Artikelen van Jurry Teunissen
Tijdschrift
NJB 23 (2022)
Decennia denken over Dexia
De afhandeling van de effectenleasezaken beloopt nu twintig jaar; de Hoge Raad heeft er meer dan vijftig arresten over gewezen. Afdoening via individueel maatwerk kan nog wel meer dan tien jaar duren. Dat is onaanvaardbaar: voor de afnemers, voor de andere belanghebbenden en voor de rechtspraak met haar maatschappelijke financiering. Mede om die reden heeft de rechtspraak een landelijk project opgezet, gericht op het uniform en efficiënt afdoen van effectenleasezaken. Dat kan de afhandeling aanzienlijk versnellen, maar de afdoening van alle resterende zaken per dossier is eigenlijk geen begaanbare weg meer. Een tweede collectieve regeling is noodzakelijk. Dat is in de eerste plaats aan de partijen, hetzij onderling hetzij met behulp van een stevige bemiddelaar. Zolang een nieuw collectief arrangement niet slaagt is de rechter aan zet. Om efficiënt tot uniforme rechtstoepassing te komen zou de rechtspraak een rechtspraakbreed overleg moeten organiseren.
Wat moet de maatstaf zijn voor executiegeschillen?
In de praktijk van de rechtspleging neemt het executiegeschil een prominente plaats in. Dagelijks worden bij voorzieningenrechters van rechtbanken kort gedingen gevoerd tot schorsing van de executie, gebaseerd op artikel 438 Rv. Daarnaast wordt in hoger beroep met grote regelmaat schorsing van de executie gevorderd via het incident van artikel 351 Rv. Vanaf 2002 is onzeker geworden welke maatstaf moet worden aangelegd in met name de incidenten tot schorsing. Eind 2019 heeft de Hoge Raad keuzes gemaakt. De maatstaf die geldt voor de incidenten ex artikel 234 en 235 Rv is definitief ook gaan gelden voor het incident tot schorsing ex artikel 351 Rv. Bovendien heeft deze maatstaf – behalve als het te executeren vonnis kracht van gewijsde heeft – de maatstaf vervangen die vanaf 1983 gold voor het kort geding tot schorsing ex artikel 438 Rv. Die keuzes hebben weinig positieve, deels zelfs onaanvaardbare gevolgen. Dat roept de vraag op waarom dat zo is en wat de maatstaf voor executiegeschillen dan wel moet zijn.
Goed franchisegeverschap, meer dan redelijk en billijk?
Artikel 7:912 BW bepaalt dat de franchisegever zich als een goed franchisegever moet gedragen. Onderhandelingen tussen franchisegever en franchisenemer worden nog te vaak afgedaan op algemeenheden, het belang van vertrouwen en het platte uitgangspunt dat je in onderhandelingen in het midden moet uitkomen. Alleen met de corrigerende werking, voor- en achteraf, van goed franchisegeverschap zal artikel 7:912 BW de beoogde versterking van de positie van de franchisenemers ten opzichte van de franchisegever gaan opleveren. Goed franchisegeverschap betekent dan werkelijk een versteviging van de formulestructuur die de franchisegever mede tot stand brengt en ondersteunt.
Het lastverbod en de noodzaak tot rechterlijke terughoudendheid bij conflicten tussen politici
Hoewel het in de Volt-zaak om een geschil tussen politici gaat, is de political question-doctrine niet direct relevant. Wel van belang is dat het geschil zich afspeelt in een autonome politieke sfeer, waarbij rechterlijk ingrijpen alleen kan worden gerechtvaardigd met het oog op het waarborgen van publiekrechtelijke normen. In deze zaak was daarvan geen sprake. Hoe weinig fraai het optreden van Volt in deze kwestie ook was, het was niet aan de rechter om daar iets tegen te doen.
Naschrift
De (op zichzelf goede) argumenten die volgens But & Geertjes tegen rechterlijk ingrijpen in de Volt-zaak pleitten, lijken veeleer argumenten die de Amsterdamse voorzieningenrechter bij zijn inhoudelijke beoordeling en te maken belangenafweging had dienen te betrekken. Deze argumenten hadden tot een inhoudelijke afwijzing van de vorderingen kunnen (en misschien ook wel moeten) leiden. Van een geschil waarover de rechter zich in het geheel niet mag uitspreken, was echter geen sprake.
