Artikelen van Merel Hendrickx
Tijdschrift
NJB 40 (2024)
De WAMCA: inperking van de toegang tot de civiele rechter voor belangenorganisaties in ideële acties?
Met de invoering van de Wet Afwikkeling Massaschade in Collectieve Actie (WAMCA) in 2020 werd het instellen van een collectieve schadevergoedingsactie mogelijk. Tegelijkertijd bracht de WAMCA grote veranderingen in de ontvankelijkheidseisen voor de ‘klassieke’ artikel 3:305a-acties: ideële acties waarin geen schadevergoeding wordt gevorderd. In deze bijdrage wordt het rechtsstatelijk belang van ideële acties benadrukt en wordt in het licht van de aankomende wetsevaluatie en de politieke druk waaronder ideële acties momenteel staan, onderzocht of, en zo ja, welke obstakels de WAMCA heeft gecreëerd in de ontvankelijkheidsfase van deze acties.
De mediationclausule: balanceren tussen vrijwilligheid en pacta sunt servanda
Kan een door partijen in een overeenkomst opgenomen mediationclausule diezelfde partijen verplichten hun conflict aan mediation te onderwerpen? Dat was lang een open vraag. In juli van dit jaar hakte de Hoge Raad, voorafgegaan door een uitgebreide conclusie van A-G De Bock, de knoop door. Ja, het is volgens de Hoge Raad ‘mogelijk dat een mediationclausule partijen verplicht mediation te beproeven voordat zij in rechte (of in arbitrage) een procedure aanhangig maken.’ Of de clausule in het concrete geval die verplichting inderdaad meebrengt en zo ja, wat de reikwijdte is van die verplichting, is dan weer een kwestie van uitleg. In dit artikel worden de conclusie van De Bock en het arrest van de Hoge Raad en de betekenis hiervan voor de praktijk besproken en geven auteurs hun visie op deze kwestie.
‘Vast, tenzij’-praktijk dwingt tot aanpassing van de wettelijke gronden voor voorlopige hechtenis in het nieuwe wetboek
Recent werden in dit tijdschrift (NJB 2024/2011, afl. 31) voorstellen gedaan om de in de praktijk gegroeide grondhouding van ‘vast, tenzij’ bij de toepassing van de voorlopige hechtenis om te buigen. In deze bijdrage wordt onderzocht welke rol de wetgever daarin kan en moet spelen, met het oog op de in het nieuwe wetboek gecodificeerde onschuldpresumptie.