Artikelen van Maarten Feteris
Tijdschrift
NJB 35 (2024)
Zorgt de wet Holocaustontkenning voor onwenselijke discussies in de rechtszaal?
Uitingen waarmee internationale misdrijven worden vergoelijkt, ontkend of verregaand gebagatelliseerd, kunnen kwalificeren als vormen van racisme en vreemdelingenhaat. Het is daarom belangrijk dat het Nederlandse juridisch kader over de strafbaarheid van deze uitingen onlangs werd verduidelijkt. Mede vanwege de summiere parlementaire geschiedenis, zorgt het nieuwe artikel 137c lid 2 Sr behalve voor verduidelijking echter ook voor veel nieuwe vragen. Bij uitingen die bepaalde historische of recentere geopolitieke gebeurtenissen vergoelijken of die dergelijke gebeurtenissen ontkennen of verregaand bagatelliseren, kunnen discussies in de rechtszaal ontstaan die eigenlijk niet thuishoren in strafprocedures over uitingsdelicten.
Zelfredzaamheid als juridische fictie?
Gedupeerde ouders in de kinderopvangtoeslagaffaire kregen moeilijk toegang tot gesubsidieerde rechtsbijstand. Aanvragen voor rechtsbijstand in de bezwaarfase in kinderopvangtoeslagzaken werden afgewezen omdat burgers hierbij geacht worden zelfredzaam te zijn. Zelfredzaamheid functioneert in deze situatie als juridische fictie; een juridische realiteit die niet noodzakelijkerwijs is gestoeld op een empirische basis. Dit artikel laat zien dat deze juridische fictie van zelfredzaamheid de mogelijkheden van zowel sociaal advocaten als eerstelijns rechtshulpverleners om gedupeerden daadwerkelijk terzijde te staan sterk beperkt. Een kritische blik op de normatieve keuzes die schuilgaan achter concepten als zelfredzaamheid en de vertaling hiervan naar instructies voor de uitvoeringspraktijk is dus noodzakelijk om kwetsbare burgers de nodige rechtsbescherming te bieden.
De rol van de Ombudsman in tijden van ontstatelijking
Steeds vaker gaan overheden een publiek-private samenwerking aan of richten zij privaatrechtelijke rechtspersonen op om publiek geld te alloceren. Wanneer een publieke taak niet door de overheid zelf, maar door een private partij wordt uitgevoerd kan een discrepantie in rechtsbescherming ontstaan. De inzet van private partijen bij de uitvoering van publieke taken is dus niet zonder gevolgen en het is de burger die hiervan de consequenties ondervindt nu de rechtsbescherming van die burger er op achteruit gaat wanneer een private partij, die niet kan worden aangemerkt als bestuursorgaan, een publieke taak uitvoert. Als in ieder geval de ombudsman wettelijk bevoegd zou zijn om te oordelen over private partijen die als doorgeefluik van de overheid publieke gelden verstrekken zou dat al enig soelaas bieden.
Samenwerking en rechtseenheid tussen de hoogste bestuursrechters in Nederland
Voor rechtseenheid is het van belang dat de hoogste rechters de regels die zij moeten toepassen zoveel mogelijk op dezelfde manier uitleggen. Dat vergt samenwerking in enige vorm. Hoe gaat dat in Nederland in zijn werk?
Wet Voltooid Leven
In dit blad is in het artikel ‘Wet voltooid leven bedreigt bestaande euthanasiepraktijk’ (NJB 2024/1127, afl. 18) door prof. Aart Hendriks kritiek geuit op het initiatiefwetsvoorstel Voltooid Leven. D66 beoogt met dat voorstel een waardige manier van regie over het eigen leven vorm te geven. In het stuk van Hendriks staan meerdere punten die niet een volledige weergave van de feiten geven, mede omdat er verwezen wordt naar de – juridisch zwak onderbouwde – reactie van de KNMG. Hendriks trekt de conclusie dat het voorstel– mede gelet op juridische tekortkomingen – niet anders kan worden aangeduid dan als ‘broddelwerk’. Niet terecht, zo wordt hier betoogd.
Tijdschrift
NJB 39 (2020)
Hoog spel in Karlsruhe
De uitspraak van het Bundesverfassungsgericht over het PSPP-programma van de ECB is een primeur: voor het eerst in zijn bestaan heeft het constitutionele hof van de grootste lidstaat van de Unie een arrest van het Hof van Justitie naast zich neergelegd. Daarmee speelt het hoog spel. Het verbaast daarom dat het Duitse Constitutionele Hof zijn ultra vires-oordeel voorziet van een zeer wankele basis. Zijn begrip van proportionaliteit is allesbehalve overtuigend. De daarop gebaseerde kwalificatie van de uitspraak van het Hof van Justitie als ‘methodologisch onbegrijpelijk’ en ‘objectief arbitrair’ is dat evenmin. Nu de lat voor een ultra vires-kwalificatie zo laag ligt, is het bovendien aannemelijk dat in Karlsruhe vaker pogingen zullen worden ondernomen om uitspraken van het Hof van Justitie aan te vechten. Dat valt moeilijk te rijmen met de door het Constitutionele Hof geprezen openheid van de Duitse grondwet voor Europees recht.