Tijdschrift
NJB 27 (2019)
Liever advocaten
De maatschappelijke kosten van echtscheidingen waarbij ouders jarenlang de strijd met elkaar aanbinden en waarbij de kinderen onnoemelijk veel leed wordt berokkend, zijn te hoog. Sinds 2015 worden er plannen gemaakt voor vernieuwing van de echtscheidingsprocedure. In deze plannen leeft in hoge mate de gedachte dat het goed zou zijn om de rol van advocaten in de echtscheidingsprocedure sterk te verminderen. Deze gedachte berust echter op misvattingen, terwijl de instanties die advocaten zouden moeten vervangen niet geschikt zijn om de schadelijke gevolgen van echtscheidingen te doen verminderen. Dit artikel gaat over de plannen voor de echtscheidingsprocedure, over het ontbreken daarin van een rol voor advocaten en over de vraag wat de rol van hen zou moeten zijn.
Lees het hele artikel in Navigator.
De Handreikingen Kindermishandeling van het Openbaar Ministerie
De procedures en aanbevelingen die in twee handreikingen van het Openbaar Ministerie ‘Samenwerken bij strafbare kindermishandeling’ en ‘Praten met kinderen bij mogelijk seksueel misbruik’ worden beschreven zijn niet alleen onwetenschappelijk en onpraktisch, maar zelfs onethisch tegenover de kinderen in kwestie. De handreikingen dienen niet het belang van het kind. De auteurs doen daarom een aantal aanbevelingen voor verbetering van de procedures rond het interviewen van kinderen bij vermoedelijk (seksueel) misbruik.
Lees het hele artikel in Navigator.
Naar een geïntegreerde aanpak van huiselijk geweld
Huiselijk geweld is een veelvoorkomend probleem met schadelijke gevolgen. Niet alleen strafrechtelijke, maar ook familierechtelijke aspecten kunnen een rol spelen, zoals een echtscheiding en/of een ondertoezichtstelling. In Rotterdam vindt sinds afgelopen najaar een pilot plaats waarbij dit soort zaken, in navolging van integrated domestic violence courts in New York, op een geïntegreerde manier worden behandeld. Men streeft ernaar dat één rechter zich buigt over zowel de strafrechtelijke als de familierechtelijke aspecten. Dit artikel beschrijft de Rotterdamse pilot en een eerste indruk van de ervaringen daarmee tegen de achtergrond van een in 2016 uitgevoerd rechtsvergelijkend en empirisch onderzoek. De Rotterdamse pilot is onder meer interessant, doordat deze deel uitmaakt van een bredere opkomst van maatschappelijk effectieve rechtspraak. Ook hier kan een trans-Atlantische voorloper worden ontwaard, namelijk in de vorm van problem-solving justice. Het artikel beoogt deze ontwikkelingen in de Nederlandse rechtspraak, en in het bijzonder de geïntegreerde aanpak van huiselijkgeweldzaken, in een breder perspectief te plaatsen.
Lees het hele artikel in Navigator.
Franchisewet nu of nooit
Vorig jaar schreef de auteur in dit blad (NJB 2018/1761) over de komende Franchisewet. De Nederlandse Franchisecode (NFC) en het daarop geënte wetsvoorstel van oud-minister Kamp waren vlak voor de haven gezonken. Een reddingsboei was geworpen in de vorm van de opdracht aan de wetgever om te zorgen voor aanvullende wetgeving op het gebied van franchise om de positie van franchisenemers te versterken. Inmiddels is de consultatie over een nieuw conceptwetsvoorstel achter de rug. Op de consultatie is goed georganiseerd gereageerd en dat bevestigde opnieuw dat Nederland is verdeeld in twee kampen. Dat plaatst de wetgever opnieuw voor dilemma’s.
Lees het hele artikel in Navigator.
Tijdschrift
NJB 33 (2018)
Na een reset van KEI ook een reset voor het burgerlijk procesrecht in vorderingszaken?
Het project KEI is volgens de Raad voor de Rechtspraak aan een ‘reset’ toe. Oud vice-president van de Raad van State, mr. H.D. Tjeenk Willink, pleit voor een herbezinning van de rol van de rechter. Dit komt de auteur dezes voor als het natuurlijke moment om ook de functie en invulling van het burgerlijk procesrecht tegen het licht te houden.
Lees het hele artikel in Navigator.
