beoordeling van die regeling, met name vanuit wetstechnisch perspectief. Belangrijke vragen zijn in hoeverre de Woo oplossingen biedt voor de knelpunten in de WOB en hoe die knelpunten ook met de WOB zelf zouden kunnen worden opgelost, mocht het voorstel het in de Eerste Kamer niet halen.
Lees het hele artikel in Navigator.
Onteigenen met de Omgevingswet
In NJB 2016/1393 gaat Jacques Sluysmans in op de ontwerptekst voor de Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet. Net als bij de beoogde aanvullingen voor onderwerpen als geluid en bodem, is het doel van die tekst om een nog niet in de Omgevingswet geregeld onderwerp aan de wet toe te voegen. Bij een groot project als dat van de Omgevingswet is het werken met aanvullingen wel begrijpelijk. Alleen al vanwege de omvang is het wijs dat eerst een meer algemeen raamwerk is opgesteld en dat vervolgens bijzondere onderdelen worden aangep(l)akt.
Lees het hele artikel in Navigator.
Tijdschrift
NJB 29 (2015)
De Nieuwe zaaksbehandeling in het bestuursrecht in de praktijk
Sinds ruim drie jaar worden in het bestuursrecht zaken afgedaan met toepassing van de Nieuwe zaaksbehandeling. Die houdt in dat de rechter zo snel mogelijk na binnenkomst van het beroep met partijen ter zitting bespreekt hoe hun zaak het beste kan worden aangepakt. De rechter beperkt zich niet tot een strikt juridische benadering van de zaak, maar is ook geïnteresseerd in het eventuele achterliggende conflict tussen partijen. De Nieuwe zaaksbehandeling is er op gericht dat zaken sneller worden afgedaan en vaker leiden tot een uitkomst die recht doet aan de belangen van de bij de procedure betrokken partijen. Hoe werkt de Nieuwe zaaksbehandeling in de praktijk? En hoe tevreden zijn partijen over de manier waarop de rechter hun zaak behandelt? In deze bijdrage doen wij verslag van onderzoek dat naar de praktijk van de Nieuwe zaaksbehandeling is verricht.
Bemiddeling in strafzaken in Maastricht II
Voorkomen moet worden dat betere theorieën slechte(re) praktijken voortbrengen; herstelrecht zou niet met méér recidive moeten samengaan dan strafrecht. Vanuit die gedachte is empirisch onderzoek verricht naar de recidive van daders na hun deelname aan bemiddeling in strafzaken in Maastricht. In deze bijdrage worden de uitkomsten van dit onderzoek gepresenteerd. Uit het onderzoek blijkt onder meer dat daders met wie is bemiddeld, significant minder recidiveren dan daders die in het reguliere strafrechtelijke afdoeningstraject terecht zijn gekomen. De onderzoeksresultaten brengen de onderschrijving van de hypothese dat bemiddeling een gunstige invloed kan hebben op de recidive van deelnemende daders een stukje dichterbij.
Toegang tot Beschermingsrecht
Met veel belangstelling en instemming heb ik de analyse en de daarop gevolgde aanbevelingen gelezen van wat ik maar de Denktank HiiL zal noemen (NJB 2015/1322, afl. 27, p. 1816-1820) om de toegang tot recht te verbeteren. Hulde aan de initiatiefnemers die precies op het juiste moment met bruikbare voorstellen tot vernieuwing en verbetering komen. Moge de Commissie Wolfsen en in haar kielzog de politiek hun voordeel doen met wat hier aan verbeterslagen wordt voorgesteld.
Reactie op: ‘Zes Suggesties voor Verbetering van de Toegang tot Recht’
Het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand staat ter discussie, want het is kostbaar en de vraag is of het wel effectief is. De juridische professie biedt dure ‘papieren’ diensten aan die gemakkelijk via IT gestandaardiseerd en verbeterd kunnen worden, wat op den duur een bedreiging is voor de legitimiteit van de juridische ordening.