Parlementaire betrokkenheid in de tijdelijke Coronawet
Bij de totstandkoming van de Coronawet is in de Tweede Kamer veel te doen geweest over de parlementaire betrokkenheid bij de maatregelen ter bestrijding van het coronavirus. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een vetorecht voor de Tweede Kamer ten aanzien van ministeriële regelingen die op grond van deze wet getroffen worden. Bij nadere beschouwing blijkt dit vetorecht een vanuit staatsrechtelijk oogpunt bezien wangedrocht.
Rechtseenheid en rechtsvorming als gezamenlijke verantwoordelijkheid van hoogste rechters
Na zes jaar presidentschap is het tijd voor een terugblik. Bij de aanvaarding van dit ambt heb ik zes jaar geleden in mijn installatierede een aantal onderwerpen genoemd die in het bijzonder onze aandacht verdienden. Zo heb ik toen gepleit voor een open houding naar de samenleving. Als hoogste rechter neemt de Hoge Raad immers regelmatig beslissingen die van maatschappelijk belang zijn, die in de samenleving toegepast moeten worden en door de betrokken mensen dus begrepen en gerespecteerd moeten worden. Daarbij past dat de Raad, ook al is hij een hoog rechterlijk college, zich niet verheven en heel plechtig opstelt.
Tijdschrift
NJB 6 (2018)
Kijken in de keuken van de Hoge Raad
De machine van artikel 80a RO raakt steeds beter geolied. Deze bijdrage strekt tot doel inzicht te verschaffen in de wijze waarop de selectie aan de poort op grond van dat artikel is vormgegeven en of die benadering voldoet aan de wensen van de wetgever. Kansloze en soms minder kansloze klachten worden, in de regel zonder conclusie van de advocaat-generaal en zonder een op de klacht toegesneden motivering, aan de poort geweerd. De verdachte hoeft niet bang te zijn dat naar zijn klachten niet serieus wordt gekeken, al blijft een gemotiveerde reactie van de Hoge Raad op zijn klachten steeds vaker uit. Naast onterecht voorgestelde klachten bestaat ook de categorie terecht voorgestelde klachten die niet tot cassatie leiden, omdat het belang bij cassatie in de ogen van de Hoge Raad evident ontbreekt. De Hoge Raad stelt het belang bij cassatie in de procedure meer en meer centraal. Het is de vraag of dat is wat de wetgever met deze regeling heeft beoogd. Door deze gang van zaken is de rechtsbescherming niet verdwenen, maar is zij wel ‘wat op het tweede plan geraakt’.
Versterking van de Franse cassatierechtspraak
Frankrijk heeft een lange traditie van cassatierechtspraak, langer dan enig ander land, en verandering van zo’n lange traditie is niet gemakkelijk. De procedure voor de Franse Cour de Cassation is ook inspiratiebron geweest voor onze cassatieprocedure. In Nederland hebben we de afgelopen decennia al wel de nodige ontwikkelingen gehad: arresten worden uitgebreider gemotiveerd en er wordt meer nadruk gelegd op rechtsvorming. Daarmee gaat gepaard dat de Hoge Raad minder tijd besteedt aan de afdoening van ongegronde beroepen die niet van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Een vergelijkbare ontwikkeling doet zich voor bij het Franse Hof van Cassatie. Dat wil moderniseringen doorvoeren om zijn gezag en maatschappelijke betekenis te versterken. De Commission de réflexion sur la réforme de la Cour de Cassation heeft voorjaar 2017 rapport uitgebracht. Enkele onderwerpen daaruit die voor Nederland het meest interessant zijn worden uitgelicht.
Lees het hele artikel in Navigator.
En de apotheker dan?
Om te kunnen voldoen aan de wettelijke eis van medisch zorgvuldige uitvoering van euthanasie is een arts afhankelijk van verstrekking van euthanatica door een apotheker. Een apotheker kan daar moeite mee hebben en dat kan een arts vervelend vinden. Maar de arts die om euthanatica verzoekt, vraagt de apotheker wel om iets bijzonders. Zo’n arts moet beseffen dat ook van de apotheker geen normaal-professioneel handelen gevraagd wordt. Helaas is ook bij de laatste evaluatie van de Wtl verzuimd om naar de verhouding tussen artsen en apothekers te kijken, terwijl er voldoende redenen zijn om deze toch eens goed te bezien.
