Artikelen van Leon Trapman
Blog
De Wet op de politieke partijen: een eerste blik
Het conceptvoorstel voor de Wpp adresseert een aantal gebreken in de bestaande regels omtrent politieke partijen. Minder voor de hand liggend zijn de regels die sterk leunen op het belang van transparantie.


TijdschriftNJB 6 (2023)
De Wet op de politieke partijen
Het conceptvoorstel voor de Wet op de politieke partijen adresseert een aantal gebreken in de bestaande regels omtrent politieke partijen. Decentrale politieke partijen moeten nu ook gesubsidieerd gaan worden, zij moeten transparantie gaan betrachten over ontvangen donaties en er komt een onafhankelijke toezichthouder. Bij de beoogde vormgeving van de regels op dit gebied zijn weliswaar enkele kanttekeningen te plaatsen, maar de aangekondigde stappen zijn in beginsel welkom. Datzelfde geldt voor de nieuwe regeling omtrent het partijverbod, die voorziet in een specifiekere verbodsgrondslag dan het onbepaalde openbare ordebegrip van artikel 2:20 BW. Minder voor de hand liggend zijn de overige regels die sterk leunen op het belang van transparantie. Blijkens het voorstel moet de kiezer zijn keuze niet langer ‘slechts’ kunnen baseren op de standpunten van partijen en hun financiële integriteit, zoals nu het geval is, maar moet hij daarbij ook de interne partijstructuur en de wijze van campagnevoering in ogenschouw kunnen nemen.
De Wet op de politieke partijen, de democratie en het partijverbod
In een nieuwe Wet op de politieke partijen moet het volgens het kabinet makkelijker worden gemaakt een partijverbod op te leggen. Maar de regeling van het partijverbod in de voorgestelde wet verzamelt in een veel te breed lijstje elementen van zaken die met democratie worden geassocieerd. Wat we moeten doen, is teruggaan naar de kern van democratie. Die kern ligt in het kunnen kiezen en het kunnen wegsturen van leiders.
Verbod ondemocratische politieke partijen is wenselijk en vooral noodzakelijk
Uiteraard dient men terughoudend te zijn met partijverboden. Vrije politieke vereniging speelt een cruciale rol in het democratische proces, ook wanneer politieke partijen uitingen doen die als beledigend of choquerend worden ervaren. Maar uit bestendige (inter-)nationale rechtspraak volgt dat ondemocratische partijen zich niet kunnen beroepen op de bescherming van artikel 9, 10 of 11 EVRM wanneer zij door hun handelen, programma of ideologie en uitlatingen een bedreiging vormen voor de democratische rechtsstaat. De paradox van de vrijheid in een democratie brengt met zich mee dat juist ter bescherming van de vrijheden van de democratische rechtsstaat het soms noodzakelijk is om die vrijheden te beperken. Die gedachte is zo oud als de moderne rechtsstaat.
Partijverbod? Geen verkiezingsdeelname!
De beoogde Wet op de politieke partijen creëert de mogelijkheid een partij te verbieden om te voorkomen dat met democratische middelen de democratie wordt ondermijnd of afgeschaft. Het wetsvoorstel ziet echter een minder zware maar toch ook effectieve maatregel over het hoofd.

TijdschriftNJB 30 (2022)
Van accentverschuiving naar stelselwijziging
Het kabinet wil binnenkort het voorstel Tijdelijke wet onderzoeken AIVD en MIVD naar landen met een offensief cyberprogramma aanhangig maken bij de Tweede Kamer. Deze ‘Cyberwet’ is nogal complex. Dit artikel gaat in op de mogelijke gevolgen van de Cyberwet voor het stelsel van toezicht op de AIVD en de MIVD. Daarbij worden ook de hoofdlijnen van de voornaamste wijzigingen in de bevoegdhedennormering uiteengezet. De beoogde wijzigingen zijn ingrijpend en faciliteren het gewenste dynamisch toezicht, maar leiden ook tot een zeer ingewikkelde toezichtconstellatie. Onder de streep ontstaan er méér toezichtarrangementen en méér mogelijkheden voor de toezichthouders om direct te interveniëren in operaties van de diensten. Dit alles behelst een substantiële stelselwijziging waarbij het maar de vraag is of het kabinet met dit wetsvoorstel gaat bereiken wat het voor ogen heeft.
Online verkiezingscampagnes, transparantie en de EU
De Europese Commissie wil met de Transparantieverordening (micro)targeting in politieke campagnes tegengaan. De voorgestelde maatregelen vormen echter een sterke beperking op de vrijheid van meningsuiting. Het stellen van regels voor nationale politieke partijen is verder een nationale bevoegdheid. Het waarborgen van de interne markt rechtvaardigt een dergelijke vergaande inmenging met het nationale verkiezingsverloop niet. Door partijen te verplichten al hun advertenties op een centraal platform te publiceren, kan het debat worden gestimuleerd en versplintering van campagnes worden tegengegaan.
Intrekking van de Nederlandse nationaliteit
Niet alleen bij de belastingdienst of andere uitvoerende instanties of de rechterlijke macht is sprake van institutioneel racisme, maar ook bij de wetgever. De Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) bepaalt dat de minister de Nederlandse nationaliteit kan intrekken van personen die zich schuldig maken aan met terrorisme samenhangende misdrijven. Door die intrekking mag echter geen staatloosheid ontstaan. Mensen die hetzelfde schadelijke gedrag vertonen worden dus verschillend behandeld al naar gelang ze enkelvoudig Nederlanderschap bezitten of een dubbele nationaliteit dragen.
Kansen voor de weerbare rechtsstaat in het constitutionele landschap post-Brexit
Ook in het Verenigd Koninkrijk lijkt een proces van democratic backsliding gaande te zijn. Door de soevereiniteit van het Britse Parlement en het ontbreken van een geschreven grondwet, lijkt het alsof alleen de politiek zelf dit proces nog kan stopzetten, maar ook binnen het constitutionele landschap van het VK zijn er remedies. Zo kunnen rechters zich weerbaar opstellen via rechterlijke interpretatie en de common law.

