Artikelen van Kelly Pitcher
Tijdschrift
NJB 11 (2021)
Korte metten met politiegeweld?
Ongeoorloofd politiegeweld is een thema dat in het juridische domein de gemoederen bezighoudt. Het is tevens een ongemakkelijk thema. Een zeer menselijke reactie op dat ongemak is om weg te kijken of het gebeurde af te doen als ‘incident’ of ‘onregelmatigheid’, terwijl juist hier de symboolfunctie van de rechterlijke toets van groot belang is. In het recente overzichtsarrest maakt de Hoge Raad duidelijk dat aantijgingen van ernstig politiegeweld door de feitenrechter niet onbesproken mogen blijven, maar tegelijkertijd wordt verzuimd hiertegen krachtig stelling te nemen. Hierdoor rijst de vraag of feitenrechters dit probleem voldoende serieus zullen nemen, ook gelet op de gemengde signalen die van het recente arrest uitgaan. Ook als feitenrechters wel krachtig willen optreden, dan zijn hun handen grotendeels gebonden, nu de Hoge Raad uitdrukkelijk aanstuurt op strafvermindering en de feitenrechter weinig ruimte geeft zelf te bepalen wat een passend rechtsgevolg is. Strafvermindering doet echter niet in alle gevallen recht aan de belangen die op het spel staan.
Verkiezingsgeschillen in Nederland
Op 17 maart 2021 mocht het stemgerechtigde deel van de Nederlandse bevolking weer bepalen wie hem zal vertegenwoordigen in de Tweede Kamer. In Nederland beslist de Tweede Kamer in oude samenstelling over geschillen omtrent het verloop en de uitslag van de verkiezingen. De rechtmatigheid hiervan wordt beoordeeld tijdens het onderzoek van de geloofsbrieven. Een beroep op de rechter ontbreekt. Het arrest Mugemangango/België van het EHRM (10 juli 2020) zet dit stelsel onder druk. Bestaat er voor Nederland een noodzaak om het stelsel betreffende verkiezingsgeschillen te hervormen?
Foltering vóór het Folteringverdrag
De eindconclusie van het rapport van de commissie die de Nederlandse rechtshulp aan Argentinië in de zaak van Julio Poch onderzocht heeft in rechtsgeleerde kringen kritiek ondervonden. Die kritiek roept vragen op over ons rechtshulprecht, het legaliteitsbeginsel en de temporele werking van het Folteringverdrag. Deze vragen zijn niet alleen relevant voor de beoordeling van het Nederlandse optreden in de zaak Poch, maar ook omdat Nederland partij is bij vele multilaterale verdragen. Een goed begrip van de verschillende soorten verplichtingen die voor Nederland uit deze verdragen voortvloeien is noodzakelijk om aan die (zelfgekozen) verdragsverplichtingen te kunnen voldoen. Het internationaal recht is bepaald anders, en ingewikkelder, dan de criticasters het doen voorkomen.
Blinde vlek commissie-Joustra voor Adoptieverdrag
Op 8 februari 2021 heeft de Commissie onderzoek interlandelijke adoptie (commissie-Joustra) haar rapport overhandigd aan de Minister voor Rechtsbescherming. In het onderzoek stond centraal ‘de rol en verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid met betrekking tot interlandelijk adoptie van kinderen in ten minste de periode 1967-1998’, het jaar waarin voor Nederland het Haags Verdrag van 23 mei 1993 inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie (HAV) in werking trad. De Commissie besloot haar onderzoek uit te breiden tot de periode ná 1998, maar betrad daarmee een terrein, dat van het multilaterale verdragenrecht, waarmee zij niet vertrouwd was. Daardoor schieten zowel haar analyse van deze periode als haar aanbevelingen tekort.
De zorginstelling als verdienmodel voor criminele activiteiten
Een onlangs verschenen rapport schetst een ontluisterend beeld over de vermenging van de onder- en bovenwereld in de gezondheidszorg. Meer inzetten op toezicht en controle door verschillende instellingen is de reflex, maar wat ontbreekt is een reflectie op de achterliggende oorzaak van zorgfraude die veelal te herleiden is tot de zorgwetgeving die onnodig complex is vanwege halfbakken compromissen tussen regeringspartijen.
Tijdschrift
NJB 22 (2018)
Overgeleverd aan de wolven?
Bij de discussie over de toekomst van de kroongetuige in Nederland kunnen in ieder geval drie relevante, onderling samenhangende vragen worden onderscheiden. Namelijk: 1. wie willen we als samenleving als kroongetuigen inzetten?; 2. in welk type zaken willen we dat doen?; 3. wat zijn we bereid daar tegenover te stellen in termen van toezeggingen én bescherming? In deze bijdrage wordt nader gereflecteerd op deze vragen, mede aan de hand van de bevindingen uit het rechtsvergelijkend onderzoek naar de regelingen over en de praktijk van kroongetuigen in Nederland en een aantal andere landen, dat de auteurs onlangs verrichtten.
Lees het hele artikel in Navigator.
Invest-NL
De wetgever moet vooraf nadenken en zich uitspreken over de regels die moeten gelden bij de besteding van 2,5 miljard publiek geld door Invest-NL en niet de rechter achteraf opzadelen met de keuze voor publiekrechtelijke c.q. privaatrechtelijke normering en rechtsbescherming. Als de wetgever meent dat Invest-NL niet moet worden gehouden aan de publiekrechtelijke normen, waaronder de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, de Wet openbaarheid van bestuur en de Wet normering topinkomens en dat tegen het handelen van Invest-NL geen bestuursrechtelijke rechtsbescherming open hoeft te staan, dan dient dat in de wet zelf te worden geregeld.
Lees het hele artikel in Navigator
Stand van de wetenschap en praktijk verschillend beoordeeld
In het kader van de Zorgverzekeringswet kiezen advocaten bij geschillen over de verzekerde prestaties niet zoals voorgeschreven voor het bindend advies, maar voor de gang naar de civiele rechter. De vraag is waarom? Het bindend karakter van het advies zal een rol spelen, maar onderzoek van verschillende uitspraken van zowel de Geschillencommissie als de burgerlijke rechter leert dat de toetsingsnorm ‘de stand van de wetenschap en praktijk’, verschillend wordt uitgelegd, met alle consequenties van dien. Deze bijdrage bespreekt het verschil in interpretatie en de consequenties voor de verzekerde.
Lees het hele artikel in Navigator.
Uitstel van een Brexit verwijzing
Begin februari 2018 wilde een Amsterdamse kortgedingrechter de gedurfde stap zetten om twee prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de EU te stellen over de gevolgen van een Brexit voor het EU-burgerschap van Britse onderdanen in Nederland. Vanuit het perspectief van het Hof is het misschien beter dat de vragen uiteindelijk niet gesteld zijn, aangezien het Hof daarmee in een lastige positie zou zijn geplaatst en zich prematuur over zeer politiek-explosieve rechtsvragen zou hebben moeten uitlaten waarover nog onderhandelingen gaande zijn. Tegelijkertijd laten Ierse verwijzingen zien dat de aanstaande Brexit op bepaalde punten onzekerheden oplevert die nu al voor juridische problemen zorgen die niet kunnen wachten tot er een akkoord ligt.
Lees het hele artikel in Navigator.