Lees het hele artikel in Navigator.
De Coöperatie Laatste Wil
Artikel 294 lid 2 Sr stelt: ‘hij die opzettelijk een ander bij zelfdoding behulpzaam is of hem de middelen daartoe verschaft, wordt, indien de zelfdoding volgt, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie’. Past deze delictsomschrijving niet naadloos op de door de Coöperatie Laatste Wil met veel publiciteit aangekondigde terbeschikkingstelling van een dodelijk middel aan haar leden? Niet-strafbare hulp bij zelfdoding is op grond van jurisprudentie mogelijk, maar het voorstel van het CLW-bestuur betekent dat geselecteerde leden van de coöperatie op instigatie van het bestuur precies dátgene gaan doen wat de Hoge Raad in het Hilarius-arrest heeft benoemd als strafbare hulp bij zelfdoding.
Lees het hele artikel in Navigator.
Tijdschrift
NJB 44 (2016)
Bezwaarbehandeling door de overheid anno 2016
De Awb-wetgever heeft de bezwaarprocedure bedoeld als informele en oplossingsgerichte geschilbeslechtingsprocedure. Ook volgens de best practices die zijn geformuleerd in de door het Ministerie van BZK uitgegeven handleiding Professioneel behandelen van bezwaren moet de bezwaarbehandeling primair gericht zijn op het naar tevredenheid van de bezwaarmaker oplossen van het geschil. In het verleden bleek de wijze waarop bestuursorganen bezwaren behandelden zelden overeen te komen met dit ideaal. In hoeverre was dit anno 2016 wel het geval?
Lees het hele artikel in Navigator.
De taal van procederende advocaten
Dit artikel, dat een bewerking is van een lezing gehouden op het Jonge Balie Congres, richt zich tot de (jonge) advocatuur en geeft vanuit het oogpunt van de rechter een aantal gedachten en tips mee die kunnen helpen bij het overtuigen van een rechter. Daarbij wordt ingegaan op het gebruik van plechtige of ingewikkelde taal, de lengte van pleidooien en het kleineren van de tegenstander.
Lees het hele artikel in Navigator.
Hof van Justitie neemt motiveringsplicht aan bij het niet-stellen van prejudiciële vragen
De Europese rechtspraak over de betekenis en reikwijdte van de prejudiciële verwijzingsplicht is in ontwikkeling. In het arrest Association France Nature Environnement heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie voor het eerst uitgesproken dat een hoogste rechter onder omstandigheden bij niet-prejudicieel verwijzen uitvoerig dient te motiveren waarom redelijkerwijs geen twijfel bestaat over de juiste toepassing van het Unierecht. Auteurs betogen dat de in dit arrest geformuleerde motiveringsplicht een bredere betekenis heeft, omdat uit de overwegingen van het Hof kan worden afgeleid dat een plicht bestaat om bij beslissingen over fundamentele regels van Unierecht uitvoerig te motiveren waarom geen twijfel bestaat over de juiste uitleg daarvan.
Lees het hele artikel in Navigator.
De zaak Anneke Beekman
Het Joodse meisje Anneke Beekman werd in de oorlog wees en daardoor bleven na afloop van de oorlog de katholieke zusters waar zij door haar ouders op tijd was ondergebracht als pleegouders voor haar zorgen. De Commissie voor Oorlogspleegkinderen was van mening dat het Joodse meisje in een Joods gezin moest worden opgevoed en voerde een jarenlange strijd met de zusters om de voogdij van Anneke. De hogere rechters gaven de Commissie gelijk. Hoe zouden de uitspraken van het gerechtshof in 1948 en die van de Hoge Raad in 1949 in deze zaak bezien moeten worden in het licht van het (pas later in werking getreden) Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens?
Lees het hele artikel in Navigator.
Is een dagvaarding een procesinleiding?
Per 9 juli 2016 is de nieuwe KEI-wetgeving vastgesteld, bestaande uit een pakket van vier wetten. De inwerkingtreding is tot op heden niet officieel aangekondigd.3 Wel is informeel al aangegeven dat de eerste zaken per 1 februari 2017 onder KEI-Rv zouden vallen, terwijl er een langdurige overgangsfase is die minstens tot 2019 zal lopen.4 Zolang duurt het dus voordat alle zaken onder KEI-Rv zullen vallen. In de tussenliggende periode moet voor een deel van de procedures en/of gerechten volgens KEI-Rv worden geprocedeerd, terwijl voor het resterende deel de regels van het huidig Rv nog moeten worden gevolgd. Dit leidt tot de curieuze, en vanuit wetstechnisch oogpunt tamelijk twijfelachtige situatie dat er twee geldende wetteksten voor het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn.
Lees het hele artikel in Navigator.