Tattoos
Deze bijdrage staat in het teken van (zichtbare) tattoos bekeken vanuit een juridisch perspectief. Uiteengezet wordt of het aan banden leggen van (zichtbare) tattoos door werkgevers een beperking is van algemeen geldende grondrechten, waarna wordt bezien of werkgevers een inbreuk op deze grondrechten mogen maken en in welke omstandigheden dat het geval is.
Lees het hele artikel in Navigator.
Bescherming franchisenemers op komst
Met de aankondiging dat wetgeving wordt voorbereid om franchisenemers beter te beschermen wordt opnieuw een poging gedaan de (rechts)verhouding tussen franchisegever en franchisenemers te stabiliseren. Daartoe is nodig dat de positie van de franchisenemer wordt versterkt. Of de roep van franchisenemers om ongelijkheidscompensatie door normatieve regels zal worden verhoord is onduidelijk want het principe van contractsvrijheid zal vérgaand worden geëerbiedigd.
Lees het hele artikel in Navigator.
Schuldindustrie is opeenstapeling van perverse prikkels (reactie)
In haar bijdrage ‘Wie zijn schulden betaalt verarmt echt niet?’ legt mr. L.C. Heuveling van Beek de vinger op de zere plek. In de schuldindustrie zijn er veel perverse prikkels die leiden tot een stapeling van kosten bij de debiteur. Haar voorgestelde oplossing introduceert echter een perversiteit zonder weerga.
Lees het hele artikel in Navigator.
De schuldenaar werkelijk centraal?
‘Een perversiteit zonder weerga’, ‘maatschappelijk verantwoord incasseren is alleen (cursivering HvB) dan duurzaam mogelijk, als het is verankerd in het business model van een onderneming’ en ‘debiteur centraal’. Dat zijn grote woorden.
Lees het hele artikel in Navigator.
Tijdschrift
NJB 18 (2017)
Het PIP-schandaal voor het HvJ EU en de constitutionalisering van private regulering
Met een aantal recente arresten van het Hof van Justitie van de EU worden standaardisatie en certificatie binnen de werkingssfeer van het Unierecht getrokken daar waar zij de Europese interne markt raken. Aldus worden deze vormen van private regulering onderworpen aan fundamentele beginselen van het Unierecht. Deze trend van constitutionalisering was onvermijdelijk. Bij een groter wordende invloed van private standaardisatie en certificatie in het publieke domein past ook een grotere mate van publieke verantwoording. Deze ontwikkeling brengt enerzijds het risico met zich dat vormen van standaardisatie en certificatie die oorspronkelijk bedoeld zijn als een alternatief voor overheidsregulering, geleidelijk karaktertrekken van juist die regulering krijgen. Vanuit het perspectief van rechtsbescherming is dat anderzijds ongetwijfeld winst. Het nationale privaatrecht is het terrein waarbinnen deze constitutionalisering in de eerste plaats zijn impact heeft en de rechtsbescherming zijn beslag moet krijgen.
Lees het hele artikel in Navigator.
Het ‘wettelijk haakje’ van de Nederlandse Franchise Code
Het wetsvoorstel dat de Nederlandse Franchisecode van een wettelijke ‘haakje’ voorziet, doet dat door aan Boek 7 BW een bijzondere regeling voor de franchiseovereenkomst toe te voegen die een wettelijke basis biedt om bij AMvB een gedragscode aan te wijzen tot nadere invulling van de regels. Los van de inhoud van de code, roept het op deze wijze creëren van een ‘benoemde overeenkomst’ in het privaatrecht principiële vragen op. Komt dit wetsvoorstel de kwaliteit van regelgeving ten goede en is het de beste oplossing voor de branche? In dit artikel wordt de staatsrechtelijke en privaatrechtelijke context onderzocht en wordt de mogelijkheid van een standaardregeling in de zin van artikel 6:214 BW nader bekeken. Ook wordt het wetsvoorstel vergeleken met de wettelijke verankering van de corporate governance code.
Lees het hele artikel in Navigator.
De NFC
In mei 2016 schreef ik in dit blad over de Nederlandse Franchisecode (NFC),2 de moderne zelfregulerende gedragscode voor de franchisesector. De NFC heeft als doel om de belangenbehartiging van franchisenemers en franchisegevers in evenwicht te brengen. Ik wees op de achtergrond, het karakter en de effectiviteit van de code. Zonder wetgeving is de effectiviteit nihil. Er is kritiek op de NFC: de effectiviteit van de NFC zou nihil blijven met wetgeving. Daarom zou wetgeving, die de NFC verplicht, moeten worden voorkomen. Nu ligt een wetsvoorstel voor om de NFC verplicht te stellen.
