Artikelen van Laura de Vito
Tijdschrift
NJB 13 (2018)
Constitutionele aardverschuivingen in het omgevingsrecht?
De Omgevingswet brengt een aantal constitutioneelrechtelijke verschuivingen met zich mee. Bij de voorbereiding van de wet lijkt de aandacht die is besteed aan flexibiliteit, slagvaardigheid en snelheid ten koste te zijn gegaan van de constitutioneelrechtelijke aspecten. Aan sommige verschuivingen worden in het geheel geen woorden gewijd. Zo is niet ingegaan op de gevolgen van de territoriale bevoegdhedenverschuiving, ondanks de mogelijke consequenties hiervan voor de onderlinge verstandhouding tussen provincies. Hetzelfde geldt ten aanzien van de verschuiving van autonomie naar medebewind, welke gevolgen heeft voor de gemeentelijke sturingsruimte en mogelijk tevens voor het subsidiariteitsbeginsel. Ten aanzien van andere verschuivingen, zoals de horizontale en verticale bevoegdhedenverschuiving, wordt wel ingegaan op de consequenties. Het staatsrechtelijk perspectief blijft echter onderbelicht.
Lees het hele artikel in Navigator.
Legitimatie van ontruimingen in het hedendaagse Europa en Zuid-Afrika onder Apartheid
Onder het Zuid-Afrikaanse Apartheidsregime werd, net als nu in Europa, een situatie geschapen waarin grote aantallen mensen als illegale vreemdelingen werden aangemerkt. Dit artikel brengt in kaart hoe, op basis van de status van illegale vreemdeling, mensen uit hun huizen konden en kunnen worden gezet omdat ze niet mogen wonen waar ze wonen. De hiervoor gegeven rechtvaardigingen worden gegroepeerd in enerzijds binnenlands ruimtelijk beleid (ruimtelijke ordening in het geval van Zuid-Afrika, openbare orde in het hedendaagse Europa), en anderzijds buitenlands ruimtelijk beleid, dat will zeggen migratierecht. Een laatste deel bespreekt waar de vergelijking tussen Zuid-Afrika onder Apartheid en het hedendaagse Europa zinvol is, en waar de parallel haar grenzen bereikt.
Lees het hele artikel in Navigator.
Reactie op de uitspraak van het Hof Den Bosch 31 januari 2018 (Heringa)
De Hoge Raad vond het onbegrijpelijk dat het Hof Arnhem bij diens uitspraak in de zaak-Heringa in 2015 de criteria voor euthanasie door een arts onverkort had toegepast op een situatie van hulp bij zelfdoding door een niet-arts. Het hof in Den Bosch kwam op 31 januari 2018 weliswaar met een heel andere uitkomst van de zaak en lijkt daarmee gehoor te hebben gegeven aan de opdracht van de Hoge Raad, maar gebruikt in feite dezelfde criteria als het Hof Arnhem om tot zijn oordeel te komen. Bovendien geeft het nauwelijks inzicht in de manier waarop het de ingebrachte argumenten weegt, wat jammer is met het oog op toekomstige zaken.
Lees het hele artikel in Navigator.
Wet donorgegevens wordt niet goed uitgevoerd
Het zou geen verschil moeten maken of men nu voor of na inwerkingtreding van de Wet Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting is geboren of verwekt. In beide gevallen moet een kind er aanspraak op kunnen maken dat hij bekend wordt met de identiteit van de verwekker.
Lees het hele artikel in Navigator.
Tijdschrift
NJB 28 (2015)
Een duurzame maatschappij, wat mag dat kosten?
Staat de ACM als vertegenwoordiger van het mededingingsbelang in of boven de maatschappij? Recente beoordelingen van publiek-private duurzaamheidsinitiatieven suggereren het laatste. In deze bijdrage wordt de positie van de ACM ten aanzien van dergelijke duurzaamheidsinitiatieven kritisch geanalyseerd aan de hand van de recente ‘kip van morgen’-kwestie. De positie van de ACM ten aanzien van duurzaamheidsinitiatieven is problematisch omdat binnen het toegepaste beoordelingsraamwerk geen ruimte bestaat voor maatschappelijke belangen die niet kwantificeerbaar zijn. De positie van de ACM is tevens onnodig omdat Europese rechtspraak ruimte biedt voor een breder beoordelingsmandaat. Deze bijdrage doet een aanzet voor de vorming van een bruikbaar alternatief model om met duurzaamheidsinitiatieven, zoals de ‘kip van morgen’-kwestie, om te gaan. Dit vereist een actieve bijdrage van zowel de ACM als de wetgever.
Meer of minder vrijheid van meningsuiting?
Geert Wilders stelde op een partijbijeenkomst in 2014 aan zijn achterban de vraag: ‘Wilt u in deze stad en in Nederland meer of minder Marokkanen?’ Na het ‘minder, minder’-geroep van de menigte beloofde hij: ‘Dan gaan we dat regelen’. In dit essay staat de vraag centraal of Wilders wegens deze uitspraken zal kunnen worden veroordeeld voor belediging van een groep mensen op grond van ras en/of het aanzetten tot haat en discriminatie. Gekeken wordt naar de delictsomschrijvingen. Waar zijn deze op gebaseerd en hoe worden ze uitgelegd? In hoeverre is de context van de uitlating en/of de functie van de verdachte van belang voor deze interpretatie? Ook worden de verschillen tussen de feiten die tijdens het eerste en het tweede proces Wilders aan de orde waren en zijn geanalyseerd. Tot slot worden de belangrijkste veranderingen die in de jurisprudentie na het eerste Wilders proces waargenomen kunnen worden beschreven, waarna een beeld kan worden gevormd over de verwachte uitkomst van het tweede proces Wilders.
Het recht op een zelfgekozen levenseinde
Waar in 2001 nog werd gediscussieerd over de vraag of de kersverse Nederlandse euthanasiewet inbreuk zou maken op het ‘recht op leven’ zoals neergelegd in artikel 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), kan anno 2015 de vraag worden gesteld of het Nederlandse verbod op hulp bij zelfdoding, inbreuk maakt op artikel 8 EVRM, dat volgens de jurisprudentie onder andere omvat: het ‘recht om zelf te beslissen hoe en wanneer te sterven’.
Kunst en recht
Op ‘Art Basel’ had een kunstenaar de letters INCOMPLETE in een zaal op de grond gelegd. Het waren houten letters, als ik me goed herinner. Ik overwoog de eerste twee letters op te rapen en in mijn zak te steken. Zou dat diefstal opleveren?