Naschrift
Allereerst willen we, namens de 24 ondertekenaars, Marleen van Geffen (hierna MvG) en Mies Westerveld (MW) van harte danken voor hun uitgebreide reactie en voor de aanvullingen die ze suggereren. Beide reacties stralen zowel een grote rechtsstatelijke ambitie uit als nieuwsgierigheid naar nieuwe en betere wegen om die te verwezenlijken.
Tijdschrift
NJB 12 (2015)
Dataretentie
Op 11 maart 2015 stelde de kortgedingrechter in Den Haag de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens buiten werking. Aanleiding hiervoor was de uitspraak van het Hof van Justitie in de gevoegde zaken Digital Rights Ireland en Seitlinger, waarin de Dataretentierichtlijn de richtlijn waarvan de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens de implementatie vormde wegens strijd met artikel 7 en 8 van het Grondrechtenhandvest van de EU ongeldig werd verklaard. Eind 2014 is reeds een conceptwetsvoorstel opgesteld dat strekt tot partiële wijziging van de toepasselijke wettelijke bepalingen in de Telecommunicatiewet en het Wetboek van Strafvordering. In de tussentijd gold tot nu de oude wetgeving. In deze bijdrage wordt ingegaan op de vraag in hoeverre het conceptwetsvoorstel tegemoetkomt aan de kritiek die het Hof van Justitie op de richtlijn uitte. Daarnaast is er aandacht voor de vraag wat de vernietiging van de richtlijn betekent voor de strafrechtspraktijk, zolang er nog geen nieuwe wetgeving met betrekking tot het bewaren van verkeersgegevens is.
Het schooladvies
Is het schooladvies van de basisschool voor zowel leerling als middelbare school inderdaad zo bindend als de staatssecretaris en de Onderwijsinspectie verkondigen? In de wet staat slechts dat de toelating van een leerling tot het voortgezet onderwijs wordt ‘gebaseerd’ op het schooladvies van de basisschool. Afgaande op de letterlijke wettekst en daarnaast de systematiek van de wet en de parlementaire geschiedenis, kunnen er op z’n minst serieuze vraagtekens bij worden geplaatst.
Toezicht op vrijheidsbeneming in Nederland
Het door het Optioneel Protocol bij het VN Anti-folterverdrag vereiste Nationaal Preventief Mechanisme (NPM) komt in Nederland niet goed van de grond. Dit komt onder andere door de meervoudige structuur waarvoor is gekozen en de relatie van de als NPM aangewezen instanties met het Ministerie van VenJ. Deze instanties en de toehoorders bij het NPM-overleg verschillen bovendien fundamenteel van mening over hoe het Protocol moet worden uitgelegd. Het algehele disfunctioneren van het Nederlandse NPM was voor de Nationale ombudsman al reden om zich uit het overleg terug te trekken. Om de huidige impasse te doorbreken zijn ingrijpende veranderingen in de Nederlandse NPM-structuur noodzakelijk.
Het CBb en ‘Der digitale Taxi-Krieg’
UberPOP, de taxidienst die stelt zich te baseren op het moderne idee van een shared economy en een mobiliteitsoplossing te bieden met een positief effect op leefbaarheid, milieu en energieverbruik, confronteert ons in werkelijkheid met de vraag of we in staat zijn on demand-werkers te beschermen tegen basale sociale risico’s als uitbuiting en onzekere beloning. Het verwijt van kartelvorming is eerder van toepassing op megabedrijven als Google en Uber dan op zelfstandig werkende taxichauffeurs die de samenwerking zoeken om te voorkomen dat ze voor een hongerloon moeten werken.
Reacties op het essay van Paul Cliteur
Blog
Het CBb en ‘Der digitale Taxi-Krieg’
De internetindustrie confronteert ons met de vraag of we in staat zijn on demand werkers te beschermen tegen basale sociale risico’s als uitbuiting en onzekere beloning.