Lees het hele artikel in Navigator.
Tijdschrift
NJB 20 (2016
Big data datamining door de politie
Politiële datamining wordt anno 2016 al ingezet als opsporingsmethode en echte Big Data-datamining is in opkomst. Deze ontwikkeling roept op tot nadere discussie over de aard, omvang, regulering en begrenzing van deze opsporingsmethode. Tot op heden is hier binnen het strafvorderlijk kader nauwelijks sprake van. Deze discussie is urgent, lering kan worden getrokken uit een soortgelijke discussie die zich al heeft voltrokken in verband met de bevoegdheden van de inlichtingendiensten. Want ook in het strafvorderlijk kader is de tijd rijp voor een democratisch wetgevingsproces om politieel (Big data) datamining te reguleren.
Lees het hele artikel in Navigator.
Citizen at the gates?
Sinds enige tijd maken gelote burgertoppen enige furore in Nederland, deels onder de naam G1000 en vaak onder verwijzing naar het werk van David Van Reybrouck. Gezamenlijk kunnen al deze initiatieven worden aangeduid als de G1000-beweging. Op de probleemanalyse van de G1000-beweging valt het nodige aan te merken, en dat is al vaak gebeurd. In dit artikel wordt het kennelijk succes van gelote burgertoppen echter als een voor het staatsrecht interessant gegeven op zichzelf genomen. Wat voor soort democratie staat de G1000-beweging voor? Waar sluit het aan op de democratische concepten waarop het staatsrecht is geïnspireerd en waar juist niet? Wat zijn, vanuit deze theoretische exercitie, mogelijke aanpassingen?
Lees het hele artikel in Navigator.
De NFC: zelfregulering of discussiedocument?
De Nederlandse Franchisecode (NFC) is een zelfregulerende gedragscode voor de franchisesector en is tot stand gekomen in overleg tussen vertegenwoordigers van franchisegevers en franchisenemers. De NFC heeft als doel om de belangenbehartiging van franchisenemers en franchisegevers in evenwicht te brengen en te houden in het kader van hun onderlinge samenwerking. Dat evenwicht was en is niet vanzelfsprekend gezien de machtsverhoudingen en het gebrek aan franchisespecifieke regelgeving. De NFC bevat moderne opvattingen over goed franchisenemer- en franchisegeverschap en beoogt de nodige waarborgen te bieden voor transparantie, integriteit en overleg. De NFC is een consensusdocument. In afwachting van wetgeving die tot een verplicht gebruik ervan dwingt, zijn franchisegevers en franchisenemers op zoek naar het belang van de NFC.
Lees het hele artikel in Navigator.
De publiek-publieke en publiek-private samenwerking ter bestrijding van faillissementsfraude
Voor de bestrijding van faillissementsfraude is het nodig dat de betrokken publieke en private partijen samenwerken. Denk daarbij aan handhavingspartners en slachtoffers. Dit vereist de bereidheid om verder te kijken dan het eigen belang. Vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid dient creatief te worden gezocht naar mogelijkheden om aanwezige informatie te delen, te analyseren en te komen tot een gecoördineerd optreden. De kracht van de samenwerking wordt bepaald door de zwakste schakel. In dit artikel worden verschillende initiatieven op dit terrein besproken. Bovendien wordt aangegeven wat nodig is voor een succesvolle samenwerking.
Lees het hele artikel in Navigator.
Rechters, ga te rade bij een goede dokter
Waarom doen rechters uitspraken die zo in tegenspraak zijn met de intentie van de Nederlandse wetgever en met de Europese verplichting de btw-vrijstelling te beperken tot aanbieders van gezondheidszorg op voldoende niveau? Op basis van argumenten die stuk voor stuk door willekeurig welke medicus kunnen worden ontzenuwd, concluderen rechters snel en lichtvaardig tot fiscale neutraliteit voor alternatieve genezers als magnetiseurs, stoorvelddiagnostici, Gestalttherapeuten en acupuncturisten.
Lees het hele artikel in Navigator.
Blog
De NFC. Zelfregulering of formele wetgeving?
In woelige wateren is het beloofde wettelijke anker geworpen. De Nederlandse Franchisecode ligt vast. De rechtsverhouding tussen franchisegever en franchisenemers kan worden gestabiliseerd.