Artikelen van Martha Roggenkamp
Tijdschrift
NJB 26 (2015)
Regulering van de aardgaswinning in Groningen
Recente ontwikkelingen rondom het Groningengasveld tonen de noodzaak aan van een heroverweging van het bestaande reguleringskader. De Mijnbouwwet zal op een aantal relevante onderdelen moeten worden aangepast. Dit betreft om te beginnen de positie en de belangen van de betrokken burgers. Het lijkt daarnaast evident om in dit kader ook nog eens naar de rol van de Technische Commissie Bodembeweging te kijken, die juist werd ingesteld om de belangen van de burger bij de olie- en gaswinning te behartigen. Ook wordt aanbevolen om de rol en aard van het winningsplan nog eens onder ogenschouw te nemen. Recente ervaringen hebben bovendien wederom aangetoond dat onafhankelijk toezicht cruciaal is bij het gehele proces van checks and balances. Wettelijke verankering van de onafhankelijkheid van het Staatstoezicht op de Mijnen is in dat kader noodzakelijk.
Gaswinning en het recht op veiligheid
Bij het beoordelen van het winningsplan dient de minister eerst de vraag te beantwoorden of het winningstempo en de winningswijze alsmede de door de NAM met het oog op de veiligheid voorgestelde maatregelen voldoen aan de minimale Europeesrechtelijke maatstaven. Waarborgt het winningsplan het recht op leven niet of onvoldoende, dan dient de minister niet met het ongewijzigde plan in te stemmen. Het recht op leven is niet ‘afkoopbaar’ met een schadevergoeding. Dat is tot nu toe wel de benaderingswijze van de minister geweest.
Aansprakelijkheid van de mijnbouwexploitant
Mijnbouw in Nederland heeft een lange traditie en begint niet bij Slochteren. Ook de schadevergoeding als gevolg van mijnbouw kent een lange traditie. De Mijnwet 1810 (Napoleon) kende een absolute aansprakelijkheid van de mijnbouwexploitant voor de schade die de huiseigenaar daardoor leed (artikel 15). In 2003 was de Mijnwet van 1810 nadat zij twee keer was aangepast rijp om te worden vervangen. Bij de totstandkoming werd lang gesproken over de omkering van de bewijslast, maar uiteindelijk koos de wetgever hier niet voor. Nu ligt er een initiatief van een tweetal Kamerleden in de vorm van een amendement op de Mijnbouwwet, dat reeds in de Tweede Kamer werd aangenomen. Is dat nodig, verstandig, lost het problemen op? Naast de causaliteitskwestie wordt in deze bijdrage (kort) ingegaan op de vraag onder welke omstandigheden de kosten die gepaard gaan met preventieve maatregelen op de exploitant kunnen worden verhaald.
Geldt het Burgerlijk Wetboek nog in Groningen?
De NAM heeft eenzijdig allerlei schaderegelingen in het leven geroepen en wil slechts op die basis schade vergoeden. Waar deze regelingen afwijken van het Burgerlijk Wetboek wordt dit de facto terzijde geschoven wanneer op die basis wordt afgewikkeld. Toetsing door de rechter van deze regelingen in individuele procedures of collectieves acties is van belang. In deze bijdrage staat de vraag centraal onder welke voorwaarden recht bestaat op vergoeding van de waardevermindering van onroerende goed. Voor beantwoording van deze vraag is gekozen vanwege de omvang van de op het spel staande financiële belangen en de actualiteit ervan, er is namelijk terzake een procedure aanhangig. De voorwaarden van de regeling van de NAM (par. 1) worden getoetst aan de regels van het schadevergoedingsrecht (par. 2). Paragraaf 3 bevat enkele slotoverwegingen.
Aansprakelijkheid voor aardbevingsschade vanuit rechtseconomisch perspectief
Vanuit rechtseconomisch perspectief kan worden gesteld dat voor een correcte internalisering van de aardbevingskosten de maximale variant van schadecompensatie nodig is. Deze vorm leidt ertoe dat alle relevante toekomstige aardbevingskosten worden vergoed. Tevens ontstaat daardoor een economisch correcte prikkel voor bij de winning en exploitatie betrokken partijen om de totale (maatschappelijke) kosten in ogenschouw te nemen. Deze vorm van compensatie geeft aan burgers het belangrijke signaal af dat zij hun belangen gerespecteerd weten.