TijdschriftNJB 5 (2021)
De handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK
Deze bijdrage geeft een eerste overzicht van de zwaarbevochten handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen het VK en de EU in de context van de al vierenhalf jaar durende Brexit-saga. Samen met het terugtrekkingsakkoord hebben de betrekkingen tussen de EU en VK nu een nieuw fundament – gegoten uit het oude cement van internationaal publieksrecht. De overeenkomst slaagt erin zowel de rode lijnen van de partijen te respecteren als de maalstromen van een no-deal te omzeilen. Dat dit in een turbulent politiek klimaat is gelukt, is zeker voor een groot deel aan de volharding van de onderhandelingsteams van beide partijen te danken. Desalniettemin wordt op de honderden bladzijden van het akkoord keer op keer duidelijk dat het hier om een document gaat dat de schade van desintegratie regelt in plaats van de partijen hechter naar elkaar toe te laten groeien.
Over briefstemmen en volmachten
Dat er maatregelen genomen worden om mensen ook in coronatijd voldoende in staat te stellen hun stem te kunnen uitbrengen, is alleszins verdedigbaar. Of daarbij, gezien de gevaren voor de stemvrijheid, dan alle sluizen open moeten, valt echter te betwisten. Met de uitbreiding van de briefstemregeling én de volmachtregeling neemt de wetgever tamelijk rigoureuze maatregelen die de stemvrijheid onder druk zetten. Daar komt bij dat de regering de wijzigingen onvoldoende kan motiveren. Van een ‘dringende noodzaak’ om de briefstemregeling uit te breiden is niet gebleken en ook de stelling dat de normale volmachtregeling geen uitkomst biedt, is niet overtuigend onderbouwd.
Kinderopvangtoeslagaffaire
In plaats van elkaar achteraf de maat te nemen naar aanleiding van de kinderopvangtoeslagaffaire, is het verstandiger om de energie van de wetgever, het bestuur, de rechter en de wetenschap te besteden aan hoe het beter kan. In dit artikel wordt onderbouwd dat de Afdeling bestuursrechtspraak voor de strenge interpretatie van de kinderopvangtoeslagwetgeving heeft kunnen kiezen, al was dat met de kennis van nu geen gelukkige keuze. In het tweede deel van de bijdrage wordt gereflecteerd op de verhouding wetgeving en bestuursrechtspraak, en welke rol de wetenschap hierin zou kunnen spelen.
Ik was het niet, ik was het niet, het was de wetgever!
De tekst noch de wetsgeschiedenis van artikel 26 Awir dwongen in de relevante periode inzake de 100%-terugvorderingsplicht tot de interpretatie die de Afdeling steeds heeft gevolgd en nog steeds aanhangt. Zij gaven juist aanleiding tot de tegengestelde interpretatie: bij de terugvorderingsbevoegdheid bestond beleidsruimte. Het a contrario-argument van het ontbreken van een hardheidsclausule kon daar niet aan afdoen, omdat een hardheidsclausule gezien de tekst en wetsgeschiedenis helemaal niet nodig was.
Ook gij, Raad voor de rechtspraak!
Aan de slachtoffers van de gevolgen van de toeslagenwetgeving is een zekere – en belangrijke – mate van rechtsbescherming onthouden, omdat de bestuursrechter het anders te druk zou krijgen. Wat de vraag oproept of het, vanuit de Trias-gedachte, wel zo gelukkig is dat de Raad voor de rechtspraak adviseert over wetgeving met een politiekmaatschappelijke lading.